(23)
Jezus' model voor het discipel maken van families en volken – met de Vader
Als we effectieve getuigen willen zijn en Jezus helpen bij het binnenbrengen van zijn schapen vanuit elke familie en etnische groepering, dan moeten wij op hem lijken als het gaat om het hebben van een intieme relatie met de Vader,- hem kennen en door hem gekend zijn. Het is onze relatie met de Vader die ons in staat stelt om mensen binnen te leiden in een nieuw soort gemeenschap. Jezus volgen en God gehoorzamen als onze Vader zoals hij deed, betekent niet hen binnenleiden in een nieuwe hiërarchische, patriarchale maatschappij. Het betekent veeleer mensen wegleiden vanonder de macht van de patriarchale ‘schaapshoven’ van familie, en religieuze en etnische groeperingen. Maar eerst moeten we hen benaderen door Jezus, de ‘deur’. Dat houdt in dat we moeten proberen de structuur en het leiderschap binnen de ‘schaapshof’ die we betreden te begrijpen en te respecteren. Anders worden we wellicht aangezien voor ‘dieven of rovers’, of al weer zo’n religieuze venter. Eenmaal in de nieuwe multiculturele ‘kudde’ echter, betekent gehoorzaamheid aan de Vader het leren uitoefenen van autoriteit en het maken van vrije keuzes in het dienen van elkaar,- als volwassen zonen en dochters. Dat is geen afwijzing van onze cultuur en familieverbanden, maar de ontwikkeling van een nieuwe relatie met hen, die niet gebaseerd is op onderdanigheid, maar op respect. – Liza Ryan (Canada/VS)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: Johannes 10:15,17, 18
Schriftgedeelte: Joh. 9:39 - 10:19
Introductievideo duur: 00:50
SCHRIFTGEDEELTE
Jezus zegt: ‘Tot een oordeel ben ik in deze wereld gekomen, zodat zij die niet zien, gaan zien en die zien blinden worden!’ ·Dat horen sommigen van de Farizeeërs die met hem zijn, en zij zeggen tot hem: ‘Zijn ook wij blinden?- nee toch!’ ·Jezus zegt tot hen: ‘Waren jullie maar blind, dan zouden jullie geen zonde hebben. Maar nu jullie zeggen: “Wij kunnen zien” is jullie zonde iets blijvends! ·Vast en zeker is het, zeg ik jullie:
(1) ‘Wie niet door de poort de hof van de schapen binnengaat, maar ergens anders inklimt, die is een dief, een rover. ·Maar wie door de poort komt, is de herder van de schapen. ·Voor hem doet de poortwachter open en de schapen horen naar zijn stem. Hij roept zijn schapen bij name en leidt ze naar buiten. ·Wanneer hij zijn schapen alle naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor ze uit; en de schapen volgen hem, omdat ze zijn stem kennen. ·Maar een vreemde volgen ze beslist niet, nee, ze zullen voor hem vluchten omdat ze de stem van zo’n vreemde niet kennen.’
In deze beeldspraak zegt Jezus het hun, maar zij herkennen niet wat het is dat hij tot hen heeft gesproken. ·Dan zegt Jezus weer: ‘Vast en zeker is het, zeg ik jullie dat ik voor de schapen de poort ben. ·Allen die voor mij zijn gekomen zijn dieven en rovers, maar aan hen gaven de schapen geen gehoor. ·Ik ben de poort. Als iemand door mij binnenkomt zal hij behouden zijn, en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.’
(2) ‘De dief komt voor niets anders dan stelen en slachten,- om verloren te laten gaan. (Ik kom opdat zij leven hebben en overvloed hebben. ·Ik ben de goede herder.) De goede herder zet lijf-en-ziel in voor de schapen. ·Maar de huurling, die geen echte herder is, van wie het de eigen schapen niet zijn, laat de schapen achter en slaat op de vlucht als de wolf komt, en de wolf grijpt ze en drijft de schapen uiteen. ·Hij vlucht omdat hij een huurling is en zich niet bekommert om de schapen.’
‘Ik ben de goede herder: ik ken de mijne en de mijne kennen mij – ·zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken – en ik zet lijf-en-ziel in voor de schapen.’
(3) ‘Nog andere schapen heb ik die niet van deze schaapshof zijn. Ook die moet ik buiten leiden als ze horen naar mijn stem; en het zal worden één kudde, één herder.’
‘Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik mijn lijf-en-ziel inzet, om die ook weer terug te nemen. ·Niemand neemt haar van mij af, nee, ikzelf zet haar in, uit mijzelf. Ik heb volmacht om haar in te zetten, ik heb ook volmacht om haar weer terug te nemen. Dit gebod heb ik aan de zijde van mijn Vader ontvangen.’ ·Er ontstaat dan opnieuw scheuring onder de Judeeërs vanwege deze woorden. (Johannes 9:39-10:19 GH)
MEDITATIE
Deze gelijkenis heeft wel wat van een film. De eerste scène (1) vertelt het midden van het verhaal, dan krijgen we een flashback naar het begin (2); maar het verhaal is nog niet echt duidelijk tot we de laatste scène (3) bekijken. Als Jezus spreekt over ‘ieder’ die een ‘schaapshof’ binnengaat door hem als ‘de Poort’ (scène 1), dan heeft hij de tijd voor ogen wanneer zijn discipelen de ‘herders’ zullen zijn door wie hij, ‘de Goede Herder’, de ‘andere schapen’, die tot andere schaapshoven behoren, samen zal roepen in één kudde[i] (3). In de middelste scène (2), de flashback, zijn de discipelen nog ‘schapen’ – in hun eigen ‘schaapshof’ – als Jezus (de Goede Herder) binnenkomt om hen leven te brengen.
Dus de ‘kudde’, geleid door Jezus, staat voor de kerk; en deze is opgemaakt uit ‘schapen’ uit verschillende ‘schaapshoven’, die staan voor de families en stammen in Israël en alle andere volken. De gelijkenis daagt ons, Jezus' discipelen, uit om herders te worden die op hem lijken en niet op de ‘poortwachters’ en ‘huurlingen’ onder wie we opgroeiden in onze families en etnische groeperingen. Daarom spreekt hij eerst over zichzelf als de Poort. Want onder zijn toehoorders zijn zowel zijn discipelen, als ook een aantal plaatselijke Judese Farizeeërs,- religieuze leiders wier collega’s zojuist een genezen blinde man in het nauw hebben gedreven en zijn ouders hebben geïntimideerd. (Joh. 9:22-34).
Dus hoe worden wij, Jezus' volgelingen (schapen), geestelijke leiders (herders) zoals hij? Allereerst moeten we mensen benaderen met het Evangelie zoals Jezus dat deed, door respect te tonen voor hun maatschappelijke groepering (schaapshof). Jezus wil dat wij welkom zijn en dat er naar ons geluisterd wordt, in plaats van genegeerd en vermeden te worden als een ‘vreemde’ of een ‘dief’ (die de ‘poortwachter’ vermijdt door over het hek ‘te klimmen’ om te ‘stelen en verloren te laten gaan’), omdat de beloofde zegen die hij kwam brengen voor hele families en volken is, en niet alleen voor individuele personen (Gen. 22:18; Gal. 3:8). Als ‘de Poort’ is hij ook degene door wie God elke familie en elk volk gemaakt heeft, en hun ‘overheden en machten’. En ‘in hem’ worden alle maatschappelijke structuren samen gehouden (Hand. 17:26; Kol. 1:15-17, Med.#31). En dus zijn er in elk volk (schaapshof) mensen die Jezus als de ‘zijne’ (schapen) beschouwt; omdat zij, hoewel ‘verloren’, niettemin zoeken God te vrezen, hun geweten te volgen en het juiste te doen (Hand. 10:34-35; Rom. 2:6-15).
Een voorganger in de binnenstad van Chicago zag dat er veel ontwrichte en gebroken gezinnen waren in zijn buurt. En hij realiseerde zich dat als hij wilde dat individuele bekeerlingen ‘volwassen werden’ en ‘(gezonde) Christelijke gezinnen vormden’ hij zich ‘niet slechts op één persoon, maar op drie generaties’ moest richten. Wanneer vrouwen en kinderen uit zulke gezinnen Jezus begonnen te volgen en naar de kerk en de zondagsschool kwamen dan ‘legde hij daarover verantwoording af aan de vaders’ die niet naar de kerk kwamen. Hij ging op bezoek bij de hoofden van deze gezinnen en vroeg hun inbreng: welke veranderingen zouden zij graag zien in het gedrag van hun kinderen? Met de belofte over zulke zaken te preken, kwam hij later terug om te zien of de ‘vaders positieve veranderingen te melden hadden’. In plaats van als bedreiging gezien te worden door deze ‘poortwachters’ van het gezin, waren zij blij met zijn invloed en begonnen velen van hen zelf ook naar de kerk te komen.[ii]
Als we Jezus beschouwen als ‘de Poort’ dan zullen wij ook zijn voorbeeld volgen in de manier waarop wij mensen ‘roepen’, en dan ‘voor hen uitgaan’ terwijl zij hem leren volgen. Maar het begin van Jezus’ gelijkenis impliceert dat dit niet automatisch gebeurt. Wij reproduceren wellicht onbewust veel van de vertrouwde gedragspatronen van de leiders onder wie wij in onze maatschappelijke groeperingen opgroeiden,- die God had aangesteld als onze ‘voogden’ (‘huurlingen’) tot de komst van Jezus (Med.#4). De manier om herders zoals Jezus te worden is om te leren kiezen om te doen wat hij deed: het onderhouden van een hechte relatie met de Vader, door hem te kennen en door hem gekend te zijn. Ook wij worden zijn volwassen zonen en dochters als Jezus ons uitleidt om ‘te weiden’. Niet langer onderworpen aan de begrenzing van een schaapshof kunnen we veilig met hem iedere schaapshof in- en uitgaan (ook onze eigen), zonder onder de bevoogdende macht van de poortwachters te komen. Dat is het overvloedige leven in de Heilige Geest dat Jezus kwam brengen. En in de Geest van Jezus kunnen we onze Vader vragen om begrip: om te weten wat hij aan het doen is in het leven van de mensen naar wie hij ons leidt, en hoe we respect kunnen tonen voor hun groepscultuur zoals hij deed[iii],- als we hen roepen, leiden en bekrachtigen om zelf ook herders te worden onder hem, de ‘Opperste Herder’ (1 Pet. 5:2-3).
Door tijd door te brengen met zijn Vader kon Jezus ook diens plan voor het afrekenen met de Vijand (de wolf) omarmen. Hij werd niet gekruisigd omdat aardse machten besloten zijn leven te nemen, maar omdat hij als een volwassen Zoon er voor koos zijn leven af te leggen. En toen hij het weer opnam, oefende hij ook zijn autoriteit uit,- om zijn discipelen te bekrachtigen in hun eigen volwassen relatie met de Vader door de Geest, zodat zij met hem tot andere volken zouden kunnen gaan en hen tot discipelen zouden maken. Net als Jezus zijn ook wij geroepen om ‘ons leven af te leggen’ voor onze broers en zussen (Med.#54). Maar vanuit mijn familie en kerkelijke cultuur leerde ik om een soort redder en een ‘help-a-holic’ te zijn. Misschien komt dat je bekend voor. Dus ik heb de noodzaak moeten erkennen om tijd door te brengen aan mijn Vaders zijde, net zoals Jezus deed, om zeker te weten dat ik handel op zijn aandringen, met autoriteit als zijn zoon, en niet onder druk van andere mensen of mijn eigen neigingen. En ik zie nog duidelijker hoe belangrijk het is om mijn autoriteit uit te oefenen in het weer opnemen van mijn leven met de Vader nadat ik iemand geholpen heb,- zodat ik mijn identiteit niet vind in het zijn van een helper, en zodat degene die ik geholpen heb niet afhankelijk van mij wordt.
Hoe is jou geleerd om mensen te benaderen, te roepen en tot Jezus te leiden? Wiens voorbeeld volg jij? Groei jij op tot een herder zoals hij? Of denk je nog steeds over jezelf als slechts zijn schaapje?
HET WOORD BIDDEN
Vader, u hebt mij lief, zoals u Jezus hebt liefgehad. Moge ik, geworteld en gegrond in uw liefde, sterk genoeg zijn om samen met alle heiligen te bevatten, te verkondigen en te laten zien hoe breed, lang, hoog en diep de alles te boven gaande liefde van Christus werkelijk is. (Joh. 17:23; Ef. 3:17,18)
Vader, geef mij de Geest van wijsheid en openbaring, opdat ik u beter mag kennen, en mag weten wat de rijkdom is van de heerlijkheid van uw erfdeel,- ten einde anderen daarin te leiden, in het bijzonder hen die nog steeds God vrezen en die zoeken het juiste te doen, ondanks hun slechte ervaringen met de ‘vreemden’, ‘huurlingen’ en ‘dieven’ die tot hen kwamen in uw naam. (Ef. 1:17,18; Hand. 10:35; Joh. 10:5,8,12)
Moge ik Jezus openbaren aan de mensen die u mij gegeven hebt, Vader. Behoedt hen door de kracht van uw naam voor de boze. Voor hen heilig ik mijzelf, zoals Jezus deed, opdat ook zij heilig en volwassen mogen leven met u. (Joh. 17:6,11,15,19)
VOETNOTEN
[i] In de Griekse tekst duidt een schaapshof [aulee] op een afgebakende ruimte omsloten door een muur of een omheining (met een poort), terwijl een kudde [poimne] slechts gedefinieerd wordt door de relatie met de herder [poimeen] en door wat de schapen doen,- weiden [poimaino].
[ii] Ray Bakke, The Urban Christian, Bromley, MARC Europe 1987, blz. 105 (Hoofdstuk 5).
[iii] Om te zien hoe Jezus de ‘schapen’ van een andere etnische groep benaderde, zie Med.#3 en het artikel over hoe ik leerde om deze tekst toe te passen in het benaderen van onze Marokkaanse (Moslim) buren. Voor hoe Jezus het hoofd bood aan de poortwachters van zijn eigen familie en volk in de autoriteit van de Geest, zie Med.#26. Voor meer over de Vader en kerkleiders, zie Hoofdstuk 9.