Dingen die ik geleerd heb tijdens het schrijven van deze meditaties
Het verhaal van de Bijbel vanuit het perspectief van God als âonze Vaderâ
I. De belangrijkste openbaring over God als âVaderâ in het Nieuwe Testament is dat hij âonze Vaderâ isÂ
II. Het verhaal van de Bijbel begint met God die zichzelf openbaart als âVaderâ aan het volk IsraĂ«lÂ
III. De nieuwe dingen die God aan de Joden openbaarde over zichzelf als âVaderâ door JezusÂ
IV. De laatste fase van het menselijke verhaal in de Bijbel, in relatie tot de Vader en tot JezusÂ
Conclusie: waarom dit alles belangrijk is voor het Goede Nieuws dat we verkondigen
I. De belangrijkste openbaring over God als âVaderâ in het Nieuwe Testament is dat hij âonze Vaderâ is   Â
Het eerste dat ik van de apostel Paulus leerde, is dat het op een diepere manier kennen van God als Vader, door Jezus de Messias, openbaring vereist; want het gaat om het  begrijpen van nieuwe dingen over Gods eeuwige voornemen voor menselijke wezens die hij verborgen had gehouden totdat Jezus kwam. Dus begon ik met het bidden van een persoonlijke versie van het gebed dat Paulus bad over de gelovigen aan wie hij schreef in zijn brief aan de EfeziĂ«rs (Ef. 1:17-21 PH, Med.#1), als volgt: Â
God van onze Heer Jezus Christus, Vader der heerlijkheid, schenk mij de Geest van wijsheid en openbaring tot volle kennis van u. ·Verlicht de ogen van mijn hart zodat ik zal weten: Â
-welke de hoop is waartoe u mij roept; Â
- en wat de rijkdom is van uw heerlijk erfdeel onder de heiligen;  Â
- ·en wat de allesovertreffende grootheid is van uw macht aan ons die geloven... ·die u gewerkt heeft in de Messias toen u hem opwekte uit de doden en deed zetelen aan uw rechterhand onder de hemelse wezens, ·hoog boven alle overheid en gezag, alsook macht en heerschappij⊠in deze eeuw; en ook in de toekomende.
Paulus begreep dat God wil dat wij âhemâ kennen als âVader der heerlijkheidâ. Maar als we afhankelijk zijn van menselijk begrip, alleen gebaseerd op de rede en onze eigen onbewuste culturele perspectieven, dan zal dit nooit gebeuren. Als we op deze manier God willen leren kennen als onze Vader, hebben we de wijsheid en openbaring nodig die de Heilige Geest ons geeft terwijl we de Bijbel lezen. Want het krijgen van deze openbaring gaat over de hoop die we kunnen hebben, vanwege de âroepingâ van onze Vader op ons leven,- zowel voor deze eeuw als voor de toekomende. Het gaat ook over het leren kennen van de rijkdom van het heerlijk erfdeel dat onze Vader heeft gegeven aan allen (âde heiligenâ) die ook hun geloof gesteld hebben op zijn Messias. En het gaat over hoe hij op een nieuwe manier een Vader voor ons is geworden door de macht die hij werkte voor ons,- door het opwekken van de Messias uit de dood en hem vervolgens te doen zetelen âhoog boven alle overheid en gezag, macht en heerschappijâ waar wij ooit onder geleefd hebben of zullen leven in deze tijd.  Â
1.1. God als âVaderâ in de eerste regels van de Nieuwtestamentische brieven en in Jezus' gelijkenissenÂ
Een van mijn eerste ontdekkingen in dit project was hoe alle 22 Nieuwtestamentische brieven, op drie na, beginnen met een primaire verwijzing naar God als âonze Vaderâ, of als âVader Godâ [Gr. theou patros], of als âde Vaderâ [Gr. tou patros]. Slechts twee brieven (HebreeĂ«n en Openbaringen) beginnen met een primaire verwijzing naar God als Jezusâ Vader (âzijn Vaderâ) (Med.#9).[1] Evenzo wordt hij in de bijna 200 directe verwijzingen naar God als âVaderâ in de evangeliĂ«n en Handelingen, ook door Jezus, voornamelijk aangeduid als âde Vaderâ,- 92 keer. Vergelijk dit met de 50 keer dat Jezus of iemand anders spreekt over God als âVaderâ voor hem (âmijn/zijn Vaderâ) en met de 41 keer dat God specifiek wordt geĂŻdentificeerd als âonze Vaderâ op een bepaalde manier.
De meeste van deze laatste verwijzingen staan in MattheĂŒs en Lucas (37),- zoals waar Jezus rechtstreeks tot zijn Joodse discipelen over God spreekt als âjullie Vaderâ (22x). Of wanneer hij indirect, in de vorm van een gelijkenis, tot zijn toehoorders spreekt over God als hun Vader (12x). Dus het algemene idee dat de Bijbel alleen de taal van de menselijke metafoor gebruikt wanneer hij over God als âVaderâ spreekt, is gewoon niet waar! Ja, Jezus vergelijkt God met een menselijke vader in sommige van zijn gelijkenissen (zie Med.#20 en Med.#21). Maar in de overgrote meerderheid van de gevallen waar Jezus verwijst naar God als onze Vader, spreekt hij over wie God is, niet alleen waar hij op lijkt. Dit is ook het geval in de hele Bijbel. Zulke metaforische verwijzingen komen slechts voor in 5 van de 19 directe verwijzingen naar God als âVaderâ in de Tenach (Oude Testament),[2] en in slechts 16 van de 276 directe verwijzingen in het Nieuwe Testament. De apostel Paulus draait deze algemene theologische gedachte zelfs om door over God te spreken als âde Vader aan wie alle vaderschap op aarde de naam ontleentâ (Ef. 3:14b-15 PH, Med.#6). Of zoals een van mijn studenten het samenvatte: We moeten niet zeggen âGod is Vaderâ, maar eerder âVader is Godâ!    Â
VOETNOTEN
[1]Â De enige NT brief waarin God niet rechtstreeks als âVaderâ wordt genoemd, is degene die we kennen als 3 Johannes (Med.#75).
[2]Â In ten minste Ă©Ă©n van deze teksten ligt de nadruk eigenlijk op hoe verschillend hij is van de meeste menselijke vaders (Ps. 103:13;Â Med.#B).Â
1.2. God als âVaderâ in de BergredeÂ
Een tweede ontdekking betreft de 17 directe verwijzingen naar God als âVaderâ in het verslag van MatteĂŒs van âde Bergredeâ (Med.#11-16). In slechts één daarvan verwijst Jezus naar God als âmijn Vaderâ, terwijl hij de andere 16 keer verwijst naar hem als âVaderâ van zijn Joodse discipelen,- en nog drie keer als je ook de parallelle passages in Lukasâ evangelie meerekent. Toen ik keek naar de Griekse voornaamwoorden die verband houden met deze verwijzingen in MattheĂŒs naar God als âuw Vaderâ, merkte ik iets anders op dat verborgen is in veel Nederlandse vertalingen. Meestal (10x) gebruikt Jezus de 2e persoon meervoud om als groep met hen over God te spreken als jullie Vader. Maar hij gebruikt ook (5x) de 2e persoon enkelvoud om te zeggen dat God jouw Vader is,- voor ieder individueel.[3]               Â
Maar wat me het meest verbaasde, was dat Jezus niet alleen sprak over een toekomstige relatie met de Vader die zijn Joodse discipelen door hem zouden genieten. Want hij heeft het vooral over hun doen van âdaden van gerechtigheidâ die door de Thora (âde Wetâ) worden voorgeschreven. Ze moeten hun hemelse Vader in gedachten hebben wanneer ze ieder voor zich aan de armen geven, bidden of vasten (Med.#16). Ook wanneer ze als groep bidden (Med.#14). Zij moeten zijn als hun Vader in de manier waarop ze gehoorzamen aan het gebod van de Wet om hun niet-Joodse buren lief te hebben als zichzelf (Lev. 19 en Deut. 10, Med.#12). En als Jezus hen leert hoe ze moeten bidden door God aan te spreken als âonze Vaderâ (Med.#13), dan citeert hij in feite de profeet Jesaja (63:16, Med.#C; 64:8, Med.#A).
Nu was mij geleerd dat we God alleen als Vader konden benaderen door Jezus. En het is duidelijk dat Jezus veel meer over God als âVaderâ kwam openbaren, aangezien het Nieuwe Testament zoveel meer directe verwijzingen naar deze waarheid bevat (276) dan in de Tenach (19) te vinden is. Echter, na het mediteren over de âBergredeâ realiseerde ik me dat Jezus in feite bevestigt dat Joden God al konden kennen en benaderen als âVaderâ voordat hij kwam.[4] Wat had God dan al aan het volk IsraĂ«l geopenbaard over het zijn van hun Vader?    Â
VOETNOTEN
[3]Â Dit onderscheid in het Grieks is niet altijd duidelijk in Nederlandse Bijbelvertalingen waar de aanspreekvormen âuâ, âgeâ, âgijâ en âuwâ gebruikt worden. Daarom gebruiken wij in de Nederlandse vertalingen van de Schriftgedeelten consequent âjullieâ in geval van de 2e persoon meervoud en âjijâ, âjeâ en âjouwâ in geval van de 2e persoon enkelvoud. Â Â
[4]Â Ik realiseerde me ook dat ik nogmaals naar Johannes 14:6 moest kijken,- âNiemand komt tot de Vader dan door mijâ (zie paragraaf 3.4).
 II. Het verhaal van de Bijbel begint met God die zichzelf openbaart als âVaderâ aan het volk IsraĂ«lÂ
Terwijl ik nadacht over alle âVaderâ-teksten in de Tenach (OT), begon ik het hele verhaal van de Bijbel op een nieuwe manier te zien. Niet in de eerste plaats als een verhaal over God, maar eerder als het verhaal van de mensheid vanuit Gods perspectief als onze Vader, dat hij geleidelijk aan mensen geopenbaard heeft,- eerst door IsraĂ«l en daarna door Jezus.
 2.1. Een âVaderâ voor IsraĂ«l: omdat hij hen âgemaaktâ heeft,- niet alleen als volk maar ook als individuele personen Â
De eerste indirecte en directe verwijzingen naar God als âVaderâ in de Bijbel zijn te vinden in de Thora. In al deze verwijzingen identificeert hij zichzelf als een âVaderâ voor menselijke wezens,- voor IsraĂ«l zowel als een âvolkâ alsook als individuele âkinderenâ. De enige directe verwijzing verschijnt in het âliedâ dat hij Mozes liet opschrijven en onderwijzen aan de IsraĂ«lieten (Deut. 32:5-6 VPC {GNB}, Med.#A):Â
Maar zijn ontaarde zonen stonden tegen hem opâŠÂ ·{Dwaas en onverstandig volk, is dat jullie dank? Is de Heer} niet je Vader, die je geschapen, die je gemaakt heeft en gegrond?      Â
Dit âliedâ reflecteert op de voorgaande veertig jaar, toen God hen had gegrond door hen te leiden en op te voeden in de woestijn,- collectief als een âzoonâ (âjeâ, enkelvoud), en individueel als âzijn zonenâ (âjullieâ, meervoud, zie Med.#C). God is dus een Vader voor het volk IsraĂ«l omdat hij hen zowel als volk alsook als individuen heeft âgemaaktâ. De profeten Jesaja en Maleachi bevestigen dit niet alleen, maar ze impliceren ook dat mensen uit andere volken ook Gods âkinderenâ zijn, aangezien hij ook hen gemaakt heeft (Med.#A).  Â
Toen ik de eerste hoofdstukken van Genesis opnieuw bekeek, zag ik dat dit niet alleen een nieuwe openbaring was door de Profeten. Ik wist al dat het scheppingsverslag van de Thora spreekt over God die er voor koos om alle mensen te âmakenâ naar zijn âbeeldâ [Heb. tselem] en âgelijkenisâ [Heb. demuth]. Wat ik nog niet eerder had gezien, was hoe de Thora zijn eigen commentaar geeft op de betekenis van deze twee Hebreeuwse woorden,- in de inleiding op het geslachtsregister van de eerste mens. Met dezelfde twee woorden wordt beschreven hoe Adam een ââzoon âverwekteâ of âgewonâ naar zijn âgelijkenisâ [Heb. demuth] en âbeeldâ [Heb. tselem],- gevolgd door een verwijzing naar hoe hij dochters en zonen âgewonâ (Gen. 5:1-4 SV, Med.#A). Later bevestigt de Thora dat God niet alleen IsraĂ«l als volk heeft âgemaaktâ, maar ook alle andere volken heeft âgemaaktâ. Dus het verhaal van Gods relatie met IsraĂ«l als âVaderâ is eigenlijk een openbaring van zichzelf als Vader voor alle mensen, met een voornemen voor de lange termijn ook voor andere volken (Med.#C).
2.2. Implicaties van het zijn van de âeerstgeboreneâ van hun Vader die IsraĂ«l niet volledig leek te bevattenÂ
Toen God tot Mozes sprak over IsraĂ«l als zijn âzoonâ impliceerde hij dat hij ook andere volken in gedachten had,- door IsraĂ«l zijn âeerstgeboreneâ te noemen. Dit is ook te zien in de belofte die hij eerder aan Abraham had gegeven over het zegenen van zijn nakomelingen, zodat ze een zegen voor alle volken zouden worden. Wat ik niet eerder zo duidelijk gezien had, was de familietaal die zowel de Thora als de Profeten gebruiken als ze spreken over hoe God de volken vormde,- door elk van hen afgebakende gebieden als âeen erfdeelâ te geven. En ik zag in Jesaja hoe God IsraĂ«l op de proef stelt omdat het aanneemt dat hij alleen hun Vader is,- omdat hij hen zijn âerfdeelâ noemt en omdat ze denken dat alleen het volk IsraĂ«l Gods naam draagt ââ(Med.#C). Door middel van Jesaja berispt hij hen ook voor het bekritiseren van zijn keuze van een buitenlandse koning (Cyrus) als zijn âgezalfdeâ,- zeggend dat ze hem bevragen over zijn andere âkinderenâ, aangezien hij de Schepper van de hele mensheid is (Med.#E). Het lijkt er op dat het volk IsraĂ«l de gezinsdimensie van hun rol onder de volken net zo min begreep als ik.
2.3. Wat de IsraĂ«lieten konden weten over de gevolgen van zonde voor onze relatie met God als VaderÂ
Ik begon ook enkele belangrijke dingen te zien die ik eerder had gemist. Ten eerste leidde de ongehoorzaamheid van de eerste mensen er niet toe dat ze plotseling âhet beeld [Heb. tselem] van Godâ (Gen. 9:6) verloren, noch hun verbinding met de levende âadem (Geest) van Godâ (Mal. 2:10,15a NB, Med.#A). In het verhaal van KaĂŻn zag ik ook dat God zich na âde zondevalâ niet volledig terugtrok; want hij probeerde nog steeds KaĂŻn te begeleiden bij het omgaan met boze verzoekingen, en hij keerde terug om hem te confronteren met het vermoorden van zijn broer en om hem en zijn nakomelingen disciplinaire consequenties op te leggen. Hij toonde zelfs mededogen door KaĂŻn zijn goddelijke bescherming te geven. Het waren dus KaĂŻn en zijn nakomelingen die er voor kozen om zich van God terug te trekken, niet God van hen. Verder laten de verhalen van Henoch, Noach, Abraham en Sara zien dat het nog steeds mogelijk was door geloof in een gehoorzame relatie met God te wandelen.   Â
Toch was het pas door het verhaal van IsraĂ«l dat ik een vollediger beeld kreeg van de ware aard van menselijke zondigheid in relatie tot God als onze Vader, en van de gezinsdimensie van verlossing. Want wanneer God IsraĂ«l uit Egypte roept als een âzoonâ dan zegt de Thora dat hij hen âgezinslostâ [Heb. gaal] uit onderdrukkende slavernij (Ex. 6:6). Later wordt hetzelfde woord gebruikt om de rol van âbloedverwant-losserâ [Heb. goĂ«l] te beschrijven,- wanneer een naaste verwant een familielid âlostâ [Heb. gaal] die in moeilijkheden is gekomen,[5] vooral als deze zichzelf als slaaf had verkocht aan een buitenlander (Lev. 25:47-51). Wanneer in Jesaja âde dagen van Mozesâ in herinnering worden geroepen, wordt God zelf IsraĂ«ls âbloedverwant-losserâ genoemd [Heb. goĂ«l], vanwege de manier waarop hij hen als hun âVaderâ â(ver)losteâ [Heb. gaal] (Jes. 63:8-9,11-12,16b, Med.#E). Voor de eerste keer begreep ik dat âverlossingâ niet alleen gaat over gered worden van ons eigen zondige gedrag en de gevolgen daarvan, maar ook over verlost worden van zonde tegen ons begaan! Want God had het volk IsraĂ«l geleid om naar Egypte te gaan (Gen. 46:2-4). Niets in de Thora suggereert dat hun slavernij in Egypte hun eigen schuld was. Verder zag ik nu pas de gezinsdimensie in Gods instelling van twee gebruiken om de IsraĂ«lieten te helpen deze gebeurtenis te gedenken met het offeren van een lam,- eenmaal per jaar als gezin op Pesach (Ex. 12:1-14), en door het âlossenâ van de eerste zoon die in het gezin geboren wordt (Ex. 13:1-16, Med.#E).                   Â
Ten tweede werd IsraĂ«l uit Egypte geroepen om de âfamilienaamâ te dragen. Als een volk van âpriestersâ die de Wet van hun Vader gehoorzaamden en leerden zijn wegen te bewandelen, moesten zij zijn karakter weerspiegelen naar alle volken op aarde. Als hun Vader verwachtte God dat de IsraĂ«lieten zouden handelen op een manier die hem eerde omdat ze zijn heilige naam droegen. Maar als opstandige âzonenâ bedroefden ze zijn Heilige Geest, en hun zonde maakte zijn naam te schande. Ze gingen zelfs door met het onteren van zijn naam nadat hun zondigheid er toe leidde dat ze werden weggestuurd uit het land dat ze hadden besmeurd (Med.#C). Hmm. Is dat de reden waarom Adam en Eva werden weggestuurd toen ze God ongehoorzaam waren? Waarom zou het onteren van hun Vader door de kant van zijn vijand te kiezen tot een doodvonnis leiden? Dit aspect van het verhaal van IsraĂ«l herinnerde me aan het nieuwe perspectief op de familiale aard van menselijke zondigheid dat ik had opgedaan toen ik probeerde het Evangelie te delen met onze Moslimvrienden. Want in hun cultuur waren de enige echt ernstige zonden die tegen de eer van het gezin,- misdaden waarvoor een dochter of zoon kon worden gedood, of in ieder geval zou moeten worden weggestuurd.[6]   Â
Met dit perspectief in gedachten begon ik ook in te zien hoe het verhaal van IsraĂ«l een serieuze uitdaging vormt voor de modernistische theologen van een eeuw geleden, die alleen de aardige kanten leken te benadrukken van dat God een âVaderâ is, zonder de menselijke zondigheid serieus te nemen. Want net als de aanmatigende en schaamteloze IsraĂ«lieten in Jeremiaâs tijd leken deze theologen gewoon een âlieve Heer en Vaderâ te willen die meer op een oude, toegeeflijke vriend lijkt. Iemand die niet altijd boos op hen wordt (Jer. 3:2-5). Denk ook eens aan Jesajaâs beeld: van de IsraĂ«lieten die God de schuld gaven voor het veroorzaken van hun zondigheid, en dan klagen over de gevolgen. Voor hen zou een goddelijke Vader slechts een vriendelijke, nationalistische Beschermer moeten zijn (Jes. 63:15b-19 NBV, Med.#C).  Â
Ook nu zien velen die de Tenach (OT) lezen nog steeds alleen een boze God, in plaats van de treurende maar vastberaden Vader die toegewijd is aan het tot volle wasdom brengen van zijn zonen en dochters. Mijn laatste les uit het verhaal van IsraĂ«l was dat God een Vader is die niet boos blijft op zijn kinderen, noch hen behandelt zoals zij naar hun zonden verdienen. Hij geeft hen niet op, wat ze hem ook aangedaan hebben. Want zelfs als hij hen terechtwijst (Med.#B), wijst hij hen niet volledig af. In plaats daarvan is hij vastbesloten om hen te genezen en te herstellen (Med.#C). Hij heeft zelfs plannen om âonder hen te komenâ, niet in âtoornâ zoals vele menselijke vaders, maar eerder om âiets nieuwsâ te doen, zowel voor hen als in hen,- niet alleen voor hun bestwil, maar omwille van zijn âheilige (familie)naamâ (Med.#E).     Â
VOETNOTEN
[5] Zoals het verhaal van Naomi en Ruth waar Boaz, als naaste verwant, optreedt als hun âbloedverwant-losserâ [Heb. goĂ«l] (Ruth 2:19-20, enz.). Â
[6] Zie deel 2 in âHet Goede Nieuws leren delen in een Moslim contextâ. Â
2.4. Dingen die vaak gemist worden in wat God IsraĂ«l vertelde over het zijn van een Vader voor een toekomstige âzoonâ van DavidÂ
Het volk IsraĂ«l kon ook weten dat dit ânieuweâ dat God voornemens was een nakomeling van David zou omvatten,- een âgezalfdeâ [Heb. mashiach] die God zou kennen als âVaderâ en wiens regering wereldwijd zou zijn en voor altijd zou duren. Toch zijn er verschillende dingen in deze teksten die vaak over het hoofd gezien worden (Med.#D):Â
- De focus ligt op de speciale volwassen vader-zoonrelatie die God zou hebben met deze menselijke koning. Hoewel âons geborenâ als een âkindâ, zal hij als een volwassen âzoonâ âons gegevenâ worden als koning.Â
- Het koninkrijk dat hij vestigt, zal het koninkrijk van zijn Vader zijn,- als een koninklijk âhuisgezinâ voor de naam van de Vader.
- Bij zijn zalving zal God tegen hem zeggen: âJij bent mijn Zoon, ikzelf heb jou heden voortgebrachtâ[7] [of âvandaag ben ik je Vader gewordenâ(NIV)].    Â
- Deze David gelijkende âgezalfdeâ Zoon zal de rol van een âdienaarâ in Gods huisgezin op zich nemen en hem zowel als âmijn Vaderâ als âmijn Godâ aanspreken. En hij zal zijn Vader moeten vertrouwen voor zijn âreddingâ wanneer hij wordt tegengewerkt door menselijke heersers (Med.#D). Pas daarna zal hij worden aangesteld als de hoogste koning en de âeerstgeboreneâ in het nieuwe wereldwijde koninkrijk en koninklijke huisgezin van de Vader (Med.#E).    Â
Veel Joden en Christenen gelijk hebben ofwel gemist of verkeerd begrepen hoe zowel zijn relatie tot God als zijn Vader, als zijn relatie tot ons, Gods eeuwige voornemen voor alle mensen als onze Vader zou verwezenlijken.   Â
VOETNOOT
[7] In de evangeliĂ«n zien we het eerste deel van deze zin (en het woord âhedenâ) vervuld (Med.#26); en ook welke van de drie mogelijke betekenissen van het Griekse woord voor âvoortgebrachtâ (in de Septuaginta) wordt benadrukt door Johannes (Med.#58). Zie ook paragraaf 3.3 hieronder.Â
2.5. Wat het volk IsraĂ«l kon weten over Gods eeuwige voornemen als onze Vader  Â
Ik was er vanuit wat mij was geleerd altijd van uitgegaan dat de lichamen van Adam en Eva hun onsterfelijkheid verloren toen ze God ongehoorzaam waren. Nee dus, realiseerde ik me nu!  Volgens de Thora werden menselijke wezens geschapen met sterfelijke lichamen zoals de dieren. Maar door de vrije toegang die ze hadden gekregen tot onsterfelijkheid, door te blijven eten van de vrucht van âde boom des levensâ â wat niet verboden was â, hoefden ze niet te sterven. De dood werd pas een deel van onze normale menselijke ervaring toen Adam en Eva deze toegang tot de boom des levens verloren, toen ze als gevolg van hun ongehoorzaamheid uit âde Hofâ werden gezet. Toch bleef onsterfelijkheid Gods voorgenomen bestemming voor de sterfelijke, gevallen mensheid,- zoals geopenbaard in de verhalen van Henoch in de Thora en van Elia in de Profeten. Elk ervoer deze transformatie zonder te hoeven sterven vanwege de manier waarop ze trouw âwandelden met Godâ.[8]       Â
De Joodse schrijver van HebreeĂ«n (in het Nieuwe Testament) herinnert zich de glimp van onze toekomstige bestemming die God aan David gaf in de Tenach (Ps. 8:4-6). Namelijk dat God de mens maar voor âeen korte tijd [Gr. brachu]â minder dan âhemelse wezensâ gemaakt had,- wat een toekomstige bestemming impliceert om âmet heerlijkheid en eer te worden gekroondâ om te heersen over meer dan alleen de aarde en haar schepselen (Heb. 2:5-8, Med.#7). De Tenach geeft ook aan dat het ânieuweâ dat voor al Gods âzonen en dochtersâ komt, inhoudt dat alle volken die God gemaakt heeft zullen samenkomen om hem te aanbidden en zich samen te verheugen. Want als onze âBloedverwant-Losserâ [Heb. goĂ«l] zou hij komen om de dood op zoân manier te verslaan dat we vanuit onze getransformeerde lichamen eindelijk God kunnen zien (Med.#E).      Â
VOETNOOT
[8]Â Zie het verhaal van Henoch (Gen. 5:21-24, Heb. 11:5) en dat van Elia (1 Koningen 18-21 en 2 Koningen 1:1-2:19), een gewone man zoals wij (Jak. 5:17).Â
III. De nieuwe dingen die God door Jezus aan de Joden openbaarde over zichzelf als âVaderâÂ
3.1. Hoe Jezus het nieuwe beschrijft dat onze Vader begonnen was te doen door hem Â
Voordat Jezus begon met zijn onderwijsbediening onder Joden in Galilea, spreekt hij met een niet-Joodse vrouw in Samaria[9] over het nieuwe dat God op het punt staat te doen vanwege het âgeschenk van Godâ dat hij aan alle volkeren zal gaan geven,- Samaritanen zowel als Joden. Dit geschenk, de Heilige Geest, zal in ieder die hem ontvangt zijn als een bron van water dat opwelt tot eeuwigheidsleven (Joh. 4:4-14; 7:38-39). Want de âtijdâ die gekomen is gaat over een nieuw niveau van relatie met God als âVaderâ door de Geest,- zowel voor degenen die net als de Joden al enige kennis van hem hebben, als voor degenen zoals de Samaritanen die hem nog niet kennen (Joh. 4:21-24, Med.#3).  Â
Aan het begin van zijn bediening in Galilea beschrijft Jezus het ânieuweâ dat God doet als een ander soort koninkrijk dan het koninkrijk dat de Joden verwachten. Want hoewel er 9 verwijzingen naar dit âkoninkrijk der hemelenâ zijn in de zogenaamde âBergredeâ (MattheĂŒs 5-7), staan er bijna tweemaal zoveel verwijzingen in naar God als âVaderâ (zie paragraaf 1.2). Maar het belangrijkste is dat Jezus in drie van deze teksten dit koninkrijk verbindt met zijn God als onze Vader (Med.#15; Med.#13)[10] of met God als zijn Vader (Med.#16). Jezus doet dit ook in twee van zijn  gelijkenissen (Med.#17; Med.#21). In de eerste van deze beschrijft hij een wereldwijd gezinskoninkrijk waarin zijn discipelen worden geplant als âzonen (en dochters)â van âhun Vaders koninkrijkâ, en niet alleen als louter onderdanen daarvan. Bij de introductie van deze eerste gelijkenis (gewoonlijk âde gelijkenis van de tarwe en het onkruidâ genoemd), en verschillende andere gelijkenissen, zegt Jezus dat deze betrekking hebben op âhet mysterie [Gr. to musteerion] van het koninkrijkâ.[11] De Joodse apostel Paulus (Saul) gebruikt dezelfde woorden om zijn âopenbaringâ te beschrijven over het nieuwe dat onze Vader aan het doen was in Jezus.               Â
VOETNOTEN
[9] De Joden beschouwden de Samaritanen in die tijd niet als half-Joden, maar als âbuitenlanders (eldersgeborenen)â (Luc. 17:16-18 NB), een andere etnische groep [Gr. ethnos] (Hand. 8:9). Let ook op de âwij/jullieâ taal die de vrouw gebruikt tegenover Jezus (Joh. 4:9,20) en hij tegenover haar (Joh. 4:22, Med.#3).    Â
[10]Â Ook drie keer in de twee parallelle passages in Lucas (11:2; 12:30-32).Â
[11] Marcus 4:11. MattheĂŒs (13:11) gebruikt de meervoudsvorm van dit Griekse woord, musteeria (âmysteriesâ). De reden dat ik niet eerder het verband had gelegd met het gebruik van dit woord door Paulus, is omdat de meeste Engelse (en Nederlandse) vertalingen dit woord niet op alle plaatsen eensluidend vertalen.
3.2. Wat Jezus aan Saulus van Tarsus openbaarde over het mysterie en de behering daarvan
Wanneer Paulus in zes van zijn brieven âto musterionâ gebruikt, spreekt hij meestal over âhet Mysterieâ als iets dat God voor de mens had gepland, maar opzettelijk lange tijd verborgen had gehouden. Om deze reden moest hij er over worden onderwezen door openbaring, en God maakte het ook tot een deel van zijn roeping voor de volken,- aangezien het voor niemand onmiddellijk duidelijk zou zijn (Med.#6). Wat me nu intrigeerde, was hoe Paulus zijn openbaring in drie van zijn brieven verbindt met de nieuwe relatie met God als onze Vader, die mensen nu kunnen hebben door Jezus en de Geest (Med.#6, Med.#28, Med.#31). In zijn brief aan de Galaten spreekt Paulus over deze nieuwe relatie met God als Vader in termen van een âtevoren-vastgestelde-aanstellingâ [Gr. pro-thesmias] binnen een gezin, waarbij een minderjarig kind een volwassen erfgenaam wordt door de âaanstelling als zonenâ [Gr. huio-thesia]. Want vóór de komst van de Messias leefden zowel Joden (âwijâ) als niet-Joden (âjullieâ) als âminderjarige kinderenâ onder âde elementaire machtenâ als voogden,- de Joden onder de Wet als een âopvoederâ [Gr. paidagogos]. Paulus heeft het dus niet over gelovigen uit alle volken die door een adoptie van buiten het gezin in deze nieuwe relatie met God komen als âAbba, Vaderâ. Het gaat eerder om een ââgezinslossing van âverlorenâ zonen en dochters die een vooraf gepland meerderjarig worden door de Heilige Geest mogelijk maakt (Med.#4). Op deze manier weerspiegelt Paulusâ onderwijs wat de âverloren zoonâ ervoer in Jezusâ bekende gelijkenis (Med.#20).                    Â
Maar dit nieuwe dat onze Vader door Jezus en de Geest doet, moet niet alleen invloed hebben op de manier waarop elke individuele gelovige in Christus met de Vader omgaat, maar ook op de manier waarop mensen van de ene etnische groep binnen de Kerk omgaan met mensen van een andere etnische groep. Door de âaanstelling als zonenâ [Gr. huiothesia] door de Geest â de door onze Vader tevoren-vastgestelde bestemming voor alle mensen (Med.#8) â moeten gelovigen van alle etnische groepen [Gr. ethne] elkaar nu behandelen als âmede-erfgenamenâ in dit nieuwe multi-etnische âhuisgezinâ (Med.#6; Med.#44).Â
3.3. Hoe Johannesâ verwijzingen naar âde Vaderâ in zijn evangelie Paulusâ openbaring van het Mysterie bevestigen
Terwijl ik deze eerdere ontdekkingen in mijn meditaties opnam, zag ik ook nieuwe dingen in het evangelie van Johannes en in zijn eerste brief die verrassend de openbaring bevestigen die Jezus aan de jonge Saulus gaf.[12] Net als veel van mijn mede Evangelische Christenen had ik aangenomen dat Jezus in dit evangelie voornamelijk naar God verwees als âmijn Vaderâ, en op zichzelf als de enige weg naar God als zijn Vader (Joh. 14:6). Wat ik nu ontdekte was dat Jezus meestal naar God verwijst als âde Vaderâ (82 van de 119 keer),- ook in het verslag van Johannes over Jezusâ woorden bij het Laatste Avondmaal (36 van de 47 keer in Joh. 14-16). Verder wijzen Johannesâ laatste twee verwijzingen naar God als Vader in zijn evangelie er op hoe Jezus op het punt staat op te varen naar âmijn Vader en jullie Vaderâ (Med.#42), en op hoe hij zijn discipelen op dezelfde manier in de wereld zendt als waarop âde Vaderâ hem zond,- bekrachtigd door de Heilige Geest (Med.# 57).         Â
Echter mijn belangrijkste ontdekking kwam door te mediteren over hoe Johannes het Griekse woord gennao (âgeborenâ SV) gebruikt aan het begin van zijn evangelie. Hij gebruikt het eerst om te zeggen hoe alle gelovigen âvanuit God geborenâ worden door âautoriteitâ te ontvangen om zonen en dochters van God te worden. En hij tekent dit af tegen drie verschillende manieren waarop een zoon of dochter wordt âgeborenâ vanuit zijn of haar ouders (Joh. 1:12-13, Med.#58). De eerste twee manieren beschrijven de gezinsband van een kind met beide menselijke ouders: door genetica (âvanuit bloedâ) en door de conceptie die het resultaat is van hun geslachtsgemeenschap (âvanuit de wil van het vleesâ). Hoewel dit beide beelden met betrekking tot de geboorte zijn, is de derde manier â geboren worden âvanuit de wil van een manâ [Gr. theleematos andros] â dat niet. In de dagen van Johannes kon geen enkele man simpelweg door zijn wil een kind krijgen alleen maar door het hebben van seksuele gemeenschap met zijn vrouw. Dit derde aspect van âgeborenâ worden gaat dus eerder over een vader die een of meer van zijn kinderen aanwijst als zijn erfgenaam.[13]        Â
Toen ontdekte ik dat Johannes het Griekse woord mono-genees in deze tekst waarschijnlijk op dezelfde manier gebruikte,- toen hij sprak over Jezus als âeen enig-geboreneâ, of als âde enig-geboreneâ (Joh. 1:14,18). Hoewel dit woord kan verwijzen naar een âenigeâ zoon of âenigeâ dochter (Luc. 7:12; 9:38; 8:42), gebruikt de Joodse schrijver van HebreeĂ«n â die de Schrift goed kende â het woord mono-genees om te verwijzen naar Isaaks unieke relatie met zijn vader, Abraham (Heb. 11:17). Echter volgens de Thora was Isaak niet Abrahams enige zoon (Gen. 16:15, enz.), maar wel de enige zoon geĂŻdentificeerd als Abrahams erfgenaam (Gen. 21:12; 25:5). Interessant is ook dat deze zelfde Joodse auteur zijn brief opent door Jezus te beschrijven als âeen zoonâ die God âgesteldâ had als âerfgenaam van allesâ, zodat hij als de âeerstgeboreneâ (1:2,6) âvele zonen (en dochters) tot heerlijkheid zou leidenâ (2:10-11, Med.#7)!               Â
Evenzo past Johannes in zijn evangelie voor het eerst de titel âZoon van Godâ toe op Jezus in de context van Johannes de Doper die plotseling zijn neef, Jezus, herkent[14] â nadat hij de Geest op hem had zien neerdalen â als de Ene die ook de Geest zal uitstorten op allen die in hem geloven (Joh. 1:32-34, Med.#26). Kort daarna gebruikt Johannes het woord gennao een tweede keer in Jezusâ gesprek met Nikodemus. Nu merkte ik ineens op dat het Nikodemus is die denkt dat Jezus spreekt over een soort âtweedeâ geboorte. Jezus, aan de andere kant, associeert âvan bovenaf geboren wordenâ [Gr. genneethe anothen] â ten einde het nieuwe koninkrijk te zien en binnen te gaan â met âgeboren worden [Gr. gennao] uit de Geestâ. Want gelovigen die de Geest ontvangen, zegt Jezus, ervaren dit meer op de manier zoals ze de wind ervaren dan als een bevalling (Joh. 3:3-8, Med.#58). Merk ook op hoe Johannes in zijn eerste brief de uitdrukking âuit God geboren [Gr. gennao]â gebruikt om te verwijzen naar zowel Jezus als naar een ieder die in hem gelooft (1 Joh. 5:18, Med.#53). Aangezien Jezus niet âwedergeborenâ hoefde te worden â omdat hij altijd bestaan ââen nooit gezondigd heeft â en aangezien wij de Geest ontvangen nadat Jezus die eerst ontving, herhaalt Johannes wat Paulus zei: dat door âde Geest van aanstelling als zonenâ onze Vader ons uitroept tot zijn âerfgenamenâ als âmede-erfgenamen met Christusâ (Med.#5).
Johannes bleek ook de bron te zijn van het relationele beeld van de Drie-eenheid dat ik had ontdekt in de geschriften van St. Irenaeus van Lyon (130-202 n.Chr.),- van Jezus (het Woord) en de Geest die door de geschiedenis van de mens heen werkten als de twee âhandenâ van de Vader. Of in de woorden van Johannes: als de twee Pleitbezorgers die door de Vader naar ons gezonden zijn,- met Ă©Ă©n nu ten behoeve van ons aan de zijde van de Vader in de hemel (Med.#52), en een andere nog steeds bij ons hier op aarde (Med.#51). Â
VOETNOTEN
[12]Â Paulus gebruikte nog steeds zijn Joodse naam toen hij zijn openbaring deelde met de oudsten in Jeruzalem (Med.#28).Â
[13]Â Meestal was dit de eerstgeboren zoon, maar soms werden zowel zonen als dochters als erfgenamen aangewezen (bijv. Job 42:15).Â
[14]Â Volgens Lucas was de moeder van Johannes de Doper (Elisabet) een ânichtâ van de moeder van Jezus (Maria) (Luc. 1:36 SV).Â
3.4. Hoe Jezus het nieuwe demonstreert,- wandelen en werken met de Vader in het gezinskoninkrijk Â
Volgens Johannes was het hele doel van Jezusâ leven hier op aarde â als âhet vleesgeworden Woordâ, vanaf zijn geboorte tot zijn hemelvaart als âGod de eniggeborene [Gr. mono-genees]â â niet om zichzelf bekend te maken, maar om âde Vaderâ aan ons bekend te maken (Joh. 1:18)! Want Johannes herinnert zich dat Jezus zei dat het eeuwige leven is voor degenen die niet alleen in hem geloven, maar ook âgeloven in de Ene die mij gezonden heeftâ (Med.#43),- dat wil zeggen de Vader, aangezien âde Vader groter is dan ikâ (Med.#51). Ik zag nu dat toen Jezus zei: âniemand  komt tot de Vader dan door mijâ (Joh. 14:6), hij niet de Schrift  tegensprak door zijn Joodse discipelen te vertellen dat er geen relatie met de Vader mogelijk was geweest voordat hij kwam. In plaats daarvan zei hij dat niemand (inclusief Joden) meerderjarig kon worden in het âhuisgezinâ [Gr. oikia] van het  nieuwe koninkrijk van de Vader zonder eerst door hem âvan bovenaf geboren te worden door de Geestâ,- waardoor ook wij kunnen wandelen in gemeenschap met de Vader zoals hij deed. Want alleen door Jezusâ openbaring van de Vader aan menselijke wezens konden zelfs de Joden beginnen hem âechtâ te leren âkennenâ (Med.#82). Wat Johannes en zijn mede-apostelen in Jezus hadden waargenomen, was niet alleen âde wegâ, maar ook âhet levenâ dat âde waarheidâ[15] zowel voorleeft als onthult over dit nieuwe niveau van relatie met de Vader dat ook voor ons is. (Med.#2; Med.#52).           Â
Gedurende zijn eerste dertig jaar was Jezus âin alles aan ons gelijkâ, zodat zijn leven aanvankelijk parallel liep aan de eerste fase van het menselijk leven zoals God het vanaf het begin voor ons allemaal gepland had,- een âkorte tijdâ leven in een positie âminder dan de engelenâ (Med.#7). Dus werd hij geboren uit een vrouw,- na negen maanden in de baarmoeder van zijn moeder te hebben doorgebracht met een menselijke genealogie. Als minderjarig kind bracht hij twee decennia door in onderworpenheid aan zijn ouders, voornamelijk opgroeiend in het gebied van Galilea, dat een lage status had. Hij leefde ook in onderworpenheid aan de goddelijke Wet van het Joodse volk, leerde van menselijke religieuze leraren en werkte in het familiebedrijf (Med.#25; Gal. 4:4, Med.#4). Een aantal van zijn vroegste jaren bracht hij met zijn gezin door als vreemdelingen in Judea, en zelfs als vluchtelingen in Egypte. Â
Maar vervolgens, in overeenstemming met het plan van de Vader voor ons, kreeg Jezus als volwassen Zoon macht en autoriteit van de Geest om samen te werken met onze Vader God (Med.#26; Med.#63). Zo werd hij drie jaar lang de âAanvanger en Voleinder van ons geloofâ (Med.#33), zodat ook wij met de komst van de Geest in de volgende fase van het oorspronkelijke plan van onze Vader voor ons konden komen,- met de autoriteit om de dezelfde dingen te doen door geloof die hij deed, en zelfs grotere dingen (Med.#51). Daarom past Paulus de Messiaanse âVaderâ beloften niet alleen toe op Jezus (Ps. 2:7; Hand. 13:33), maar ook op ons (1 Kron. 17:13, Med.#D; 2 Kor. 6:18, Med.#32). Toch voegt hij een voorbehoud toe; we worden âerfgenamen van God en mede-erfgenamen met Jezusâ, ALS we ook âmede-lijdenâ (met hem en met elkaar). Want ook Jezus moest door lijden âtot voleinding gebracht wordenâ [Gr. teleiotheis],- tot volle wasdom (of volkomen volwassenheid) komen (Med.#33).         Â
Zodoende gaf Jezus ons wanneer hij lichamelijk, geestelijk of emotioneel leed â doordat hij geen slaap, voedsel of onderdak had, doordat hij geslagen, blootgesteld, verkeerd begrepen, beschimpt, afgewezen of ter dood veroordeeld werd â een voorbeeld van hoe we zulke dingen het hoofd moeten bieden zoals hij deed, als een volwassen erfgenaam van de Vader (Med.#91; Med.#23; 1 Pet. 2:20-24). Ja, er is een unieke dimensie aan het lijden en de dood van Jezus aan het kruis voor ons (paragraaf 3.5). Toch liet hij ook zien hoe ook wij de aanwezigheid van de Vader op zulke momenten kunnen kennen. Want als hij Psalm 22 aanhaalt, doet hij dat niet omdat hij denkt dat God hem werkelijk in de steek heeft gelaten, maar eerder om zeer reĂ«le gevoelens van verlatenheid te overwinnen (Med.#41). Zodat ook wij in het donkerste uur, wanneer wij met zonde en boze machten geconfronteerd worden zoals hij deed, kunnen verwachten dat hij en de Vader bij ons zullen blijven door de Geest (Med.#87; Med.#83).
VOETNOOT
[15] Het Griekse woord voor âwaarheidâ in dit vers, a-leethia, betekent letterlijk âniet-verborgenâ (Joh. 14: 6, Med.#2).
3.5. De rol van onze Vader in onze kwalificatie en bevrijding in het nieuwe dat hij doet
Toen ik zag hoe Paulus â aan het begin van zijn brieven aan de Kolossenzen en de EfeziĂ«rs â spreekt over zowel het erfdeel (aanstelling als zonen) als de verlossing (bevrijding uit duisternis en vergeving van zonden) die we in Christus ontvangen hebben, merkte ik twee dingen op. Ten eerste brengt Paulus lof (EfeziĂ«rs) en dank (Kolossenzen) aan de Vader als de genadige bron van beide âzegeningenâ (Med.#8; Med.#80). Vervolgens zag ik hoe hij in beide gevallen het erfdeelthema van het Evangelie op de eerste plaats zet en het verlossingthema op de tweede plaats. In zijn brief aan de EfeziĂ«rs beschrijft hij zelfs het thema van de aanstelling als zonen â hoewel volbracht in Christus â als de âgenadeâ van de Vader door ons hiervoor uit te kiezen zelfs nog voor hij ons schiep,- dus voordat de zonde de wereld binnenkwam. En dan beschrijft hij onze verlossing in Christus als voortkomend uit (âin overeenstemming metâ) de rijkdom van de genade van de Vader. In beide brieven spoort hij vervolgens zijn lezers aan om de Vader te danken voor alles wat we nu kunnen doen of zeggen door Christus (Med.#81) â aangezien het het karakter van onze Vader is waartoe we hoofdzakelijk geroepen zijn om dat na te volgen in ons leven in Christus (Med.#79) â aangezien onze Vader God De Ene is die (âin Christusâ) ons âin de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van zijn genadeâ zal blijven betonen (Med.#44; zie ook Med.#50 en  Med.#46). Jezus zelf zei ongeveer hetzelfde (Med.#12), aangezien het in feite de Vader is die mensen naar Jezus trekt (Med.#61).                  Â
Waarom richten zoveel Christenen hun lof en dank dan vooral op Jezus, voor alles wat hij voor ons heeft gedaan, in plaats van op de Vader die achter alles stond wat Jezus zei en deed? Een reden zou kunnen zijn dat ze Jezus alleen vanuit een menselijk cultureel perspectief zien als een soort superheld-redder. Maar door deze meditaties ben ik Jezus voornamelijk gaan zien als onze Oudste Broer (âeerstgeboreneâ) en gezinslosser [Heb. goÄl] voor alle volken (inclusief IsraĂ«l) die door onze Vader is gezonden. Jezusâ rol als gezinslosser verklaart ook waarom het Nieuwe Testament het kruis over het algemeen als veel meer ziet dan alleen een verzoening voor zonde.[16] Het verklaart ook beter de nieuwe positie die we samen innemen in het huisgezin en het gezinskoninkrijk van onze Vader,- vooral met betrekking tot maatschappelijke machten (paragraaf 3.7). Verder presenteert het NT het kruis ook als een model voor hoe we ons dagelijks op een nederige manier ten opzichte van elkaar moeten gedragen (Med.#56; Med.#84). Verder is het kruis niet het uitlooppunt van Jezusâ leven op aarde. Want zijn opstanding en hemelvaart vertegenwoordigen meer dan alleen een overwinning op de dood. Deze gebeurtenissen wijzen ook op wat altijd de door onze Vader beoogde toekomst voor de mens geweest is.
VOETNOTEN
[16]Â Misschien is dit de reden waarom God er voor zorgde dat Jezus voor ons zou sterven tijdens Pesach als âhet Lam van Godâ (zie paragraaf 2.3, alinea 2), in plaats van op de âGrote Verzoendagâ, waarbij het âzondeofferâ geen lam betrof.Â
3.6. Hoe Jezusâ opstanding en hemelvaart verder de bedoelingen van onze Vader voor ons demonstreren Â
Na Jezusâ dood, opstanding en hemelvaart, zien wij hem nu âgekroond met heerlijkheid en eerâ, ook al zien we nog niet alles onder zijn voeten of onze voeten onderworpen. Volgens de auteur van HebreeĂ«n heeft Jezus deze geplande stadia voor de mensheid doorlopen (Psalm 8:4-6, zie paragraaf 2.5) zodat hij âvele zonen (en dochters) tot heerlijkheid zou kunnen leidenâ, aangezien wij âallen uit Ă©Ă©n gezinâ zijn met hem (Med.#7). De apostel Paulus kende deze tekst ook uit de Psalmen, want hij citeert hem twee keer. Eerst om te spreken over hoe het verhaal van de mensheid in de Bijbel zijn hoogtepunt zal bereiken wanneer Jezus terugkeert (1 Kor. 15:25, zie sectie IV). Maar (in zijn brief aan de EfeziĂ«rs) past hij het ook toe op Jezus en op ons,- om uit te leggen hoe de macht van onze Vader âaan onsâ is vanwege hoe hij Jezus âopwekteâ [Gr. egeiras] uit de dood en toen âdeed zetelen [Gr. kathisas]⊠onder de hemelse wezensâ met een positie âhoog boven alle overheid en gezag, alsook macht en heerschappij, en alle naam die wordt genoemdâŠÂ in deze eeuw âŠÂ voor de kerkâ,- voor ons als leden van âzijn lichaamâ. En hij onderstreept dit een paar verzen later door met dezelfde Griekse woorden te beschrijven hoe God âin Christus Jezusâ ons ook al âmee-opgewektâ [Gr. sun-egeiren] heeft en âmee doen zetelen [Gr. sun-kathisen] onder de hemelse wezensâ (Med.#44). Wat betekent dit dan voor ons in deze tijd?
3.7. Hoe Jezusâ dood, opstanding en hemelvaart invloed hebben op kerkleiderschap en op maatschappelijke machten
Volgens Paulus in zijn brief aan de EfeziĂ«rs hebben alle gelovigen â ongeacht etniciteit, geslacht of maatschappelijke klasse (paragraaf 3.2, alinea 3) â gelijke toegang tot de Vader, door middel van Ă©Ă©n Heer en Ă©Ă©n Geest (Med.#44). Daarom is er nu maar Ă©Ă©n Vader over ons allen die leden zijn van het lichaam van Christus (Med.#50). Jezus zei hetzelfde. Onder zijn Heerschappij en onder de Vader moeten alle gelovigen primair met elkaar omgaan als âbroers en zussenâ (Med.#68). Bij het Laatste Avondmaal vertelde Jezus zijn discipelen dat de enige positie die nu voor gelovigen telt, een gelijkwaardige plaats aan zijn tafel is. De nieuwe autoriteit die hij aan ieder van ons als volwassen zonen en dochters geeft, komt uitsluitend voort uit onze relatie met hem en met de Vader, en niet langer uit het bekleden van een maatschappelijke positie binnen de kerk. Dat is een belangrijke manier waarop het nieuwe gezinskoninkrijk van de Vader totaal anders is dan enig aards koninkrijk. Toen Jezus de voeten van zijn discipelen waste, gaf hij geen voorbeeld van zogenaamd âdienend leiderschapâ. Nee, als onze enige âLeraar en Heerâ toonde hij het beeld van dienend iedereen (Med.#67)![17]    Â
Dat komt allemaal doordat Jezusâ dood aan het kruis de automatische vooringenomenheid doorbreekt van een ieder die ergens een positie van maatschappelijke macht bekleedt. Ja, ook al zijn we nu mede-erfgenamen met Jezus, we moeten ons nog steeds onderwerpen aan âoverstenâ [Gr. archee] en andere legitieme âgezagsdragersâ [Gr. exousia] in de samenleving (Tit. 3:1; Rom. 13:1 e.v.). Maar aan het kruis ontwapende Jezus deze maatschappelijke machten door hun zwakheden bloot te leggen (Med.#31; Med.#23). Toch is het de bedoeling van onze Vader dat de kerk âde rijkgeschakeerde wijsheid van Godâ ook bekend zal maken aan deze maatschappelijke machten (Med.#6) door de manier waarop we ons allemaal samen âopstellenâ [Gr. stoichomen] onder de Geest (Med.#30),- onder Christus als ons enige ware Hoofd in het nieuwe multi-etnische gezinskoninkrijk van onze Vader. Aangezien Gods volheid lichamelijk in hem woonde, hebben ook wij âvolheidâ in hem ontvangen vanwege zijn nieuwe eeuwige positie als het allerhoogste âhoofdâ over de âoversten en gezagsdragersâ in elke menselijke samenleving (Med.#81).            Â
Hoe zit het dan met de âelementaire machtenâ [Gr. stoicheia], vooral die van onze eigen cultuur? In Christus zijn we gestorven aan de macht die deze vroeger over ons uitoefenden,- door menselijke tradities en regels over voedsel en feesten, filosofieĂ«n over het bovennatuurlijke en uiterlijk, rituelen en taboes, raciale of etnische stereotypen en superioriteit, enz. Wij zijn niet langer verplicht om ze te blijven volgen (Med.#31; Med.#81; Med.#30; Med.#44). Nu zijn er wel enkele culturele dingen die elke groep in Christus nog steeds kan waarderen als goed of toelaatbaar kan achten. Desondanks hebben alle gelovigen de verantwoordelijkheid om zich âop te stellen onderâ ââ[Gr. stoichomen] het kruis in de manier waarop ze dergelijke dingen uitoefenen (Gal. 6:15, Med.#30),- zolang leden van alle groepen opgebouwd worden en er geen âkwaadâ kan worden toegeschreven aan het nieuwe multi-etnische gezinskoninkrijk van de Vader vanwege de praktijken van Ă©Ă©n bepaalde groep (Med.#70; Med.#69).         Â
Dit geldt ook voor de manier waarop maatschappelijk leiderschap wordt uitgeoefend. Omdat we allemaal opgroeien onder de invloed van menselijke âvadersâ (zelfs afwezige) en âvaderfigurenâ in onze respectievelijke familie-, etnische en religieuze groepen, hebben we de neiging om in de kerk te reproduceren wat we in deze groepen voorgeleefd hebben gezien,- betreffende wie kan leiden, hoe te handelen als leider en hoe zich te gedragen ten opzichte van mensen in leiderschap, enz. Negatieve voorbeelden hiervan zijn te vinden in de brieven van Paulus,- van kerkleiders die hun eigen culturele gebruiken opleggen aan andere groepen in de kerk (Med.#28), of het misleiden van gelovigen tot splitsingen die eerder in lijn zijn met menselijke culturele ideeĂ«n en verwachtingen dan met Christus (Med.#69; Med.#70). En ook in brieven van Johannes (Med.#75; Med.#55), Jakobus (Med.#77) en Judas (Med.#93).         Â
Toch was het van Paulus dat ik het meeste leerde over hoe Christelijk leiderschap de ânieuwe scheppingâ realiteit van het gezinskoninkrijk van de Vader kan en moet weerspiegelen, en hoe het kruis van Christus de maatschappelijke machten heeft ontwapend. Paulus toonde dergelijk leiderschap in de manier waarop hij handelde als een niet-hiĂ«rarchische âvaderâ voor jongere volwassen broers in Christus zoals TimoteĂŒs (Med.#72), Titus (Med.#73), Filemon en Onesimus (Med.#74). Ook in relatie tot de gelovigen in Korinte, waar hij zijn rol van vader tegenover hen aftekent tegen het gedrag van veel andere leiders die zich gedragen als hun âopvoedersâ, of als âsuper-super apostelenâ (Med.#34). Paulusâ aanvankelijke onderwijs in deze kerk moest erg fundamenteel zijn (1 Kor. 3:1), maar niettemin âspoort hij hen aanâ, âwaarschuwtâ hij hen en âmoedigt hij hen aanâ als zijn âbroeders en zustersâ,- als âmede-arbeidersâ en mede volwassen âzonen en dochtersâ onder âĂ©Ă©n Vaderâ en âĂ©Ă©n Heerâ (Med.#32; Med.#69). Hij kiest er voor om geen âheerschappij over hen uit te oefenenâ (Med.#73); want zijn doel in alle kerken is om zijn gaven te gebruiken om âelkeâ gelovige in staat te stellen te rijpen naar volwassenheid [Gr. teleios] in Christus, en niet slechts om hen te helpen zondig gedrag te vermijden (Med.#80; Med.#50; Med.#56). Jezus gebruikte dit Griekse woord op een vergelijkbare manier toen hij sprak over het vervullen van de Wet door âvolwassen te worden zoals onze Vader volwassen isâ (Med.#12).  Â
Ik leerde ook van Paulus hoe een man een geestelijke âmoederâ kan zijn voor nieuwe gelovigen, alsook een geestelijke âvaderâ voor hen,- terwijl hij hen tegelijkertijd behandelt als mede volwassen erfgenamen van de Vader en niet als minderjarige kinderen (Med.#71). In dezelfde meditatie laat ik zien waar hij een bepaalde vrouwelijke âdienaarâ identificeert die een âvaderâ-rol had vervuld voor hem en voor vele anderen; en waar hij een tweede vrouw noemt die een âmoederâ voor hem was geweest in het geloof. Ook uit de brieven van Johannes heb ik andere inzichten gekregen over het zijn van een âvaderâ in het gezin van de Vader (Med.#76), en opnieuw hoe kerkleiderschap niet beperkt is tot mannen (Med.#75). Â
VOETNOOT
[17] Dit was zelfs de derde keer dat Jezus probeerde zijn discipelen deze waarheid in te prenten (Med.#18; Med.#92).
IV. De laatste fase van het menselijke verhaal in de Bijbel, in relatie tot de Vader en tot Jezus
Wat heb ik ten slotte geleerd over onze menselijke toekomst vanuit het perspectief van onze Vader, zoals geopenbaard in de Bijbel? In twee brieven van Paulus spreekt hij over een aspect van onze âverlossingâ in Christus dat nog moet plaatsvinden. Deze gezinslossing houdt in dat alle gelovigen de volledige âverwervingâ van âons erfdeelâ ontvangen, waarvoor de Geest slechts âde waarborgâ is (Med.#8). De âheerlijke vrijheidâ die we nu genieten als volwassen zonen en dochters is niet te vergelijken met de heerlijkheid âin onsâ die zal worden onthuld wanneer de hele schepping ontdekt wie we werkelijk zijn, nadat we eindelijk volledig gelijkvormig zijn geworden aan het heerlijke beeld van onze Oudste Broer door de âverlossing van ons lichaamâ (Med.#5). Toen de discipelen Jezus in zijn nieuwe opstandingslichaam zagen, kregen ze feitelijk een glimp van de hoop op de roeping van onze heerlijke Vader in Christus (1 Kor. 2:7-9, Med.#69),- die bij zijn terugkeer uiteindelijk de profetie in de Tenach zal vervullen (Hos. 13:14, Med.#E) over mensen die âgezinlostâ worden [Heb. gaal] van de Dood (Med.#94).   Â
Verder geven Paulus, Petrus en Jezus allemaal aan dat hier ook een groepsdimensie aan vastzit, aangezien de âaanstelling als zonenâ altijd de toekomst van de Vader voor het volk IsraĂ«l is geweest,- ook al hebben velen van hen koppig âhet woordâ geweigerd dat Jezus hen bracht met betrekking tot deze vastgestelde bestemming (Med.#5). Maar deze âaanstellingâ en de toekomstige âverwervingâ daar van behoren nu echter ook aan de gehoorzame overblijfselen van de andere volken (Med.#45). Wanneer Jezus terugkeert met zijn âboodschappersâ en alle volken [Gr. ethne] voor hem verzameld zijn, dan zal hij hen in twee groepen âscheidenâ. Dan zullen de volken die zijn boodschappers (âzijn kleinenâ) ontvangen hebben âhet koninkrijk beĂ«rvenâ dat de Vader âvan voor de grondlegging van de wereldâ voor hen bereid heeft (Med.#89; Med.#90; Med.#91; Med.#92). Maar voordat dat gebeurt, geeft Paulus aan, zal in de tijd voorafgaand aan de opstanding van de doden het gezinskoninkrijk van de Vader zijn uitgebreid om zowel een âvolheidâ van IsraĂ«l als een âvolheidâ van andere volken te omvatten (Rom. 11:12b-16,25-26).[18] En bij Jezusâ terugkeer zullen allen die posities van maatschappelijke macht bekleedden â de âoversten [Gr. archee] en gezagsdragers [Gr. exousia]â die door hem en voor hem geschapen waren als voogden over de volken â ofwel âmet hem verzoendâ worden (Med.#31), of ze zullen âvernietigdâ worden (Med.#94). Dan zal ook het antwoord van de Psalmist, op de vraag wat het betekent om mens te zijn (Ps. 8:4-6),  uiteindelijk worden vervuld als alle gelovige individuen en volken âmet heerlijkheid en eer zullen worden gekroondâ, en alle dingen âonder hun voeten onderworpen zijnâ (Med.#7).        Â
Maar wacht even. Deze tekst gaat toch alleen over Jezus, en toch niet over ons? Nou ja en nee. Net als de auteur van HebreeĂ«n erkent Paulus dat deze tekst eerst in Jezus vervuld is â te beginnen met zijn opstanding en hemelvaart (zie paragraaf 3.6) en dan op een meer volledige manier bij zijn terugkeer. Mijn laatste verrassing in dit project kwam echter toen ik zag wat Paulus zegt dat er daarna zal gebeuren. Alles wat âGod, de Vader zelfâ uiteindelijk onder Jezusâ voeten onderwerpt, zal uiteindelijk ook onder onze voeten eindigen. Omdat Jezus als âde Zoonâ, in een grote laatste daad van nederigheid â zoals toen hij, als het eeuwige Woord van God, zichzelf verootmoedigde om menselijk vlees-en-bloed aan te nemen (Med.#56) â zijn plaats naast ons zal innemen door zichzelf ondergeschikt te maken aan de Vader (Med.#94). Wauw!Â
VOETNOOT
[18] Leden van deze website kunnen meer lezen over Paulusâ bespreking hiervan in paragraaf 3 en 4 over âEen derde aspect van het mysterieâ in het artikel âOmgaan met verdeeldheid zaaiende etnische groepsleiders in de kerk in Romeâ.
Conclusie: waarom dit alles belangrijk is voor het Goede Nieuws dat we verkondigen.
Het verhaal van de Bijbel heeft een gezinsdimensie die in de Kerk niet wordt herkend,- althans niet in de Westerse Kerk. Deze gezinsdimensie heeft een aantal implicaties.
- Het biedt een nieuw perspectief op de identiteit van ieder mens en iedere etnische groep. Kortom, over wat het betekent om mens te zijn.
- Het geeft een nieuwe dimensie aan de ernst van de menselijke zondigheid (als schade toegebracht aan de familienaam) en van het kwaad in de wereld (als een bedreiging voor de gezinsdoeleinden van de Vader voor elk menselijk individu en volk).
- Het biedt een nieuw perspectief op Gods relatie tot de mens als Vader-schepper, als âgezinslosserâ en als gezinskoninkrijk Rechter,- voor zowel individuen als voor volken en etnische groepen. Met andere woorden, niet alleen maar Schepper, Verlosser en Rechter. Â
- Het vergroot Gods doel voor de mensheid van onze groei in diversiteit en volle wasdom als zijn volwassen zonen en dochters,- een doel dat het oplossen van de problemen van zonde, kwaad en dood omvat, maar dat een veel breder doel is. Het gaat namelijk om de vervulling van de tweede fase van zijn plan voor zowel vrouwen als mannen en alle etnische groepen om mede-erfgenamen te worden van een eeuwig multi-etnisch gezinskoninkrijk. Â
- Het onderstreept ook de noodzaak voor een ieder om openbaring van de Geest te ontvangen om het belang van Gods gezinsplan in twee fasen te begrijpen,- vanwege de manier waarop hij het verborgen hield tot de komst van zijn beloofde Messias. Want zelfs mensen die de Schrift al generaties lang hebben, âzienâ het niet automatisch.
- Dit twee fasen plan legt ook de tijdelijke aard bloot van de maatschappelijke machten (zowel in de natuurlijke als bovennatuurlijke gewesten) die aanvankelijk door God werden geschapen om de menselijke samenleving te ordenen. En het laat zien waarom deze maatschappelijke machten â van heersers, instituties, gebruiken, tradities en grenzen â zich zo vaak verzetten tegen de behering van het nieuwe multi-etnische koninkrijk in de kerk en proberen daarin te infiltreren. Onze strijd is niet alleen tegen de machten van de boze, maar vaak ook tegen de maatschappelijke macht van heersers en âelementaire machtenâ zoals racisme, vriendjespolitiek en antisemitisme.
- Dus de openbaring van dit plan biedt ook een nieuw perspectief op de plaats van IsraĂ«l daar in, die noch âIsraĂ«l gecentreerdâ noch âIsraĂ«l vervangendâ georiĂ«nteerd is. Evenzo vormt het een uitdaging voor alle culturele perspectieven die worden gekenmerkt door ofwel extreem etnocentrisme ofwel extreem individualisme.
- Ten slotte geeft deze openbaring ons een ruimere kijk op het Goede Nieuws dat we hebben ontvangen om te verkondigen. Want het spreekt niet alleen over een gezinsverlossing, maar ook over de komst van het multi-etnische gezinskoninkrijk en de gezinserfenis (in de Messias en door de Geest) die onze Vader gepland had voor menselijke individuen en volken vóór menselijke zondigheid zelfs maar de wereld was binnengekomen. Maar omdat alle maatschappelijke systemen openbaring nodig hebben om dit Evangelie te zien, zullen ze geneigd zijn zich er tegen te verzetten. Dus in onze pogingen om het in alle etnische groepen te verkondigen en te gaan zien dat het invloed heeft op elke maatschappelijke sfeer van die samenlevingen, moeten we oppassen dat we niet toestaan ââdat de maatschappelijke macht van menselijke culturen en hun maatschappelijke sfeer ons gezinsevangelie in de tussentijd verandert.
Voordat ik aan dit project begon, had ik ontdekt dat er vandaag de dag in de wereld âschaamteculturenâ zijn die het Goede Nieuws over Jezus nog steeds niet begrijpen. Net als bij onze Moslimburen kan de boodschap van het kruis voor hen pas zinvol worden als ze het horen als een âgezinslossingâ die door God als hun Vader is gepland (zie paragraaf 2.3). Zelfs veel geseculariseerde jonge mensen zullen misschien pas begrijpen wat een âgoed nieuwsâ het Evangelie werkelijk is als ze het uitgelegd horen als een âmeerderjarig wordenâ en een multi-etnisch âsamenkomenâ als volwassen zonen en dochters dat vooraf gepland was door hun hemelse Vader, en als ze het verstaan als een gezinslossing.[19] Willen we de Grote Opdracht voltooid zien in de 21e eeuw, dan geloof ik dat ons Christelijke getuigenis van het Evangelie een hernieuwde nadruk op God als onze Vader nodig heeft[20],- op dezelfde manier waarop de toegenomen verspreiding van het Evangelie tijdens de 20e eeuw versterkt werd door een hernieuwde nadruk op de bekrachtiging van de Heilige Geest, en de verspreiding er van in de 19e eeuw groeide vanuit opwekkingen die een nieuwe nadruk legden op een persoonlijke relatie met Jezus.   Â
Toen de apostel Paulus (in zijn brief aan de Romeinen) nadacht over de laatste fase van Gods voornemen voor ons (de inzameling van de âvolheidâ van de volken) â wat ook het verhaal is van de volhardende liefde en barmhartigheid van onze Vader jegens ons (Rom. 11:25-32) â brak hij plotseling hij uit in een lofzang. Ik heb opnieuw de vrijheid genomen om de voornaamwoorden te veranderen en nodig je uit om samen met mij Paulusâ woorden ook tot ons lied van aanbidding te maken,- tot onze Vader God (Rom. 11:33-36; Fil. 4:20, Med.#56).  Â
O rijkdom van diepte van uw wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk uw oordelen en onnaspeurlijk uw wegen! ·Want
âWie kent het denken van de Heer, of wie is zijn raadsman geweest?â [Jes. 40:13]
·Of "Wie heeft hem eerst gegeven dat het hem terugbetaald zou moeten worden?" [Job 41:11]
·Omdat uit u en door u en tot u alle dingen zijn! Aan u, onze God en Vader, zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen!!!
VOETNOTEN
[19] Dit is de benadering van mijn 2e verhalenbundel, momenteel alleen beschikbaar in het Nederlands (Rode Dromer) en Noors (Mostafas DrÞm).
[20] Zie de aantekeningen in het Nederlands bij mijn derde Engelse lezing (WEC - 2019): âWat onze Vader aan het doen is: drie trends en uitdagingen voor de 21e eeuwâ op deze pagina.