(87)

Alle volken tot discipelen maken in het kennen van de Vader

Om een vollediger beeld te krijgen van de opdracht die Jezus na zijn opstanding gaf aan zijn discipelen, moeten we kijken naar alle vier de evangeliën. En dan zullen we ontdekken dat in drie van de vier evangeliën de opdrachtinstructies verwijzen naar de Vader. In het verslag van Johannes lezen we hoe Jezus de opdracht presenteert als een verlengstuk van de opdracht die hij van de Vader gekregen heeft. In het verslag van Lukas spreekt Jezus over de bekrachtiging door de Heilige Geest, die we nodig hebben om zijn opdracht uit te voeren, als ‘de belofte van de Vader’. En wanneer Jezus in het verslag van Matteüs spreekt over alle volken tot discipelen maken, dan zegt hij dat de eerste stap is om ‘hen te dopen’ in de naam van de Vader, alsook in de naam van de Zoon en de naam van de Heilige Geest. Om beter te begrijpen wat Jezus daarbij in gedachten had, zodat wij zijn opdracht kunnen uitvoeren, moeten we kijken naar de manier waarop hij de opdracht van de Vader uitvoerde met betrekking tot volken. En we moeten ook ons gebruikelijke denken over volken [Gr. ethne] op één lijn brengen met de manier waarop het Nieuwe Testament over hen spreekt. En ten slotte moeten we bekijken wat we kunnen leren over ‘volken tot discipelen maken’ uit drie andere teksten in het Nieuwe Testament waar het woord ‘(tot) discipel maken’ ook als werkwoord gebruikt wordt. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

LUCAS (24:36,46-48 GH)

Jezus… zegt tot hen:… ·‘Er staat geschreven dat de Messias moet lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, ·en dat in zijn naam bekering gepredikt moet worden, tot vergeving van zonden, aan alle volken [Gr. ethne], te beginnen bij Jeruzalem. ·En jullie zijn hiervan getuigen!’

JOHANNES (20:21-22 GH)

‘Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik ook jullie.’ ·Als hij dat heeft gezegd ademt hij op hen en zegt: ‘Ontvangt de Heilige Geest.’

MARCUS (16:15 GH)

Gaat uit in heel de wereld; verkondigt het Goede Nieuws aan heel de schepping.’

MATTEÜS (28:16a,18-20 GH)

De elf discipelen gaan op weg naar Galilea… ·Jezus… spreekt tot hen; hij zegt: ‘Mij is gegeven alle autoriteit in hemel en op aarde. ·Dus, als jullie eropuit gaan, maakt dan alle volken [Gr. ethne] tot discipelen, hen dopend in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, ·hen onderrichtend in het bewaren van alle dingen die ik jullie geboden heb. En…, ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de eeuwen.’

LUCAS (Hand. 1:2b-5,8 GH)

Jezus geeft instructies aan de apostelen die hij had uitgekozen door de Heilige Geest… ·…gedurende veertig dagen sprekend over het koninkrijk van God. ·Dan, terwijl hij met hen aanligt aan tafel, gebiedt hij hen Jeruzalem niet te verlaten. ‘Nee, blijft daar wachten op de belofte van de Vader waarover jullie van mij hebben gehoord. ·Want... niet vele dagen na deze zullen jullie worden gedoopt met de Heilige Geest. ·Jullie zullen kracht opnemen van de Heilige Geest die over jullie komt, en jullie zullen mijn getuigen zijn: in Jeruzalem en in heel Judea, en in Samaria, en zelfs tot het uiteinde der aarde.’


MATTEÜS (13:52 GH)

Hij zegt tot hen: ‘Iedere Schriftgeleerde die tot discipel gemaakt is in het koninkrijk der hemelen lijkt op een huiseigenaar die uit zijn schatkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.’

LUCAS (23:50-51 [Marc. 15:43] GH)

Jozef, een [in hoog aanzien staand] lid van de Raad, ·...had niet ingestemd met de Raad en met hun handelen. Afkomstig uit Arimatea…, zag hij ook uit naar het koninkrijk van God.

MATTEÜS (27:57 GH)

Een rijk man, die ook zelf door Jezus tot discipel gemaakt was.

JOHANNES (19:38b GH)

Jozef was discipel van Jezus, maar in het verborgene, uit vrees voor de Judeeërs.

LUCAS (Handelingen 14:1,8,11,19-23 PH)

In Ikonium… komt een talrijke menigte van Joden en ook Grieken tot geloof… ·In Lystra... ·…verheffen de mensen hun stem in het Lykaonisch… ·Paulus... ·...vertrekt met Barnabas naar Derbe. ·Ze verkondigen die stad het Goede Nieuws en maken velen tot discipelen. Zij keren terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië, ·versterken de zielen van de discipelen en…, ·in iedere vergadering wijzen zij… oudsten aan, en… dragen hen… op aan de Heer.

MEDITATIE

Gedurende ‘veertig dagen’ volgend op zijn opstanding verschijnt Jezus een aantal keer aan zijn uitgekozen apostelen. Terwijl hij met hen spreekt over het koninkrijk van God geeft hij hen instructies hoe zij zijn getuigen moeten zijn. Jezus vertelt hen dat zij het Goede Nieuws van het koninkrijk moeten verkondigen ‘aan alle volken’ en dan moeten ze ‘alle volken tot discipelen maken’. Omdat het woord ‘tot discipelen maken’ in het verslag van Matteüs aangaande deze opdracht een werkwoordsvorm is, met ‘volkeren’ [Gr. ethne] als het lijdend voorwerp, lijkt het er op dat Jezus wil dat wij hele volken in gedachten hebben wanneer wij gehoor geven aan deze opdracht.[i] Maar voordat we verder kijken wat ‘volken tot discipelen maken’ inhoudt – aan de hand van de drie andere teksten in het Nieuwe Testament waar het woord ‘tot discipel maken’ als werkwoordsvorm voorkomt – zullen we eerst kijken naar de manier waarop drie van de vier evangeliën de opdracht van Jezus in verband brengen met de Vader.

Jezus vertelt zijn discipelen dat hij hen uitzendt in de wereld op dezelfde manier als waarop de Vader hem gezonden heeft. Dus is de Grote Opdracht een verlengstuk van de opdracht die de Vader Jezus gegeven had. En hij vertelt hen dat zij deze opdracht alleen zullen kunnen uitvoeren nadat zij ‘de belofte van de Vader’ ontvangen hebben, de ‘doop met de Heilige Geest’ (Med.#49). De bekrachtiging met de Heilige Geest – die eerst aan Jezus en daarna aan ons gegeven is (Med.#26) – heeft te maken met het soort relatie waarvan de Vader lang geleden beloofde dat hij die ook met ons zou hebben (Med.#30), door onze relatie met Jezus, zijn ‘Eerstgeboren’ Zoon (Med.#7, Med.#5). Het is deze nieuwe relatie met de Vader, door Jezus en door de Geest, die Jezus in gedachten lijkt te hebben wanneer hij spreekt over ‘alle volken tot discipelen maken’. Want ‘volken tot discipelen maken’ begint met ‘hen dopen’ in de Vader, en in de Zoon, en in de Heilige Geest.[ii] Dit initiële tot discipel maken aspect van de Grote Opdracht is meer dan alleen maar een doopformule en een religieus dogma waar mensen in moeten geloven. Veeleer is het een belangrijk initieel aspect van etnische groepen die ‘tot discipelen gemaakt’ worden in een relatie met de Vader, alsook met Jezus en met de Heilige Geest. Echter het nieuwere onderwijs over ‘volken tot discipelen maken’ neigt er toe het ‘doop’ gedeelte over te slaan en zich alleen te richten op het ‘onderwijs’ deel.

Dus hoe geven we volkomen gehoor aan Jezus’ opdracht om volken tot discipelen te maken door ‘hen (volken) te dopen’ op de manier waarop Jezus dat opdroeg? Om te beginnen moeten we afrekenen met de verkeerde scheiding tussen de opdracht die Jezus ontvangen had van de Vader en de opdracht die hij aan zijn discipelen gaf. Hoewel Jezus vooral het volk Israël diende, nam hij ook tijd om buitenlandse families te dienen die onder zijn eigen volk of in aangrenzende gebieden woonden (bijv. Matt. 8:5-10; 15:21-28); en hij zinspeelde er op dat zijn roeping ook andere volken insloot (Med.#23). De Vader leidde Jezus zelfs om te getuigen onder de Samaritanen, die in de ogen van de Joden onreine ‘vreemdelingen’ en een ‘ander volk’ of etnische groepering [Gr. ethnos] waren (Med.#3; Luc. 17:16-18; Hand. 8:9). En nu draagt Jezus zijn discipelen op terug te gaan naar deze etnische groepering en naar andere volken, maar zij moeten ook blijven getuigen onder hun eigen volk,- aangaande zijn dood, opstanding en hemelvaart. En er is meer tot discipelen maken van zijn eigen volk, door doop en onderwijs, dat gedaan moet worden in Jeruzalem en in Judea.

En ook in Samaria; want er zijn veel meer Samaritaanse steden en dorpen die het Goede Nieuws nog moeten horen. En het lijkt er op dat er geen sprake was geweest van tot discipelen maken, dopen en vervolgonderwijs tijdens Jezus’ verblijf in Sichar. Pas na Pinksteren gaan grote groepen Samaritanen het Goede Nieuws geloven, ontvangen ze de waterdoop en beginnen ze te groeien als discipelen in de kracht van de Heilige Geest (Hand. 8:12-25; 9:31). Nu zijn ook zij gedoopt: ‘in’ een relatie met Jezus (in de naam van de Zoon) en in een relatie met (in de naam van) de Heilige Geest. Maar zijn zij ook gedoopt in een nieuwe relatie met (in de naam van) de Vader? Dat vertelt Lucas niet. Johannes vertelt ons wel hoe Jezus de Samaritanen het goede nieuws vertelde over een op handen zijnde nieuwe relatie met de Vader, en ook over eeuwig leven door de inwonende Geest en door Jezus als Messias en redder van de wereld (Med.#3). Als wij volken gaan dopen in overeenstemming met Jezus’ opdracht, dan moeten we ook het goede nieuws van de Vader verkondigen, niet slechts het goede nieuws van de Zoon en de Geest.

Vergelijkenderwijs moeten we ook afrekenen met een andere scheiding in ons denken willen we ‘volken tot discipelen maken’: de scheiding tussen gelovigen ‘dopen’ binnen de kerk enerzijds, en anderzijds volken als maatschappelijk geheel ‘onderwijzen’ in het gehoorzamen van de Bijbelse principes van het koninkrijk zoals onderwezen door Jezus. Het Nieuwe Testament – met name in de brieven van Paulus – spreekt van ‘volken’ [Gr. ethne] van gelovigen (inclusief een overblijfsel van Israël) binnen de kerk (Med.#6, Med.#44, Med.#30 en Med.#70), en niet slechts over ‘volken’ als ongelovigen (onder wie de rest van Israël) die buiten de kerk staan (Ef. 4:17; Rom. 11:7,25; ook Med.#46 en Med.#75). Dus het dopen van volken en hen onderwijzen om Jezus te gehoorzamen houdt eerst en vooral in het ‘tot discipelen maken van volken’ die leden van de kerk zijn geworden. Echter, dit vraagt van ons – en in het bijzonder van ons Westerlingen – dat wij het Lichaam van Christus leren beschouwen als bestaande uit zowel etnische groeperingen als individuele personen (Med.#69).

Tegelijkertijd moeten we bedenken dat Jezus voor ogen had en in praktijk bracht om volken tot discipelen te maken door mensen die al invloedrijke posities hebben in verschillende invloedssferen in de maatschappij. Hij sprak over de maatschappelijke impact die een onderlegde Schriftgeleerde die ‘tot discipel gemaakt’ is, kan hebben in het onderwijzen van anderen in zijn volk,- om hen te helpen het Goede Nieuws van het koninkrijk van de Vader te verbinden met alles wat nog steeds als waardevol beschouwd mag worden in hun culturele erfenis. En Jezus zelf ‘maakte’ Jozef van Arimatea ‘tot discipel’, een in ‘hoog aanzien staand’ lid van het Sanhedrin, de Joodse ‘Hoge Raad’.[iii] Zijn invloedrijke positie in de politieke sfeer stelde hem in staat een afwijkend geluid te laten horen in de berechting van Jezus, en om een beslissende stem te hebben bij de Romeinse gouverneur in het veilig stellen van het lichaam van Jezus om hem te kunnen begraven (Marc. 15:43; Luc. 23:51a).

Desalniettemin brengt de vierde en laatste tekst – over hoe Paulus en Barnabas ‘vele gelovigen tot discipelen maakten’ onder de etnische groeperingen die leefden in de zuid-Galatische stad Derbe – ons terug bij de belangrijkste betekenis van het ‘volken tot discipelen maken’. Dus: ‘alle volken tot discipelen maken’ heeft allereerst te maken met dopen en onderwijzen,- van een groot aantal gelovigen in iedere etnische groepering binnen de kerk; en daarnaast gaat het ook over het tot discipel maken van gelovigen op posities van maatschappelijke invloed in verschillende sferen van de maatschappij. En ons dopen en onderwijs, in samenhang met onze verkondiging van het Goede Nieuws, zou hen allen in een groeiende relatie met de Vader en de Geest moeten brengen, alsmede in een relatie van gehoorzaamheid aan Jezus als Redder, Heer en Oudste Broer. 

HET WOORD BIDDEN

Vader, dank u wel dat u ons eeuwig leven geeft: door het kennen van u, de enige waarachtige God uit wie alle dingen zijn en voor wie wij zijn bestemd; en door het kennen van Jezus die u gezonden heeft als de Redder van de Wereld, onze ene Heer en Oudste broer,- door wie alle dingen zijn ontstaan en door wie wij leven. (Joh. 17:3; 1 Kor. 8:6; Rom. 8:29; Joh. 4:42)

Dank u, Vader, dat wij door te leven in Jezus, door u veranderd worden naar zijn heerlijke beeld,-  door de Heilige Geest die u ons gezonden heeft zoals u beloofde, om voor eeuwig bij ons te zijn. (Joh. 14:16-17; Hand. 1:4; 2 Kor. 3:18)

VOETNOTEN

[i] Aangezien de Grote Opdracht één van Jezus’ geboden is, moet alle gedoopte gelovigen geleerd worden om een rol te spelen in het gehoorzamen daarvan.

[ii] In deze zin in het Grieks zijn de werkwoorden ‘dopen’ en ‘onderwijzen’ beide ondergeschikt aan het hoofdwerkwoord ‘tot discipel maken’.

[iii] Lees een kort verslag van een 19e eeuwse ‘Jozef’ in: ‘Een politieke leider tot discipel maken: Ratu Ilaija Varani uit Fiji’.