(7)
‘Voor korte tijd minder dan de engelen’
Net zoals Jezus voor een korte tijd ‘minder dan de engelen’ gemaakt was, en daarna opnieuw verhoogd werd op zijn troon van macht, zo bevinden wij ons allemaal op een overgangspunt tussen onderworpenheid aan deze bovennatuurlijke wezens en het reeds ‘proeven’ van de macht van de toekomende eeuw. Zelfs te midden van al het lijden in deze gebroken wereld kunnen we reeds het vertrouwen hebben dat Jezus' bestemming ook de onze zal zijn. Ieder van ons is vanuit de positie van een angstig, verloren kind onder de vloek van dood en ziekte gesteld op de positie van een ‘zoon’ aan het begin van het ‘tweede stadium’ van deze heerlijke bestemming. Jezus heeft dit als onze goël – een Hebreeuws woord dat meer betekent dan alleen maar ‘Verlosser’ – mogelijk gemaakt. Goël betekent ‘Bloedverwant-Losser’. Jezus is onze bloedverwant, onze grote broer die zijn leven heeft afgelegd, opdat zijn jongere broers en zussen vanuit een positie gelijk aan die van een ‘slaaf’ of ‘dienstknecht’ gesteld zouden kunnen worden op de positie van mede-erfgenaam naast hem van dezelfde Vader. - Liza Ryan (Canada/VS)
Tekst van de meditatie
'Vader' tekst: Hebreeën 1:5
Schriftgedeelte: Heb. 1:1-6,14; 2:2-11,14-15,17; 4:15; 5:8-9
Introductievideo duur: 01:07
SCHRIFTGEDEELTE
Voorheen heeft God gesproken tot de vaderen in de profeten. ·In deze laatste dagen heeft hij gesproken tot ons in een Zoon, die hij gesteld heeft [Gr. e-theken] tot erfgenaam van alles, door wie hij ook de werelden heeft gemaakt. ·Hij is afstraling van zijn glorie en afdruk van zijn bestaan. Hij draagt alle dingen door zijn krachtig woord; reiniging van de zonden bewerkt hebbend door zichzelf, heeft hij zich gezet ter rechterhand van de Majesteit in den hoge, ·zoveel meer geworden dan de engelen als hij ook een naam voortreffelijker dan de hunne heeft geërfd. ·Immers, tot wie van de engelen heeft hij ooit gezegd: "Mijn Zoon ben jij, ik heb jou heden tot erfgenaam gesteld [Gr. ge-genneeka]" [Ps. 2:7][i]? Of: "Ik zal hem tot een Vader zijn en hij zal mij tot een Zoon zijn"? ·…Wanneer hij de Eerstgeborene binnenbrengt in de wereld, zegt hij: "En hem zullen aanbidden alle engelen van God". …·Engelen… ·zijn in de heilige dienst staande geesten die uitgezonden worden ten dienste van hen die erfgenamen van het heil gaan worden. (Hebreeën 1:1-6,14[ii])
Dit Woord ·… is aanvankelijk uitgesproken door de Heer, en door wie hem hebben gehoord aan ons bevestigd, ·terwijl God het mede betuigt: door tekenen en wonderen, en krachten en ook in uitdelingen van de Heilige Geest… ·Want niet aan engelen heeft hij de komende wereld onderworpen, ·maar ergens heeft iemand betuigd, en gezegd: "Wat is de mens dat gij hem gedenkt of een mensenzoon dat gij naar hem omziet? ·Gij hebt hem een korte tijd minder dan de engelen gemaakt; met heerlijkheid en eer hebt gij hem gekroond, ·onder zijn voeten hebt gij alle dingen onderworpen" [Ps. 8:5-7]. Nu echter zien wij nog niet dat alle dingen aan hem onderworpen zijn; ·maar wij zien Jezus – die een korte tijd minder dan de engelen gemaakt was, door de dood die hij te lijden kreeg – met heerlijkheid en eer gekroond. ·Want het betaamde de Ene om wie en door wie alle dingen zijn, om hem die vele zonen tot heerlijkheid zou leiden, de Leidsman van hun heil, door lijden tot voleinding te brengen [Gr. teleiosai]. ·En om deze reden schaamt hij zich niet hen broers en zussen te noemen: de Ene die heiligt en zij die geheiligd worden zijn allen uit één gezin: (Heb. 2:2-11)
Daar dan de kinderen deelhebbers zijn van vlees-en-bloed was ook hij die deelachtig, opdat hij door de dood de machthebber van de dood, de duivel, zou bedwingen, ·en diegenen verlossen die in vrees voor de dood hun hele leven aan knechtschap waren vervallen. ·In alles aan zijn broers en zussen gelijk geworden… – ·in alle dingen evenzeer beproefd als wij, maar zonder zonde – ·…heeft hij, hoewel een Zoon, gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij te lijden kreeg. ·En tot voleinding gebracht [Gr. teleiotheis], is hij voor allen die hem gehoorzamen bron geworden van eeuwig heil. (Heb. 2:14-15,17; 4:15; 5:8-9)
MEDITATIE
Er staan twee boodschappen over Jezus in deze eerste hoofdstukken van Hebreeën. Veel Christenen horen echter alleen de eerste boodschap,- over Jezus’ goddelijke afkomst. Hij is het Woord van God door wie alle dingen gemaakt zijn en hij is de ‘beeltenis van de onzichtbare God’ die alles draagt en die eeuwig is. Maar de tweede, en belangrijkste boodschap van de schrijver is hoe Jezus een nieuwe Tijd in het plan van de Schepper voor ons heeft ingeluid. In het eerste stadium van Gods plan was zijn omgang met ons voornamelijk via profeten en engelen. Hij sprak door profeten en zond zijn goddelijke Wet door de bemiddeling van engelen (Hand. 7:38). Maar in deze nieuwe Tijd spreekt God ‘tot ons in een Zoon die hij gesteld heeft tot erfgenaam van alles’.
Maar Gods boodschap door deze ‘Zoon’ gaat niet over een betere en machtiger superheld die uit de lucht komt vallen om ‘het tij te keren’. Veeleer openbaart Jezus ons onze bestemming als mensenkinderen, en brengt hij ons tot die bestemming. Onze ingeschapen bestemming is om zonen en dochters van de Vader te worden die delen in zijn heerlijkheid als zijn ‘erfgenamen’ en met hem over ‘alle dingen’ regeren. Wij leren dat door naar Jezus te kijken in de stadia van het zoonschap waar hij doorheen ging. Als we dat doen dan krijgen we ook een heel nieuw beeld van Jezus als onze Verlosser.
Het eerste stadium in Jezus’ menselijk leven begint als God hem ‘de wereld’ ‘binnenbrengt’. De engelen waren aanwezig zowel bij zijn conceptie als zijn geboorte, hem dienend en aanbiddend, maar de nadruk van de schrijver ligt op het feit hoe Gods Woord een mens werd: ‘in alles’ aan ons gelijk. Net zoals wij op moesten groeien als ‘kinderen’, onder het gezag van onze ouders, zo groeide Jezus op als kind van ‘vlees-en-bloed’, gehoorzaam aan zijn ouders, zelfs als zij hem niet begrepen (Med.#25). Net zoals wij leefde Jezus ‘een korte tijd minder dan de engelen gemaakt’,- ongeveer dertig jaar! Hij deed dit niet slechts als voorbereiding op zijn sterven voor ons, maar ook om ons te tonen dat ons ‘een korte tijd minder dan de engelen gemaakt’ zijn, ook slechts het eerste stadium is in de tijdsplanning van de Vader voor ons.
Als we naar Jezus kijken, zien we een tweede stadium als de Heilige Geest op hem neerdaalt, als de Vader hem openlijk zijn ‘Zoon’ noemt en hem ‘(aan)stelt tot erfgenaam van alles’. De schrijver citeert twee Schriftgedeelten die deze gebeurtenis voorspelden. De tweede daarvan (2 Sam. 7:12-14) wijst naar een ‘zoon’ van David die autoriteit als Gods Zoon zou krijgen om eeuwig over Israël te regeren. De eerste (Ps. 2:7-8) spreekt over hoe deze regering zich uit zal strekken tot alle volken als een ‘erfdeel’. Door de Heilige Geest ‘erft’ Jezus een ‘naam’, de Vaders autoriteit (Med.#38), die ‘voortreffelijker’ is dan van de engelen en gaat hij als volwassen Zoon een partnerschap aan met zijn Vader (Med.#26). En de woorden die hij leert van zijn Vader (Joh. 8:28) worden ondersteund door vele wonderen, tekenen en krachten. Hij wordt ‘in alle dingen evenzeer beproefd als wij, maar zonder zonde’. En net zoals er engelen ‘uitgezonden worden ten dienste van’ ons, komen er ook engelen om Jezus te dienen en te versterken (Marc. 1:13; Luc. 22:43). In een lichaam gelijk aan dat van ons wordt Jezus ‘tot voleinding gebracht’ [of ‘volledig volwassen’][iii] door ‘gehoorzaamheid te leren’ door lijden.
Door ons tegemoet te komen in ons eerste stadium in ons leven is hij ook in staat het tweede stadium van onze bestemming in beweging te zetten om als volwassen zonen-en-dochters ‘tot heerlijkheid geleid te worden’. En door zowel zijn leven als zijn dood doet hij de macht van de duivel over ons teniet (Med.#48). Door bekering en door de doop sterven wij en staan wij op met hem, waardoor ook wij van de Vader ‘de gave van de Heilige Geest’ kunnen ontvangen en daarmee ‘de aanstelling als zonen’ als volwassen ‘mede-erfgenamen’ met hem (Med.#5),- de Ene die als eerste ‘gesteld was’ tot ‘erfgenaam van alles’. In het Grieks hebben deze twee woorden dezelfde wortel. Dat is de reden dat Paulus de belofte aan David over de Messias (Med.#D) ook op ons van toepassing maakt: ‘ik zal jullie tot Vader zijn en jullie zullen mij tot zonen en dochters zijn’ (2 Kor. 6:18, Med.#32). Op aarde ging Jezus door het proces van ‘volledig volwassen’ worden in de Geest, opdat wij, bekrachtigd door de Geest, ook ‘tot de volle maat van rijpheid’ gebracht zouden kunnen worden (Ef. 4:13b NB). Door te kijken naar het volledige proces waar Jezus doorheen ging, vanaf zijn conceptie tot het ‘gekroond zijn met heerlijkheid en eer’, groeit ons vertrouwen in de bestemming die onze Vader voor ons heeft.
Maar we krijgen ook een nieuw perspectief op Jezus als onze Verlosser. De betekenis van het Hebreeuwse woord voor ‘verlosser’ gaat in de meeste Bijbelvertalingen verloren. Als Job het gebruikt te midden van zijn pijn dan is dat niet omdat hij gelooft dat hij ergens een of andere persoonlijke superheld heeft! Nee, Job wist ‘mijn Bloedverwant-Losser [Heb. goël] leeft’ (Job. 19:25). Deze ‘familie’ betekenis van het Hebreeuwse woord, goël, komt duidelijk naar voren in het Bijbelverhaal van Ruth (2:20 NBG). De hele reden dat de goël iemand kan (ver)lossen, is omdat hij verwant is aan degene die verlost (gelost) wordt. Tot op de dag van vandaag is in veel culturen de losser van de familie de oudste broer. En zo is Jezus, als ‘Eerstgeborene’ en ‘Hogepriester’ over het huisgezin van de Vader, onze Oudste Broer. En als hij aan jou denkt, schaamt hij zich er niet voor om aan jou te denken als zijn broer of zus!
En jij? Ben jij in staat om over hem te denken in termen van een intieme verwantschap? Ben jij in staat om naar hem te kijken en, in geloof, je bestemming als volwassen zoon of dochter van de Vader te zien?
HET WOORD BIDDEN
O Heer, u bent onze Vader; onze Bloedverwant-Losser [Heb. goël] sinds eeuwig is uw naam. U bent onze Vader, maaksel van uw hand zijn wij allen; (Jes. 63:16; 64:7)
U bent mijn Bloedverwant-Losser [Heb. goël], mijn formeerder van de moederschoot af. Naar uw beeld en gelijkenis hebt u mij gemaakt.(Jes. 44:24; Gen. 1:26-27)
Vader…, ik prijs de heerlijkheid van uw genade, die u ons rijkelijk geschonken hebt; U hebt ons voorbestemd voor de aanstelling als zoon of dochter, naar het welbehagen van uw wil door Jezus Christus, die mij door zijn bloed heeft vrijgemaakt. (Ef. 1:2,4-7)
VOETNOTEN
[i] Zie Med.#58 voor een uitleg van de drie aspecten van het Griekse woord gennao dat gebruikt wordt in Ps. 2:7 LXX, en in deze aanhaling (Heb. 1:6) van die tekst.
[ii] Net als bij mijn Harmonie van de vier evangeliën (The Good News of the Messiah: by the Four Witnesses) heb ik mijn eigen vertaling van dit Schriftgedeelte gemaakt, gebaseerd op de King James Vertaling en de Griekse grondtekst. Het Nederlands is een vertaling daarvan.
[iii] Het Griekse woord teleios kan ook vertaald worden als ‘volwassen’ (1 Kor. 14:20; Heb. 5:14 NBV). Paulus verwacht dat alle gelovigen ‘volwassenen’ (teleioi) zijn (Fil. 3:15), terwijl ‘volledig volwassen geworden’ (Gr. te-teleio-mais) voor hem het eindstadium in een proces van rijping markeert (Fil. 3:10-12),- de ‘voleinding’ (Gr. teleo-theis) die Jezus zelf bereikte door zijn gehoorzaamheid in het lijden, zijn dood en zijn opstanding (Heb. 2: 10, 5:8-9). Voor een ander beeld van dit proces zie voetnoot [ii] in Med.#8.