(8)

De heerlijke genade van Gods voornemen en wil

Als we aan het Evangelie denken dan krimpen we het te vaak in en reduceren het tot een verhaal van zonde en verlossing. Maar Paulus laat ons zien dat het om veel meer gaat: zoals Gods heerlijke genade in Christus Jezus, en hoe hij meer is dan alleen maar een verlosser. Jezus is de plaatsaanwijzer die ons brengt naar het punt waar we de volheid bereikt zullen hebben waartoe God ons geschapen heeft. Hij slecht alle barriĂšres, en offert zelfs zichzelf, opdat wij in onze rechtmatige intimiteit met onze Vader en tot onze ingeschapen bestemming kunnen komen. De genade van de Vader lost niet slechts het zondeprobleem op door ons te herstellen in een staat die Adam en Eva bezaten en verloren. Nee, eerder verheft zijn genade ons naar een niveau van intimiteit, eer en erfdeel die Adam en Eva slechts als bestemming hadden. En daar blijft het niet bij. Wij hebben een nog grotere rijkdom; het samenkomen als volkeren en regeren als mede-erfgenamen. Iedere etnische groepering heeft een bestemming in het koninkrijk van God. Alle volken, te beginnen met IsraĂ«l, zijn nu door de Geest in deze grote erfenis binnen gebracht. Hij is er de waarborg van en onze “zekerheid” dat God ons accepteert als volwaardige, volwassen zonen en dochters. - Liza Ryan (Canada/VS)

SCHRIFTGEDEELTE

Genade zij jullie en vrede van God, onze Vader[i]
 (EfeziĂ«rs 1:2 PH)

Gezegend God en Vader van onze Heer Jezus Christus! Hij heeft ons gezegend met alle geestelijke zegeningen onder de hemelse wezens in Christus, ·zoals hij ons ook al voor de grondlegging van de wereld in hem heeft uitverkoren om heilig en onberispelijk in zijn tegenwoordigheid te zijn:

  • In liefde heeft hij ons voorbestemd voor de aanstelling als zonen [Gr. huiothesia] van hem,- door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil,- ·tot lof van zijn heerlijke genade waarmee hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. (Ef. 1:3-6 PH)
  • In hem bezitten wij verlossing door zijn bloed, de vergeving der overtredingen, naar de rijkdom van zijn genade , ·waarmee hij ons heeft overstelpt;
  • In alle wijsheid en inzicht heeft hij ons het mysterie van zijn wil leren kennen – naar zijn welbehagen, dat hij in zichzelf had voorgenomen ·tot een beheer [Gr. oikonomian] voor de volheid van de tijden – om alles tot Ă©Ă©n bijeen te brengen in de Messias,- de dingen in de hemel en de dingen op de aarde.  (Ef. 1:7-10 PH)

In hem hebben wij een erfdeel ontvangen, waartoe wij waren voorbestemd naar het voornemen van hem die alles tot stand brengt naar de raad van zijn wil,- ·opdat wij tot lof van zijn heerlijkheid de eersten zouden zijn in hoop op de Messias. ·In hem hebben jullie dat ook, nu jullie 
 het Evangelie van jullie redding gehoord hebben; en door te geloven in hem, zijn jullie bezegeld met de aangekondigde Heilige Geest,- de waarborg voor ons erfdeel, de komende verlossing van het verworvene, tot lof van zijn heerlijkheid. (Ef. 1:11-14 PH)

De gave van Gods genade
 ·is aan mij gegeven...om aan de volkeren [Gr. ethne] het goede nieuws te verkondigen van de ondoorgrondelijke rijkdom van de Messias, ·en in het licht te stellen hoe het beheer [Gr. oikonomia] is van het Mysterie dat van de eeuwigheden af verborgen is geweest in God die alles heeft geschapen. (Ef. 3:7-9 PH)

MEDITATIE

Paulus’ openbaring van het Evangelie (het Goede Nieuws) begint met krachtige woorden van lofprijs. Hij wil dat degenen die het lezen of horen de vreugde en kracht van de geestelijke zegeningen die nu beschikbaar zijn in Christus zullen ervaren. Hoewel hij schrijft aan gelovigen is Paulus bezorgd dat velen van hen nog steeds een openbaring nodig hebben van de volle omvang van de genade en vrede die zij van hun Vader hebben gekregen. En jij? Leef jij in de zekerheid van geloof in alle drie de thema’s van het Evangelie van genade?

Zowel de korte groet als de lange openingszin gaan over de genade die wij ontvangen van ‘onze Vader’, die ook ‘de Vader van onze Heer Jezus Christus’ is (Med.#9). Toch spreekt Paulus niet in de eerste plaats over vergeving van zonde en verlossing door Christus; want  Gods genade heeft eerst en vooral te maken met onze ‘aanstelling als zonen’ [Gr. huiothesia] binnen het gezin van de Vader. Deze ‘zegening’, die nu vervuld is in Jezus (‘de Geliefde’), is altijd ‘zijn wil’ en bestemming voor ons geweest. Voor de grondlegging van de wereld heeft onze Vader ons in Christus uitverkoren – menselijke wezens, geen andere schepselen – om zijn zonen en dochters te zijn. En zijn wil voor ons bestaat uit een twee stadia kennend proces waarbij we eerst ‘voor korte tijd minder dan de engelen gemaakt’ leven, om daarna op een dag te worden ‘gekroond met heerlijkheid en eer’ (Med.#7). Eerst levend onder ‘voogden’ tot het moment van de ‘tevoren-vastgestelde-aanstelling door de Vader’,- een ‘aanstelling als (volwassen) zoon of dochter’ binnen het gezin (Med.#4 en Med.#5). Dit meerderjarig worden, en niet verlossing, is voor Paulus het eerste thema van het Goede Nieuws van Jezus. Paulus herhaalt deze eerste reden om ‘zijn heerlijkheid’ te prijzen wanneer hij verder spreekt over ons ontvangen van de Geest als ‘de waarborg voor ons erfdeel’.

In zijn tweede uiting van lofprijs begint Paulus eindelijk over de manier waarop de genade van de Vader tot ons gekomen is in de verlossing die we hebben in Christus. Vanwege onze zonde waren ‘wij allen’ – zowel Joden (‘wij’) als mensen uit andere volkeren (‘jullie’) – dood en onteerd in onze relatie met onze Vader. Wij verkeerden allemaal, in meer of mindere mate, in het duister wat betreft het verborgen voornemen van de Vader totdat Jezus kwam (Med.#44). Het tweede thema van het Evangelie is dus hoe wij werden ‘overstelpt’ met de genade van de Vader door de verzoenende dood van onze Oudste Broer (Bloedverwant-Losser) aan het kruis. Verlossing en verzoening, hoewel niet de eerste betuiging van Gods genade aan ons, zijn ons desalniettemin ten deel gevallen ‘naar de rijkdom van zijn genade’, waarmee hij ons in de eerste plaats uitverkoren heeft uit al zijn schepsels om op te groeien als zijn volwassen zonen en dochters.

Hoewel Adam en Eva goed geschapen waren en een kinderlijke relatie van intimiteit met hun Vader hadden, waren zij nog geen ‘geestelijke volwassenen’. Bij de schepping werden Adam en Eva ‘levende wezens’ door Gods Geestesadem, maar hun bestemming, en de onze, was altijd om iets meer te ontvangen (de 'aanstelling als zonen') door Jezus die als onze Oudste Broer een ‘levendmakende Geest’ werd na het ontvangen van de ‘Geest zonder beperking’ (Med.#58). Ook hun vleselijk lichaam was sterfelijk en kwetsbaar voor de zonde en moest nog steeds een verandering ondergaan om het voorbestemde ‘koninkrijk’ te kunnen ‘beĂ«rven’ (Med.#94).

Uiteindelijk, aan het eind van zijn tweede lange zin, introduceert Paulus het derde thema van het Evangelie. In Christus kunnen wij allen het mysterie van het voornemen van de Vader kennen. De reden waarom hij allerlei verscheidenheid schiep – inclusief de verscheidenheid aan volkeren in hun afgegrensde woongebieden – was om ‘in de volheid van de tijden’ alles ‘tot Ă©Ă©n bijeen te brengen’ onder Christus als Hoofd. Dit samenkomen van alle volkeren [Gr. ethne] ‘in Christus’ als medeburgers (Med.#44) en mede-erfgenamen in het huisgezin van de Vader was niet vanzelfsprekend, zelfs niet voor de Joden die de Schriften intensief bestudeerd hadden, omdat God het verborgen had gehouden (Med.#6).

Ja, zegt Paulus, IsraĂ«l (‘wij’) was inderdaad het ‘eerste’ volk met ‘de hoop’ op de bestemming die zou komen door de Messias. Zij waren inderdaad apart gezet als ‘heilige natie’ van ‘priesters’ voor andere naties (Med.#C). Maar in Christus hebben gelovigen uit alle volken, ook die uit IsraĂ«l, nu gelijkelijk toegang tot de Vader. De Wet was aan IsraĂ«l gegeven als een rechtvaardige ‘opvoeder tot Christus’ (Med.#4); hij kon niemand tot ‘voleinding’ of ‘volwassenheid’ brengen.[ii] Alleen de Geest kon dat doen. En hoewel de besnijdenis een soort ‘bezegeling’ van thuishoren was voor de Joden (Rom. 4:11), moesten gelovigen uit andere volken ('jullie') slechts door de Geest ‘bezegeld’ worden, zonder zich te hoeven onderwerpen aan Joodse wetten en gebruiken (Med.#28). In Christus en door de Geest hebben alle volken nu gelijkelijk toegang tot de Vader. En alle dominantie, alle vijandigheid en elke scheidingsmuur tussen volken is vernietigd door het kruis (Med.#44).

Als jij jouw Papa allereerst oprecht kunt prijzen voor de intimiteit en de erfenis die je met hem en met mensen uit alle volken geniet in de Geest, dan heb je daadwerkelijk Paulus’ openbaring van het mysterie van het Evangelie, in alle drie de thema’s ervaren.

HET WOORD BIDDEN

Onze Vader, Vader van onze Heer Jezus Christus, wij prijzen u voor de heerlijkheid van uw genade waarmee u ons in de Geliefde begenadigd hebt; dat u ons in de Messias zegent met elke geestelijke zegen:

  1. dat u ons in hem van voor de grondlegging van de wereld uitverkoren heeft om heilig te zijn in uw tegenwoordigheid, en ons in liefde hebt voorbestemd voor de aanstelling als zonen (en dochters)... naar het welbehagen van uw wil;
  1. voor verlossing door zijn bloed, de vergeving van zonden naar de rijkdom van uw genade;
  1. voor inzicht in het mysterie van uw wil toen deze tot beheer kwam in de volheid van de tijden: (Ef. 1:2-10)

- eerst de uitverkiezing en voorbestemming van Israël overeenkomstig ditzelfde voornemen en plan (Ef. 1:11-12)

 - en nu het samen kunnen komen van alle door u gemaakte volken om u te kennen en te aanbidden, als mede-erfgenamen in de Geest,     (Ps. 86:9; Joh. 4:21; Ef. 3:6) 

- die de waarborg is van de verlossing van ons lichaam en al het toekomende. (Ef. 1:14; Rom. 8:23; 2 Kor. 5:4-5)

VOETNOTEN

[i] Net zoals in de meeste openingszinnen van de Nieuwtestamentische brieven (die volgen op de evangeliĂ«n en Handelingen), is de eerste verwijzing naar de Vader in deze brief niet aan God als ‘de Vader van onze Heer Jezus Christus’, maar veeleer aan hem als ofwel ‘onze Vader’ of als ‘Vader God’ (zie Med.#9).

[ii] Heb. 7:19. Dezelfde Griekse werkwoordsvorm [e-teleiosen] die in de NB vertaald wordt met ‘tot
voleinding brengen’ wordt ook gebruikt in Heb 2:10 en 5:9 en kan ook vertaald worden als ‘tot volledige volwassenheid brengen’ (zie Med.#7).