(5)

De Geest: de eerstelingsgave van ons meerderjarig worden

Het idee dat God ons geadopteerd heeft als zijn kind is misschien voor velen van ons een bekende gedachte. Maar Paulus doelt niet op een ‘adoptie’ in het gezin, maar op een ‘meerderjarig worden’ binnen het gezin. Hij benadrukt hoe onze relatie met de Vader veranderd is. Door de ‘Geest van God’ zijn we in bezit gekomen van de ‘eerstelingsgave’ van de volledige erfenis die ons in Christus toebehoort. De Geest verleent ons ook intieme toegang tot onze Papa. Onze Vader behandelt ons niet langer als ‘kleine kinderen’. Maar leven en beslissingen nemen vanuit volwassen verantwoordelijkheid is niet gemakkelijk. Het is verleidelijk om je opnieuw afhankelijk op te stellen van anderen, zoals een kleuter zijn kleuterjuf blindelings vertrouwt, in plaats van te leven uit de Geest van God en via hem de leiding en richting te ontvangen van onze Papa en onze Oudste Broer. -Liza Ryan (Canada/VS)

Om je een idee te geven welke nieuwe dingen je zult ontdekken als lid geven de volgende symbolen aan waar de diepgaande versies van de eerste vijf meditaties: {B} een uitgebreide Schriftgedeelte; {√} extra informatie; {t} extra  Bijbeltekst verwijzingen; {”} een extra Grieks of Hebreeuws woord; {ƒ} een of meer extra voetnoten; {m} een of meer extra links naar andere meditaties bevatten. Voor meer informatie over het lidmaatschap, klik hier.   

SCHRIFTGEDEELTE

Allen die geleid worden door Gods Geest zijn zonen [Gr. huioi] van God. ·Jullie hebben niet een geest van knechtschap ontvangen om jullie opnieuw vrees aan te jagen, nee, jullie hebben de Geest van aanstelling als zonen [Gr. huiothesia] ontvangen, door wie wij schreeuwen: “Abba!, Vader!” ·Die Geest betuigt mee met onze geest dat wij de zonen en dochters  [Gr. tekna] van God zijn
,- ·ja, erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus, daar we immers met hem lijden om ook met hem verheerlijkt te worden.   ·Als jullie door de Geest de praktijken van het lichaam ter dood brengen, zullen jullie leven. (Romeinen 8:14-17,13b PH)

Reikhalzend wacht de schepping op de onthulling van de zonen van God   ·omdat ook de schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de knechtschap van het bederf tot de heerlijke vrijheid van de zonen en dochters [Gr. tekna] van God. ·Heel de schepping zucht mee en is mee in barensnood tot nu toe. ·Ook wijzelf die de eerstelingsgave van de Geest bezitten, 
zuchten over ons eigen lot in afwachting van de aanstelling als zonen [Gr. huiothesia],- de verlossing van ons lichaam. · In die hoop gered  ·hopen we op wat we niet zien  ·Zelfs dan, in onze zwakheid draagt de Geest onze last mee. Als wij niet weten wat we naar behoren zullen bidden, pleit de Geest zelf voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen... ·in overeenstemming met de wil van God. (Rom. 8:19,21-26 PH)

Er is bij mij grote droefheid en een niet aflatende pijn in mijn hart · ter wille van mijn broeders-en-zusters,{ƒ} mijn verwanten naar vlees-en-bloed; ·alle IsraĂ«lieten. Van hen zijn de aanstelling als zonen [Gr. huiothesia], en de heerlijkheid   ·Want wie hij tevoren kende, die heeft hij ook tevoren bestemd om medegestalten van het beeld van zijn Zoon te worden, opdat deze de Eerstgeborene onder vele broeders-en-zusters zou zijn. ·Meer nog, wie hij tevoren bestemd heeft die heeft hij ook geroepen, en wie hij heeft geroepen die heeft hij ook gerechtvaardigd, en wie hij heeft gerechtvaardigd die heeft hij ook verheerlijkt. (Rom. 9:2-4; 8:29-30 PH)

MEDITATIE

De bovenstaande verzen zijn opgedeeld in drie alinea’s om de drie manieren waarop Paulus het woord huiothesia [aanstelling als zonen] in deze brief gebruikt te belichten.{√}{t} Als we naar de bovenstaande tekst kijken, dan is het mogelijk om drie aparte ‘fasen’ en twee bepalende ‘gebeurtenissen’ in het proces van onze ‘aanstelling’ als ‘erfgenamen’ van de Vader te onderscheiden. De eerste van die twee gebeurtenissen (alinea 1) vindt plaats als wij, in Christus, ‘de Geest van huiothesia‘ ontvangen die ons{√}{t}{ƒ} als ‘erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus’ in staat stelt om God vertrouwelijk aan te spreken als Papa of Pa.[i]

Maar de Tijdswisseling ingeluid door Jezus en de Geest (Med.#3 en Med.#4) is pas de eerste stap op weg naar de slotgebeurtenis van onze ‘aanstelling als zonen’,- ‘de verlossing van ons lichaam’: als een ongelooflijke ‘heerlijkheid’ in ons geopenbaard zal worden, zodat de hele schepping ons zal herkennen als zonen [Gr. huioi] van God, en onze gemeenschap met onze Vader en met Jezus zal zijn van aangezicht tot aangezicht.{√}{t}{m}{ƒ} Want op de Dag van de Opstanding zullen de vergankelijke lichamen die we bij de schepping ontvingen, veranderd worden in onvergankelijke lichamen die in staat zijn om het koninkrijk van God te ‘erven’ (Med.#94).{√}{t} Wij moeten leven in hoop op dit deel van onze ‘redding’, hoewel we in de Geest al wel de ‘eerstelingsgave’ van onze ‘heerlijke vrijheid’ als volwassen zonen en dochters van God genieten.

In de derde paragraaf schrijft Paulus dat de huiothesia op een bepaalde manier al aan de IsraĂ«lieten behoort. Als de Joden al ‘geadopteerd’ waren, zoals de vertaling ‘aanneming’ zou kunnen doen veronderstellen, dan zouden Joden ten tijde van Jezus nog twee keer ‘geadopteerd’ moeten worden in Gods gezin! Bepaald geen effectieve ‘adoptie’ als het drie keer moet! Maar zoals we gezien hebben in Galaten (Med.#4) is dit niet wat Paulus bedoelt.{√}{t} De huiothesia door Jezus en de Geest heeft te maken met het meerderjarig worden van Joodse gelovigen, en gelovigen uit andere volkeren, zodat zij allen samen de Geest zouden kunnen ontvangen,- als de ‘waarborg voor ons erfdeel’ (Med.#8). Maar ons meerderjarig worden in de Geest zal pas volkomen zijn als ook ons lichaam verlost (veranderd) is.{√}{t}{m}{ƒ}

In deze tekst wordt nog een ander probleem met een ‘theologie van adoptie’ duidelijk. ‘Adoptie’ legt meer de nadruk op hoe een ‘vader-zoon’ relatie begint (de ‘origine’), dan op waar hij op uitloopt (de ‘bestemming’). Maar als Paulus hierboven schrijft over IsraĂ«l als een ‘tevoren gekend’ en ‘tevoren bestemd’ volk, dan legt hij de nadruk op dat laatste.{t} De IsraĂ«lieten zijn de eersten met ‘de hoop op de Messias’ (Med.#8);{t} en de Joodse discipelen van Jezus zijn de eersten om de heerlijkheid van hun verrezen Oudste Broer te zien, die ‘het beeld’ is van wat wij zullen worden. Als de eersten om ‘geroepen’ te zijn, zijn zij ook de eersten om ‘gerechtvaardigd’ te zijn door hun geloof in Jezus. Gods beschouwing van IsraĂ«l als ‘mijn zoon’ betreft niet zozeer hun origine, als wel de bestemming van hoe hun relatie met de Vader bedoeld was te zijn (Med.#C), en te worden in Jezus en de Geest.{√}{t}{m}

Dus toen veel van Paulus’ mede-Joden niet de Geest, de eerstelingsgave van hun bestemming, ontvingen in samenhang met de verlossing in Christus, was dat een groot verdriet voor hem. Dat geldt ook vandaag de dag voor kinderen die opgroeien in de kerk en Christelijke gezinnen, maar die doorgaan met leven als ‘dienstknechten’ in Gods gezin.{√}{t}{m} Op dezelfde manier heeft Paulus verdriet over gelovigen die proberen heilig te worden door te leven onder de ‘elementen’ van wetten en menselijke ‘herders’,- zelfs nadat ze de Geest ontvangen hebben. Hij beschouwt hen als volwassen zonen en dochters die terugkeren naar een leven als onmondige kinderen onder voogden en beheerders (Med.#30 en #31).{√}{t}

Maar als wij dan al een ‘heerlijke vrijheid’ bezitten in een nieuwe relatie met onze Vader door de Geest, door de ‘aanstelling als zonen [Gr. huiothesia]’, waarom gebruikt Paulus dan plotseling het Griekse woord tekna (Rom. 8:16-17a) in plaats van huioi zoals hij deed in het begin van deze tekst en in de parallelle passage in zijn brief aan de Galaten (Med.#4)?{t} Het Griekse woord tekna kan, afhankelijk van de context, zowel verwijzen naar kinderen die minderjarig zijn als naar volwassen kinderen, en is ongeslachtelijk.[ii] Dus de beste vertaling hier is 'zonen en dochters', want Paulus gebruikt het om te verwijzen naar de volwassen relatie met de Vader die zowel mannelijke als vrouwelijke gelovigen nu genieten (zie 2 Kor. 6:18, Med.#37). Maar als hij tekna nog een keer gebruikt dan kwalificeert hij de ‘heerlijke vrijheid’ die wij nu genieten als volwassenen met twee karakteristieken van kind zijn,- beperkingen en kwetsbaarheid. Ook als volwassen zonen en dochters zijn wij beperkt tot het bezitten van slechts de ‘eerstelingsgave van de Geest’. De volle ‘aanstelling als zonen’ heeft pas plaats als ook ons lichaam verlost is en wij aan de gehele schepping ‘geopenbaard’ worden in deze nieuwe relatie met onze Vader. Totdat wij kunnen delen in de volle opstandingsheerlijkheid van Christus ‘zuchten’ wij, terwijl wij delen in zijn lijden voorafgaand aan zijn opstanding, en wij dezelfde beproevingen onder ogen zien die hij onder ogen zag tijdens zijn aardse leven (Med.#7).{√}{t}

Wanneer wij echter, net als Jezus, gehoorzaamheid leren, dan behandelt onze Vader ons niet meer als ‘onmondige kinderen’. Evenmin zullen wij medegelovigen als ‘onmondige kinderen’ behandelen. Door de Geest zijn we in staat om de wil van de Vader te onderscheiden,- of hij nu rechtstreeks tot ons spreekt, of door de Schriften, een medegelovige, of door ons lijden. En de Geest helpt ons in onze zwakheid tot onze Papa te komen, ongeacht de omstandigheden en ongeacht of we wel of niet weten wat we zeggen moeten.{t} Proberen te leven vanuit principes of vanuit de raadgevingen van onze geestelijke ‘herders’ alleen zal ons nooit in staat stellen om een heilig leven te leiden. Alleen een groeiende relatie met onze Vader – in Christus en ‘geleid door de Geest’ – zal ons in staat stellen ‘de (boze) praktijken van het lichaam ter dood te brengen’ (Med.#81). Geloof je dat? Luister je naar de Geest van Jezus en gehoorzaam je zijn leiding?

HET WOORD BIDDEN

Papa, ik weet dat ik nog zwak en kwetsbaar ben, maar u heeft de Geest van uw Zoon in mijn hart gezonden om mij te helpen, om mij te bevrijden van gebondenheid en slavernij aan angst, hoewel mijn lichaam nog steeds onderworpen is aan frustratie en bederf. (Rom. 8:26,15,20-21; Gal. 4:6)

Sterk mijn innerlijk, vanuit de rijkdom van uw heerlijkheid, met kracht door uw Geest, opdat de Messias in mijn hart mag wonen, door geloof dat geworteld en gegrond is in liefde; opdat ik bekrachtigd zal zijn om, samen met al mijn broeders en zusters, te bevatten wat de breedte, lengte, hoogte en diepte,- ja, de alle verstand te boven gaande liefde is van de Messias, zodat ik gevuld mag worden, Vader, met heel uw volheid. (Ef. 3:16-19,14)

VOETNOTEN

[i] Het gebruik van dit intieme woord voor ‘Vader’ ligt besloten in de tekst omdat Paulus – hoewel hij in het Grieks schrijft – het Aramese woord ‘Abba’ uit zijn moedertaal invoegt dat hij gebruikte als hij zijn eigen vader aansprak.

[ii] Het Griekse woord tekna (meervoud) is ongeslachtelijk. Het kan alleen mannen aanduiden (bijv.  Hand. 21:21) of alleen vrouwen (bijv. 1 Pet. 3:6 NBG) of beiden. Daarom kan het ook vertaald worden als ‘zonen en dochters’, wanneer beide geslachten bedoeld zijn en het om volwassenen gaat. Ook kan het vertaald worden als ‘mijn geliefde zonen en dochters’, waar de affectieve vorm van aanspreken (teknia) gebruikt wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval in Galaten 4:19 waar Paulus alle gelovigen in Galaten met affectie aanspreekt, nadat hij hen er aan herinnerd heeft dat zij in Christus niet langer minderjarige kinderen zijn, en dat mannen en vrouwen beiden ‘erfgenamen’ zijn in de Geest (Gal. 3:26-4:7, Med.#4).