(D)
Vader zijn voor de Messias-Koning van een wereldwijd koninkrijk
Nathans profetie over David,- dat God een âzoonâ van David tot een Vader zou zijn, wordt in een aantal teksten in de Tenach (het Oude Testament) herhaald of aangehaald. En ze speelt een belangrijke rol in een aantal teksten in het Nieuwe Testament, waar âZoon van Davidâ voorkomt als een Messiaanse naam waarmee verschillende mensen Jezus van Nazareth aanduiden. En wanneer Jezus in het begin van de vier evangeliĂ«n verschillende keren de âZoon van Godâ wordt genoemd, lijken de schrijvers ook de profetie van Nathan in gedachten te hebben (Matt. 3:16; Marc. 1:11; Luc. 1:32-34; Joh. 1:32-34). Desalniettemin verhinderden aardse perspectieven de meeste mensen in Jezusâ tijd om de volle betekenis van Nathans profetie te begrijpen. En datzelfde geldt vandaag de dag voor veel Christenen. - JKM
Tekst van de meditatie
'VADER' TEKSTEN:
Profeten: 2 Samuël 7:14; Jesaja 9:6
Geschriften: 1 Kronieken 17:13; 22:10; 28:6; Psalm 89:26
SCHRIFTGEDEELTEN:
Profeten:Â 2 Sam. 7:4,5,11b-16;Â Jes. 9:6-7
Geschriften:Â 1 Kron. 22:7-10; Â 28:1-2, 5-7; 17:7b,13-14; Ps. 2:2,4-5,7-8;Â 89:20-21,27-28,30
INTRODUCTIEVIDEO DUUR:Â 00:57
SCHRIFTGEDEELTE
PROFETEN (2 Samuël 7:4,5, 11b-16 HSV)
Het woord van de HEERE tot NathanâŠ: ·ââŠzeg... tegen DavidâŠ: ·de HEERE zal voor u een huis [Gr. oikon][i] maken⊠·âŠIk zal uw nakomeling na u⊠doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor mijn naam een huis [Gr. oikon] bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. ·Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn⊠als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen⊠·Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals ik die deed wijken van Saul⊠·Uw huis [Gr. oikos] en uw koningschap zullen⊠voor eeuwig vaststaanâŠâ
(Jesaja 9:5-6 NBG {WV})
Want een Kind [Gr. paidon] {wordt} ons geboren, een Zoon [Gr. huios] {wordt} ons gegeven, wiens[ii] heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. ·Groot zal de heerschappij zijn⊠op de troon van David en over zijn koninkrijk⊠tot in eeuwigheid.
GESCHRIFTENÂ (1 Kronieken 22:6a,7-10 LB)
En David riep zijnen zoon Salomo⊠·en sprak tot hem:⊠·âhet woord des Heeren kwam tot mij:⊠·âZie, de zoon die u geboren is,⊠zal Salomo heten, en ik zal vrede en rust geven over IsraĂ«l zijn leven lang. ·⊠hij zal mijn zoon zijn en ik zal zijn vader zijn; en ik zal den troon van zijn koningschap over IsraĂ«l bevestigen eeuwiglijkâ.â
(1 Kron. 28:1-2,5-7 HB)
David riep al zijn bewindslieden⊠·en zei:⊠·âde HERE heeft⊠Salomo gekozen⊠Hij zal zitten op de troon van IsraĂ«l, het koninkrijk van de HERE. ·Hij zei⊠âIk heb hem als mijn zoon uitgekozen en Ik zal zijn Vader zijn. ·En als hij mijn geboden en aanwijzingen blijft naleven,⊠zal Ik zijn koninkrijk eeuwig laten voortdurenâ.â
(1 Kron. 17:7b, 13-14 NBG)
Zo zegt de HERE:⊠·âIk zal hem tot een vader zijn en hij zal mij tot een zoon zijn⊠·Ik zal hem voor immer in mijn huis [Gr. oikos] en in mijn koninkrijk aanstellen, en zijn troon zal vaststaan voor altijd.
(Psalmen 2:2,4-8 HB {NB})
De machthebbers van deze wereld⊠spannen samen tegen de HERE en Zijn Gezalfde [Heb. mashiach] âŠÂ·De HERE⊠·zal hen⊠aanspreken⊠·âDit is de Koning die Ik heb aangesteldâŠin JeruzalemâŠâ ·Hij heeft {tot mij gezegd: ·âjij bent mijn zoon, ikzelf heb jou heden voortgebracht}. ·Vraag Mij wat Je wilt en Ik zal Je alle volken in bezit gevenâ.
(Ps. 89:20-21,27-28,30 GNB {HSV})
Eens⊠hebt U⊠gezegdâŠÂ·âOp mijn dienaar David viel mijn keuze, hem heb ik met heilige olie gezalfd. ·{Hij zal Mij "Vader" noemen}, "mijn God, mijn rots, mijn behoud." ·{Ik zal hem... maken tot} de grootste onder alle koningen op aarde. ·âŠZolang het dag wordt aan de hemel zal zijn troon niet wankelen.â
MEDITATIE
Zeven van de negentien directe verwijzingen naar God als Vader in de Tenach (37%) hebben te maken met de profetische woorden die Nathan tot koning David sprak, want deze worden vier keer herhaald en er wordt nog drie keer naar verwezen. Uit de eerste verwijzing kunnen we opmaken dat God van plan was om een Vader te zijn voor Davids zoon en koninklijke opvolger, Salomo,- die vermoedelijk begin 20 was toen hij gezalfd werd tot koning[iii], en wiens regering â40 jaarâ duurde (1 Kon. 11:42).
De eerste twee dingen die we daaruit kunnen concluderen zijn: dat God beloofd had om zich een âVaderâ te betonen aan een menselijke heerser over IsraĂ«l, genaamd Salomo; en dat dit âvaderenâ zich zou uitstrekken over de vier decennia van zijn volwassen heerschappij. Dus als God tegen David zegt dat hij Salomo zal âterechtwijzen als hij zich misdraagtâ, dan is dat een terechtwijzen of corrigeren in de context als een volwassene, niet als een kind. Ten derde zien we dat God zichzelf een Vader zal betonen door zijn goedertierenheid gestand te doen,- zijn âzoonâ nooit aan zijn lot over te laten, zelfs niet als hij zich misdraagt. En ten slotte zal hij zich een Vader betonen binnen een werkverband. Terwijl de zoon aan het werk is om de Tempel (âeen huisâ) voor de eer van zijn Vaders naam te bouwen, is God aan het werk om de heerschappij en de dynastie (âhet huisâ) van zijn âzoonâ âvoor eeuwigâ te vestigen.
Maar als we kijken naar hoe de Heilige Geest richting geeft aan de tweede verslaglegging van het verhaal (1 Kron. 17:1-15), dan lijkt de profetie van Nathan een veel grotere belofte in te houden. Want in plaats van een focus op Davids koninklijke huisgezin (âuw huisâ), en op het koningschap van Salomo (âzijn koningschapâ), ligt de nadruk nu op Gods koninklijke huisgezin (âmijn huisâ) en op zijn (âmijnâ) koninkrijk. Ook is de verwijzing naar het zich misdragen van deze âzoon van Davidâ weggelaten, terwijl de parallelteksten uit de Psalmen (hierboven) God als âVaderâ laten zien voor een David-gelijkende âZoonâ die gaat heersen over de koningen van de hele aarde! En zodoende begonnen de IsraĂ«lieten die de Schriften bestudeerden te begrijpen dat Nathans profetie niet slechts over David en Salomo ging, maar over God die âVaderâ zou zijn voor een speciaal âgezalfdeâ (Messias) koning in de toekomst.Â
Maar Joods nationalisme en hun menselijke ervaring met aardse koninkrijken leidden hen tegelijkertijd tot een misverstaan van andere aspecten van deze profetische woorden. Dus zodoende verwachten de discipelen in de tijd van Jezus dat hij het koninkrijk van David zal herstellen door een aardse koning over IsraĂ«l te worden, en dat hij âvoor altijdâ zal blijven (Joh. 6:15; 12:34; Hand. 1:6). En zij lijken doof voor Jezusâ onderwijs dat zijn koninkrijk op een verborgen, ogenschijnlijk onbelangrijke manier zou beginnen en geleidelijk zou groeien,- zoals gist in een klomp deeg of als een mosterdzaadje, aangezien zijn koninkrijk âniet van deze wereldâ was (Joh. 8:36). En toen Jezus sprak over een plaats voor zijn discipelen âin mijn Vaders huis [Gr. oikia]â (Med. #2), leek het er op dat ze dat niet in verband brachten met Nathans profetie,- dat God als een Vader ook zijn huisgezin [Gr. oikos] zou vestigen door zijn gezalfde Zoon.
Op dezelfde manier hebben Christenen ook de neiging om misvattingen te ontwikkelen met betrekking tot de volledige betekenis van deze Messiaanse profetieĂ«n die in Jezus vervuld zijn. Het gebruik van hoofdletters voor de voornaamwoorden, zowel voor God als voor de âZoon die ons wordt gegevenâ, zoals in een paar van de HB-vertalingen hierboven (van Jes. 9 en Ps. 2), suggereert dat deze teksten gericht zijn op Jezus' eeuwige goddelijkheid als de belangrijkste reden voor de beoogde relatie tussen de Messias en God als zijn Vader. Als gevolg daarvan kan uit deze vertalingen gemakkelijk de conclusie getrokken worden dat de Bijbel God voornamelijk voorstelt als Vader van Jezus,- in de context van hun eeuwige relatie binnen de Drie-eenheid. Maar dit is bepaald niet helemaal hoe de Nieuwtestamentische auteurs deze Messiaanse teksten behandelen.
 Ja, ik geloof in de Drie-eenheid. Ik geloof dat Jezus zowel volkomen goddelijk als volkomen menselijk is, omdat hij âhet Woordâ is dat altijd âmet Godâ is geweest en dat âGod isâ (Med.#58). Jesaja lijkt hetzelfde idee te hebben, want âhet kindâ dat geboren zou worden als mens zal ook âSterke Godâ genoemd worden. Toch suggereren zijn woorden, als deze naast de oorspronkelijke profetie van Nathan gelegd worden, dat de âzoonâ die âons gegevenâ wordt, verwijst naar een volwassen relatie die hij met God als Vader zal hebben, gelijk aan wat beloofd werd aan David voor Salomo. En dit is wat Lucas in gedachten lijkt te hebben, wanneer hij zinspeelt op deze profetieĂ«n in de woorden die de engel tot Maria sprak - dat het 'kind' dat haar geboren wordt 'de Zoon van God' genoemd zal worden (Luc. 1:35, Med.#25). Want wanneer Lucas de vaderlijke verklaring uit Psalm 2 citeert (âJij bent mijn zoonâ), dan verbindt hij deze profetie met de dag wanneer Jezus de Heilige Geest ontvangt, ongeveer dertig jaar later (Luc. 3: 32-34),- de gebeurtenis die de volwassen bediening van Jezus in partnerschap met zijn Vader in gang gezet heeft (Joh. 5:19-26). Ook in MatteĂŒs en Marcus is de Messiaanse uitspraak van Jezus als Gods âZoonâ (zoals voorspeld in Psalm 2) verbonden met de dag dat hij de Geest ontving. En verder identificeren MattheĂŒs, Marcus en Johannes alle drie deze gebeurtenis in het volwassen leven van Jezus met nog een dag in de toekomst, wanneer hij ons met de Geest zal dopen (Marc. 1:8-11; Matt. 3:11,16-17; Joh. 1:32-34, Med.#26).
Deze gebeurtenis in ons leven wordt door Paulus de 'aanstelling als zonen' genoemd, waardoor zowel mannen als vrouwen die in Jezus geloven volwassen 'erfgenamen' van God zullen worden (Med.#4), alsook mede-erfgenamen met Jezus (Med.#5) en door hem âleden van het huisgezinâ[Gr. oikieoi] met volledige toegang tot de Vader (Med.#44). Paulus geloofde echter ook dat de Geest slechts de âeerstelingsgaveâ is van de volledige erfenis, die pas dan komt wanneer ons lichaam uiteindelijk getransformeerd wordt om te zijn zoals het lichaam dat Jezus ontving bij zijn opstanding (Med.#5 en Med.#94). Dus wanneer hij Psalm 2 citeert dan verbindt hij deze profetie met Jezus' opstanding, en niet met zijn eeuwige relatie met de Vader. En hij verbindt deze tekst aan ons (âjullieâ, meervoud) - met ons die ontvangen âwat (God) aan David beloofdâ heeft (Hand. 13:30-34 GNB)! Meer nog, wanneer hij (slechts Ă©Ă©n keer) zinspeelt op Nathans profetie dan past hij die toe op ons en niet op Jezus: âIk zal jullie tot Vader zijn, en jullie zullen mijn zonen en dochters zijnâ (2 Kor. 6:18, Med.#32). De schrijver van de HebreeĂ«nbrief doet iets soortgelijks wanneer hij Psalm 2 citeert (âMijn Zoon ben jij, ik heb jou heden tot erfgenaam gesteldâ[iv], Heb. 1:5a, Med.#7), en volgt het onmiddellijk op met een samenvatting van de vier versies van Nathans profetie: 'Ik zal hem tot een Vader zijn en hij zal mij tot een Zoon zijn' (Heb. 1:5b). Hij doet dit eerst om naar Jezus te wijzen als het nieuwe Woord dat God tot ons heeft gesproken, in een Zoon die hij âgesteld heeft tot de erfgenaam van alles.â Maar hij gaat verder: door Jezus' vleeswording en dood worden wij, âzijn broers en zussenâ, ook âzonenâ en âerfgenamenâ (Med.#7).
Bezien in het licht van deze Nieuwtestamentische citaten verwijzen deze Messiaanse profetieĂ«n niet alleen naar de komst van Jezus als de beloofde âZoonâ van de Vader, maar ook naar hoe wij volwassen zonen en dochters van de Vader worden,- door het kruis, door de Heilige Geest en tenslotte door de opstanding.
HET WOORD BIDDEN
Vader van onze Heer Jezus Christus, wij prijzen u dat u in deze laatste dagen tot ons hebt gesproken in de Zoon die u gesteld heeft als erfgenaam van alles. (Ef. 1:3; Heb. 1:2)
U heeft hem met uw heilige olie gezalfd; in uw goedertierenheid heeft u hem nooit verlaten. (Ps. 89:21; 2 Sam. 7:15; Joh. 16:32)
U gaf hem de heilige en betrouwbare zegen beloofd aan David, en autoriteit over alle volken, zodat de koninkrijken van deze wereld zijn koninkrijken zullen worden waarover hij eeuwig regeert. (Hand. 13:34; Op. 2:26; 11:15)
En nu, aan uw rechterhand, heeft hij u, de Eeuwige Vader, aan ons bekend gemaakt. (Joh. 1:18; Jes. 9:6)
VOETNOTEN
[i] In deze tekst kan het oorspronkelijke woord voor 'huis', in het Grieks [oikon] (en ook in het Hebreeuws) verwijzen naar een gebouw (zoals een tempel) of naar de leden van een familie (een âhuisgezinâ) of familielijn (een âdynastieâ, in het geval van het koninklijk huis van David).
[ii] De zinsstructuur en de Griekse woorden zijn ontleend aan de (Griekse) Septuagint.
[iii] De Tenach (O.T.) geeft niet aan wanneer Salomo werd geboren, maar alleen dat zijn geboorte plaats had ver in het 33e jaar van Davids regering in Jeruzalem [1003-970 v.Chr.] (2 Sam. 5:5-10). Maar Salomo moet een jongvolwassene geweest zijn toen hij koning werd, ondanks dat hij zichzelf een âkleine jongenâ [Heb. nor] voelt (1 Kon. 3:7 NB), want hij âtoont zichzelf een manâ door belangrijke beslissingen te nemen (2:2,13-46), door te trouwen (3:1), en door de Heer te vragen om een âopmerkzame geestâ (3:9).Â
[iv] Of '...jij bent mijn zoon, ikzelf heb jou heden voortgebracht' (Ps. 2:7 NB), d.w.z. Ik heb jou heden aangesteld als volwassen zoon en erfgenaam. Voor deze betekenis van het Griekse woord gennao, zie Med.#53, voetnoot [i] (ook Med.#58). Net als Salomo (1 Kon. 3:5) wordt deze persoon aangesproken als een nieuw aangestelde volwassen koning (Ps. 2:6) die wordt aangemoedigd zijn Vader te vragen om een koninkrijk dat heel veel groter zal zijn dan een uitgebreide heerschappij van IsraĂ«l over het beloofde land (Ps. 2:8).Â