(76)

Samen in de Vader ‘blijven’ als ‘kinderen’, ‘jongelingen’ en ‘vaders’

De apostel Johannes verwijst meer dan enige andere schrijver in het Nieuwe Testament naar de Vader, waaronder twaalf keer in de eerste brief die aan hem toegeschreven wordt (1 Johannes). De meeste daarvan hebben we bekeken in vier eerdere meditaties (#52-55 in Hoofdstuk 7), en nu zullen we kijken naar wat Johannes als een geestelijke ‘vader’ te zeggen heeft tegen alle gelovigen over ‘blijven in de Vader’,- en ‘in de Zoon’ die de Vader gezonden heeft om ‘de Redder van de wereld’ te zijn. In het bijzonder richt hij zich tot groepen gelovigen op drie verschillende niveaus van geestelijke ontwikkeling,- door hen specifiek te herinneren aan wat zij weten of wat zij geleerd hebben om te doen. Want in het geestelijke strijdveld van deze wereld heeft elk van deze drie groepen iets specifieks om zich op te richten, zodat alle gelovigen samen zullen blijven groeien en sterk zullen blijven in hun relaties met de Vader, met Jezus en met elkaar. Wat Johannes te zeggen heeft tot de jongste en meest kwetsbare gelovigen, en tot de sterkeren die nog steeds jong zijn, is tamelijk duidelijk. Maar wat hij te zeggen heeft tegen de ‘vaders’, daarover moeten we wat langer nadenken, aangezien het op het eerste gezicht minder duidelijk is, maar daarom niet minder belangrijk. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien… hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. ·Het leven is verschenen, wij hebben het gezien... ·{Mijn lieve kinderen} [Gr. teknia], ik schrijf jullie dit opdat jullie niet zondigen. ·Dat wij God kennen weten we doordat we ons aan zijn geboden houden. ·In wie zich aan Gods woord houdt, is zijn liefde [tot volle wasdom gekomen]. ·{Lieve kinderen} [Gr. teknia], ik schrijf jullie <omdat> jullie zonden jullie vergeven zijn omwille van zijn naam. (1 Johannes 1:1-2; 2:1a,3,5a,12 NBV {HSV} [S4A] <VM>)

     ·Ik schrijf jullie, vaders, omdat jullie hem kennen, die van het begin af is.

     Ik schrijf jullie, jongelingen, omdat jullie de boze overwonnen hebben.

     Ik schrijf jullie, kinderen [Gr. paidia], omdat jullie de Vader kennen.

     ·Ik heb jullie geschreven, vaders, omdat jullie hem kennen, die van het begin af is.

     Ik heb jullie geschreven, jongelingen, omdat jullie sterk zijn en het Woord van God in jullie blijft…

     ·{Kinderen [Gr. paidia]…, ·…jullie hebben de zalving van de Heilige… ·Ik schrijf jullie…omdat jullie de waarheid… kennen, en omdat uit de waarheid nooit een leugen voortkomt.} (1 Joh. 2:13-14,18a,20-21 VM {NBV})

Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader. ·…Wat jullie vanaf het begin hebben gehoord, laat dat in jullie blijven. Als (het) in jullie blijft, zullen jullie in de Zoon en in de Vader blijven. ·En dit is wat hij ons heeft beloofd: het eeuwige leven. ·{Deze dingen heb ik jullie geschreven met betrekking tot hen die jullie misleiden. ·Lieve kinderen [Gr. teknia], blijf in hem… ·Geliefden}, wij zijn… [zonen en dochters[Gr. tekna][i] van God. …We weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan zien we hem zoals hij is. ·{Ieder die deze hoop op hem heeft, reinigt zich, zoals hij rein is.} (1 Joh. 2:23b-26,28; 3:2-3 NBV {HSV}[eigen vertaling])

{Lieve kinderen} [Gr. teknia], laat niemand jullie misleiden. ·Wees niet verbaasd, broeders en zusters, als de wereld jullie haat. ·{Lieve kinderen [Gr. teknia], jullie zijn uit God en jullie hebben hen overwonnen...} ·Als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons [tot volle wasdom gekomen]. ·Dat we in hem blijven en hij in ons, weten we doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest. ·De Vader heeft {de Zoon} gezonden als Redder van de wereld. ·Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. ·Wij hebben Gods liefde… leren kennen en vertrouwen daarop. (1 Joh. 3:7,13; 4:4,12b-16a NBV {HSV} [S4A])

MEDITATIE

In deze brief spreekt Johannes als een ‘vader’ tot alle gelovigen, en gebruikt daarbij vijf keer de tedere term ‘lieve kinderen’ [Gr. teknia] in de bovenstaande verzen. En hoewel hij sommige van hen aanspreekt met het Griekse woord voor daadwerkelijke ‘kinderen’ [Gr. paidia], spreekt hij tot de meeste van hen als ‘geliefde’ medevolwassenen (‘wij’), die allereerst geliefde ‘zonen en dochters’ [Gr. tekna][i] van God zijn, en zijn ‘broeders en zusters’ in Christus. Dit onderscheid is van belang aangezien Johannes twee keer een andere term gebruikt wanneer hij deze medevolwassenen aanspreekt. Dus wanneer hij verwijst naar ‘kinderen’, ‘jongelingen’ en ‘vaders’, dan spreekt hij over gelovigen die zich op drie verschillende niveaus van ontwikkeling bevinden in het gezin van de Vader.  

Johannes herinnert degenen in het vroegste ontwikkelingsstadium – minderjarige kinderen en nieuwe gelovigen – er aan: ‘jullie kennen de Vader’. Met andere woorden: deze ‘kinderen’ kennen reeds het karakter van de Vader, omdat zij door Jezus met hem in relatie staan. Zij moeten er echter aan herinnerd worden dat hun hemelse Vader is zoals Jezus en niet zoals de afwezige, veeleisende, of mishandelende vader met wie veel van hen zijn opgegroeid (Med.#2),- noch zoals de afstandelijke, onvoorspelbare, en wraakzuchtige godheid die mensen in veel religieuze groepen hebben moeten leren vrezen. Dat is vooral belangrijk omdat leren wandelen zoals Jezus wandelde, lijkt op het leren lopen als kind. Je valt vaak. Maar als je zondigt dan kan je in vertrouwen tot je Vader komen en het belijden, omdat hij niemand nodig heeft – ook Jezus niet – die hem er van zou moeten overtuigen om je te vergeven. Vanwege Jezus ben je al vergeven, en ‘jullie kennen’ de waarheid over het karakter van je Vader. Ten tweede herinnert Johannes hen er aan dat ook zij de zalving van de Heilige Geest ontvangen hebben, die hun trouwe geleider is (Med.#57), die Jezus en de Vader nabij brengt, die hen herinnert aan alles wat Jezus onderwezen heeft (Med.#51), en aan wie zij zijn in hem. Hij helpt hen zelfs om te weten hoe ze moeten bidden zodat ze meer op Jezus kunnen gaan lijken (Med.#5). En het is deze hoop, en niet angst voor oordeel, die hen motiveert er naar te streven heilig te leven. Dus moeten ze niet toestaan dat leugens hen opnieuw het duistere pad van angst op leiden (Med.#52).

Gelovigen die volwassen ‘jongelingen’ zijn geworden, het volgende ontwikkelingsstadium, zijn degenen in wie het Woord van God blijft, en degenen die de boze overwonnen hebben. Jonge volwassen zonen en dochters van de Vader hebben geleerd dat het overgeven van hun leven aan Jezus niet betekent dat alles plotseling eenvoudiger wordt. Nadat ik op achtjarige leeftijd mijn leven aan Jezus had gegeven, werd ik mij zelfs meer bewust van mijn kwetsbaarheid voor de verleidingen van de boze. Maar ik had het geluk dat ik opgroeide in een gezin waar we delen van Gods Woord memoriseerden, en in een kerk waar de voorganger zelf Bijbelonderwijs gaf aan alle jonge tieners in de gemeente. Desalniettemin duurde het nog tot mijn zestiende voordat ik zelf dagelijks Gods Woord begon te bestuderen. En hoe meer ik er naar streefde om Jezus’ geboden te gehoorzamen, des te sterker begon ik een daadwerkelijke relatie met God te ervaren, door zijn Geest en in het omgaan met verleidingen. Want in zijn Woord zag ik hoe Jezus een volwassen gemeenschap met de Vader en de Geest had voorgeleefd. En hoewel hij deelde in onze menselijke zwakheid en kwetsbaarheid voor verleiding (Med.#7), overwon hij de boze door overtuigde gehoorzaamheid aan de Vader gebaseerd op zijn kennis van de Schriften (Med.#26). Volgens Johannes kunnen ook wij op dezelfde manier de duivels duistere paden vermijden; van compromissen sluiten (Med.#53), van het worden van de veroorzaker van gebroken gemeenschap met broeders en zusters (Med.#54), en van het misleid worden door mensen die vroeger bij ons in de kerk zaten (Med.#55).

Sommige van de gelovigen, echter, zijn ‘uitgegaan in de wereld’ en zijn ‘valse profeten’ geworden door het ontkennen van één of meer belangrijke zaken omtrent Jezus,- zoals het beweren dat hij niet echt de door God beloofde Messias was, of dat hij niet daadwerkelijk ‘in het vlees’ gekomen was, of slechts een specifieke geestelijke kwaliteit bezat. Daarom herinnert Johannes de getrouwe gelovigen er aan dat zij allemaal in staat zijn om de geesten te beproeven en het onderscheid te maken tussen leugen en waarheid,- zelfs de jongsten onder hen. Echter, zijn woorden van bemoediging aan de ‘jongelingen’ en de ‘vaders’ in de kerken tonen aan dat we meer nodig hebben dan alleen maar de hulp van de Heilige Geest om te kunnen blijven in de Vader en in de Zoon,- en in de waarheid die wij ‘vanaf het begin gehoord hebben’. En we hebben de kracht nodig die komt van Gods Woord en van elkaar. ‘Jonge’ mannen en vrouwen die ervaring gekregen hebben met het overwinnen van de boze, door hun diepe wortels in de Schriften, kunnen jongere gelovigen bemoedigen. En degenen die ‘vaders’ geworden zijn hebben een toegevoegde dimensie van geestelijke autoriteit die een bron van kracht is voor hun jongere broeders en zusters. En dit, zegt Johannes tot twee keer toe, komt niet voort uit een positie van leiderschap, maar uit een diepe relatie met ‘hem die van het begin af is’.

De openingszinnen van Johannes’ brief laten ons zien wat hij in gedachten heeft. Als een van de Twaalf had Johannes een diepe relatie genoten met Jezus als een menselijk wezen met wie hij fysiek kon omgaan. Maar nadat hij getuige geweest was van Jezus’ dood, opstanding en hemelvaart, en na het ontvangen van de Heilige Geest, leerde Johannes Jezus kennen als ‘het Woord des levens’: die ‘van den beginne’ bij God was en die zelf God is (Joh. 1:1,14). Volgens Johannes zijn geestelijke ‘vaders’ zij die tot volle wasdom zijn gekomen in de Vaders liefde,- zij die lang genoeg in gehoorzaamheid met hem gewandeld hebben, net zoals Jezus op aarde deed, om het licht van zijn karakter te blijven weerspiegelen, hoe duister het ook wordt. Want zij kennen Jezus als meer dan alleen maar de Messias die iets voor ons doet. Zij hebben hem leren kennen als de goddelijke en menselijke ‘Redder van de wereld’,- het ondoofbare licht in wie wij reeds eeuwig leven en gemeenschap met de Vader genieten (Med.#52, Joh. 1:4-5; 17:1-3). En dus laat hun leven een overtuigd geloof in de liefde van hun Vader zien en in zijn plan voor verandering, zelfs als het Evangelie niet veel invloed lijkt te hebben op de wereld, en de mensen om hen heen Christenen beschouwen als dwaas of zelfs verwerpelijk.

Als jij een volgeling van Jezus bent, spreekt Johannes dan vandaag tot jou als nieuwe gelovige die er aan herinnerd moet worden dat ook jij de Vader kent, en dat de zalving van de Heilige Geest ook in jou is? Zo ja, streef jij er dan naar om te rijpen in de liefde van de Vader door regelmatig tijd te nemen om in zijn Woord te blijven, zodat je de boze kan overwinnen wanneer hij jou verleidt? Of ben jij een van de ‘jongelingen’ die al aardig wat ervaring op beide vlakken heeft, maar die het nog steeds moeilijk vindt om Jezus te kennen als de Redder van de wereld die zowel menselijk als goddelijk is? En als jij een ‘vader’ bent, geef jij ‘jongere’ gelovigen dan de gelegenheid om jou te leren kennen, zodat zij kracht kunnen putten uit jouw overtuigde relatie met Jezus? Laat jij hen ook zien hoe zij zelf kracht kunnen ontlenen aan het Woord en de Geest, als zij leren wandelen met de Vader zoals Jezus deed, door het oorlogsveld van deze wereld?

HET WOORD BIDDEN

Vader, dank u dat ik in staat ben u en uw liefde te kennen, door wat ik zie in Jezus. Vul mij met de openbaring en wijsheid afkomstig van uw Heilige Geest, als ik uw wonderwerken overdenk en uw Woord gehoorzaam, opdat ik u mag kennen, Vader. En u mag kennen, Jezus: het Woord van den beginne dat leven is, en het vleesgeworden Woord dat de Redder van de wereld is. Versterk mij overeenkomstig uw Woord als ik het berg in mijn hart,- opdat ik in overeenstemming daarmee mag leven zoals Jezus deed, als uw zoon/dochter, die de macht van deze wereld en de boze overwint. (1 Joh. 2:14,5-6; 1:2; 4:9-10,14; 3:1; 5:4; Joh. 14:9; 17:3; 1:14; Ef. 3:19; 5:18; 1:17; Ps. 119:27-28,17,9-10)

VOETNOOT

[i] Zie Med.#5, paragraaf 6 en voetnoot [ii] voor de reden waarom ik het Griekse meervoud tekna in mijn vertalingen weergeef als ‘zonen en dochters’.