(73)

Vier indrukken van Paulus als ‘vader’ voor Titus

Hoewel Lucas in het boek Handelingen Titus nergens noemt, krijgen we vanuit Paulus’ brieven toch vier indrukken – als in een toneelstuk in vier bedrijven – van zijn relatie met Titus als een ‘zoon’. In het eerste bedrijf zien we hoe Paulus de mentor wordt van deze ‘zoon’ uit een minderheidscultuur. In het tweede zien we hoe Paulus elf jaar later een beroep op hem doet, terwijl ze samen zijn in Efeze, om hem te helpen met de puinhoop in Korinte. Zelfs na bezoeken van Timoteüs (Med.#72) en van Paulus zelf houden velen in die kerk zich nog steeds bezig met zondige praktijken en weigeren ze zich te bekeren. Als geestelijke vader van de Korintiërs (Med.#69) besluit Paulus om niet zelf te gaan, maar om Titus te sturen om met deze zaken af te rekenen, en om de collecte voor de kerk in Jeruzalem te coördineren. In beide gevallen vermijdt Paulus bewust om ‘macht uit te oefenen’ over deze volwassen zonen en dochters. In de laatste twee bedrijven zien we dat Paulus op Kreta Titus autoriteit verleent om deze gelovigen te helpen groeien in de manier waarop zij het karakter van hun Vader God weerspiegelen; en we zien hoe hij tijdens zijn laatste gevangenschap Titus opnieuw laat gaan,- en hoe hij een andere mede-arbeider die zich van de Heer heeft afgekeerd los laat. Een geestelijke vader zijn kost je iets. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

1e Bedrijf  [45 na Chr.][i] (Galaten 2:1-3,5,4 PH)

Vervolgens ben ik... opgegaan naar Jeruzalem, met Barnabas, en heb ik ook Titus meegenomen. ·Ik… legde … het Evangelie dat ik predik onder de volken voor… aan de mannen van aanzien… ·Titus… werd, hoewel een Griek, niet gedwongen zich te laten besnijden… ·Zelfs niet voor een uur zijn wij… geweken voor... ·... (de) pseudobroeders (daar).

2e Bedrijf, scène 1 [56 na Chr.]  (2 Korintiërs 1:23-24; 2:3-4; 12:14-15,17-19; 13:1,5,11 PH) 

Het was om jullie te sparen dat ik niet weer naar Korinte gekomen ben,- ·dat wij geen macht uitoefenen over jullie geloof, maar slechts medewerkers zijn in jullie vreugde… ·Daarom schreef ik jullie, om bij mijn komst geen droefheid te ondervinden van hen over wie ik mij zou moeten verheugen… ·Want ik schreef jullie vanuit grote bedruktheid en beklemming van hart, onder vele tranen... ·Ik sta gereed om een derde keer tot jullie te komen en ik zal jullie niet tot last zijn…; want de kinderen zijn niet verschuldigd te sparen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen. ·Ik zal mij heel graag uitputten en uitgeput worden voor jullie… ·Heb ik “misbruik gemaakt” van jullie door hen die ik tot jullie heb gezonden? ·Heeft Titus, die ik opriep te komen, of de broeder die ik met hem meestuurde misbruik van jullie gemaakt? Wandelen Titus en ik niet in dezelfde Geest, dezelfde voetsporen nalatend? ·…Alles wat wij zeggen… is voor jullie opbouw! ·…“Op mond van twee of drie getuigen zal al wat gezegd is vaststaan.” [Deut. 19:15]… ·...Weten jullie niet… dat… Jezus Christus in jullie is?... ·Broeders en zusters, …wordt ten volle toegerust, …weest eensgezind, leeft in vrede.

(2 Korintiërs  8:4b,6b  PH) 

In het dienstwerk aan de heiligen... ·...Titus… begon… het genadewerk onder jullie.

2e  Bedrijf,  scène 2 [Najaar 56 na Chr.]  (2 Kor. 2:12-13;  7:5; 12:20-21; 2:12-13;  7:6-9b,12b-13,15 PH)

Toen ik in Troas aankwam..., ·…vond ik Titus, mijn broeder, niet… Ik nam afscheid... en vertrok naar Macedonië…, ·…verdrukt door gevechten van buiten af en inwendige vrees. ·Want ik vrees… ·opnieuw een bezoek waarbij… ik zal rouwen over de velen die gezondigd hebben en die zich niet bekeerd hebben van de ontucht, onreinheid en onverantwoordelijkheid die zij bedreven hebben. ·Desalniettemin, God… heeft ons bemoedigd door de komst van Titus. ·En… door de bemoediging die hij bij jullie ondervonden heeft… Hij heeft ons verteld van jullie oprechte verlangen, jullie diepe verdriet en jullie ijver voor mij… ·Want… mijn brief… heeft jullie slechts korte tijd bedroefd... ·…tot bekering... voor God…: ·…om wie onrecht deed en om wie onrecht leed… ·Daardoor zijn wij… verheugd over de vreugde van Titus, omdat zijn geest door jullie allen verfrist is. ·En zijn gevoelens voor jullie zijn nog groter als hij zich jullie gehoorzaamheid herinnert, hoe jullie hem met vreze en beven ontvangen hebben.

2e  Bedrijf,  scène 3 [Najaar 56 na Chr.]  (2 Kor. 8:6b,16-17,23;  9:5 PH) 

Wij hebben Titus opgeroepen… het genadewerk… te voltooien ·Titus·…is met nog meer inzet uit eigen beweging naar jullie toegegaan. ·Hetzij Titus, mijn metgezel en mede-arbeider…, hetzij onze broeders: zij zijn apostelen van de kerken... ·De broeders komen vooraf tot jullie… opdat het (offer) bereid zal zijn als vrijwillige gave en niet als een (door mij) afgedwongen bijdrage.

3e  Bedrijf  [+62 na Chr.] (Titus 1:4-5; 2:1,15b; 3:1-7, 9-12 PH) 

Aan Titus,- oprechte zoon overeenkomstig een gemeenschappelijk geloof: Genade en vrede van Vader God en Christus Jezus, onze Redder. ·Ik heb je op Kreta achtergelaten om in orde te maken wat is blijven liggen, en per stad oudsten aan te stellen… ·Spreek uit wat past bij gezonde leer… ·Spreek... met alle autoriteit; laat niemand je verachten. Bemoedig en ontmasker! ·Maak hen indachtig zich te onderschikken aan oversten en gezagsdragers,...  tot alle goed werk bereid te zijn; ·om niemand te lasteren; om vredelievend en inschikkelijk te zijn,- altijd zachtmoedigheid betonend tegenover alle mensen. ·Want eens waren ook wij: “dwaas”, “ongezeglijk”, “dwalend”, “slaaf aan allerlei verlangens en lusten, “volhouders” in kwaadwilligheid en afgunst, “verachtelijk”, “haatdragend”. ·Maar toen de vriendelijkheid van God, en zijn mensenliefde [Gr. philanthropia] verschenen, ·redde hij ons… overeenkomstig zijn ontferming, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest ·…door Jezus Christus, onze Redder, ·opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden… ·Vermijd dwaze discussies..., twisten en strijdpunten over de wet... ·Vermijd, na een eerste en tweede waarschuwing, verder contact met een sektarisch mens. ·…Zo iemand is, behalve een zondaar, ontaard en zichzelf tot oordeel. ·…Haast je naar mij toe te komen in Nikopolis, want ik heb besloten daar te overwinteren.

4e  Bedrijf  [+Najaar 64 na Chr.] (2 Timoteüs  4:10-11 PH) 

Demas heeft mij verlaten; hij kreeg de tegenwoordige eeuw lief, en is vertrokken naar Tessalonica. Crescens is naar Galatië gegaan, Titus naar Dalmatië. ·Alleen Lucas is bij mij.

MEDITATIE

De bovenstaande teksten helpen een vierdelig verhaal te vertellen over Paulus als geestelijke ‘vader’ van Titus,- binnen de band van hun gemeenschappelijke relatie met hun ‘Vader God’ door Jezus. In ons eerste inkijkje in hun relatie zien we hoe Paulus handelt als een geestelijke vader tegenover iemand van een minderheidscultuur die mee is op een zendingsreis. Paulus is zich er van bewust dat Titus, afkomstig uit de multi-etnische kerk in Antiochië, veel maatschappelijke druk zal ondervinden in de ‘moederkerk’ te Jeruzalem, die gedomineerd wordt door Joodse waarden en gebruiken.[ii] Dus heeft Paulus een strategie voorbereid. Hij gaat apart in gesprek met de aanzienlijkste leiders in de kerk en legt hen zijn theologie en praktijk van interculturele zending voor (Med.#28). Waarschijnlijk heeft Paulus om steun voor hem te krijgen Titus meegenomen om deze leiders een kans te geven om hem te leren kennen. Ook zijn hij en Barnabas bereid om openlijk de kant van Titus te kiezen (‘we’) en zich niet te voegen naar de maatschappelijke macht van ‘pseudobroeders’ die er op staan dat Titus Joods wordt.

Elf jaar later [‘2e Bedrijf , scène 1’], zien we hoe Paulus Titus, zijn ‘metgezel en mede-arbeider’, naar Korinte stuurt. Twee jaar lang heeft Paulus geprobeerd de gelovigen daar te helpen de ‘puinhoop’ in hun kerk op te ruimen. Nadat hij twee brieven gestuurd heeft (Med.#69), stuurt hij Timoteüs en twee andere broeders (Med.#72). Hij gaat er zelfs zelf naar toe, maar dat bezorgt hem grote droefheid omdat zij er nog steeds niet in geslaagd zijn ‘de velen’ die blijven zondigen en die weigeren zich te bekeren tot de orde te roepen. Door hen nogmaals een heel ernstige brief te schrijven, en door Titus te sturen – in plaats van er onmiddellijk zelf op af te stormen en hen eens flink aan te pakken – laat hij een tweede en derde aspect van geestelijk vaderschap zien. Als geestelijke vader voor de gelovigen in Korinte (Med.#69), wil hij hen ‘helpen’ groeien door ‘geen macht uit te oefenen over hun geloof’. Liever geeft hij hen tijd en ruimte om zich te gaan gedragen als sterke vreugdevolle volwassen kinderen, in plaats van als minderjarigen die afhankelijk zijn van machtige leiders (2 Kor. 11:4-6, Med.#32),- zelfs als dat betekent ‘zichzelf uitputten’ door de last van zijn ‘vrees’ voor hen te dragen. En als geestelijke vader voor Titus geeft hij hem verantwoordelijkheid en autoriteit om meer te doen dan alleen maar sterker te worden als een volwassen ‘broeder’ in Christus voor Paulus. Hij biedt Titus de gelegenheid ‘dezelfde voetsporen achter te laten’ als Paulus – terwijl hij in een heel uitdagende situatie wandelt in de Geest – door andere gelovigen te helpen ook sterker te worden als volwassen zonen en dochters van de Vader. En ondanks zijn vertrouwen in Titus voorziet Paulus hem van steun door een andere broeder met hem mee te sturen. De volwassenheid en diplomatie van Titus zijn duidelijk; want deze gelovigen, die Paulus’ ernstige schrijven serieus hebben genomen, ontvangen hem met ‘vreze en beven’.

Wanneer Titus terugkeert om verslag uit te brengen aan Paulus [‘2e Bedrijf, scène 2’], is hij zo verfrist door zijn verblijf bij de gelovigen in Korinte – en bemoedigd door hun berouw, hun groei in geloof en hun liefde voor Paulus – dat hij aanbiedt om er opnieuw naar toe te gaan. Dat hij Titus er een tweede keer naar toe stuurt voordat hij zelf gaat [‘2e Bedrijf, scène 3’] maakt ook deel uit van Paulus’ strategie. Door Titus en twee andere broeders volmacht te geven om de collecte te coördineren, wil hij het gebruik van zijn eigen maatschappelijke macht minimaliseren, zodat de gift voor Jeruzalem daadwerkelijk een ‘vrijwillige gave’ zal zijn. Tegelijkertijd ziet hij deze drie mede-apostelen ‘van de kerken’, en zijn eigen derde bezoek als een demonstratie van het Bijbelse gebod: “Op mond van twee of drie getuigen zal al wat gezegd is vaststaan” [iii].

In het ‘3e Bedrijf ’ zien we opnieuw Paulus aan het werk met zijn ‘zoon’ op het eiland Kreta. Wanneer hij Titus daar achterlaat, doet hij dat echter niet alleen zodat Titus in elke stad oudsten kan aanstellen, maar ook zodat Titus opnieuw alle gelovigen kan helpen groeien tot volle wasdom als volwassen ‘erfgenamen’ van de Vader die gerechtvaardigd zijn door zijn genade door Jezus Christus ‘onze Redder’. Titus moet hen allen onderwijzen om: de maatschappelijke heersers en gezagsdragers te respecteren; in woord en daad zachtmoedig, inschikkelijk en vredelievend te zijn tegenover alle mensen; en streng op te treden tegen ‘sektarische’ broeders en zusters. Waarom? Omdat alle gelovigen geroepen zijn om de ‘ontferming’, ‘vriendelijkheid’ en ‘menslievendheid’ [Gr. phil-anthropia] te weerspiegelen die hun Vader toonde in het zenden van Jezus,- ondanks de verdorvenheid van de mensheid. Want de negatieve ‘etiketten’ die wij zo snel op anderen plakken waren eens ook op ons van toepassing.

Ten slotte zien we in het ‘4e Bedrijf’, hoe Titus tijd doorbrengt met zijn geestelijke vader, tijdens Paulus’ laatste gevangenschap in Rome. Toch illustreert ook deze bitterzoete tijd twee laatste, maar moeilijke lessen. Geestelijke vaders moeten hun ‘zonen’ en ‘dochters’ niet vasthouden. Titus en Crescens moeten, als volwassen zonen van de Vader, de leiding van de Geest volgen naar respectievelijk Dalmatië en Galatië. Maar ook moet Paulus onder grote droefheid Demas laten gaan,- een voormalige ‘mede-arbeider’ (Flm. 24; Kol. 4:14) die hem verlaten heeft en zich heeft afgekeerd van Christus. Een geestelijke vader-zoon/dochter relatie in het gezin van de Vader kan alleen onderhouden worden zolang er een band is van ‘gemeenschappelijk geloof’ in Jezus (Tit. 1:4). 

HET WOORD BIDDEN

Vader God, dank u voor de genade, ontferming en vrede die u geeft aan mij, een geestelijke vader, en ook aan mijn geestelijke zonen en dochters, zodat wij ons als mede-arbeiders mogen verheugen in elkaars vreugde; en dat ook door hen vele broeders en zusters ten volle toegerust en eensgezind als erfgenamen in ons gemeenschappelijk geloof mogen worden. En moge wij allen, door onze zachtmoedigheid, vredelievendheid en inschikkelijkheid jegens iedereen, uw reddende vriendelijkheid en menslievendheid tonen die verschenen zijn in Jezus Christus. (Tit. 1:1,4; 3:2,4,5,7; 2 Kor. 7:13; 8:23; 13:11)

VOETNOTEN

[i] Via linkjes in de diepgaande versie van deze meditatie kunnen leden een aantal chronologieën raadplegen van de gebeurtenissen in Paulus’ leven en bediening.

[ii] Handelingen 11:19-30. Op dit punt in zijn verslag duidt Lucas Paulus nog steeds aan met zijn Hebreeuwse naam, Saulus. En de dominantie van de Hebreeuwse taal en Joodse cultuur in de kerk in Jeruzalem komt in het hele boek Handelingen duidelijk naar voren (Hand. 6:1; 11:1-3; 15:1,5; 21:20-21).

[iii] Jezus verbindt deze zelfde tekst uit de Thora (Deut. 19:15) aan situaties die vergelijkbaar zijn aan die in Korinte (Matt. 18:16, Med.#19).