(71)

Geestelijke ‘vaders’ en ‘moeders’ in het gezin van de Vader

In zijn brief aan de Tessalonicenzen spreekt Paulus erover hoe nabij onze Vader ons is door de Geest van Jezus. Wanneer we bewust ‘in zijn tegenwoordigheid’ leven dan maakt hij ons hart standvastig en leidt ons, zodat we overvloeien van vreugde in onze relaties met onze broers en zussen, en ons werk ons geloof weerspiegelt. En omdat hij ons heeft ‘aangesteld’ als zijn volwassen zonen en dochters zal zijn tegenwoordigheid bij ons van invloed zijn op de manier waarop wij onze broers en zussen behandelen,- met name wanneer wij ‘voor hen staan’, zoals Paulus in Tessalonica, in een leiderschapsrol als een geestelijke ‘moeder’ of ‘vader’. Paulus is in staat dit te doen en te onderwijzen vanwege zijn eigen relatie met de Vader, maar ook omdat een zuster op een gegeven moment als een ‘moeder’ tegenover hem handelde, en een andere zuster zijn mentor, zijn geestelijke ‘vader’ was. Hij leeft ook geestelijk ‘vaderschap’ voor in de manier waarop hij zijn ‘zoon’ Timoteüs als mede-arbeider en mede-apostel betrekt in zijn bediening onder de broeders en zusters in Tessalonica. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Van: Paulus, Silas en Timoteüs aan de gemeente van de Tessalonicenzen die is in Vader God en de Heer, Jezus Christus… ·Altijd brengen wij God dank voor jullie allen…, ·indachtig jullie werk des geloofs en arbeid der liefde, alsmede jullie geduldig verduren in de hoop op onze Heer, Jezus Christus, in de tegenwoordigheid [Gr. emprosthen] van onze God en Vader. ·Broeders en zusters, geliefden onder God, wij weten dat hij jullie uitverkoren heeft, ·aangezien ons evangelie niet alleen tot jullie gekomen is in woord, maar ook in kracht,- in de Heilige Geest en met volle zekerheid toen jullie de leefstijl waarnamen die wij onder jullie aannamen. ·Jullie zijn navolgers geworden van ons en van de Heer; jullie hebben het woord ontvangen in grote verdrukking… ·Nooit hebben wij vleiende woorden gebruikt… als dekmantel voor hebzucht, ·noch… menselijke eer van jullie gezocht, hoewel wij jullie tot last konden zijn als ‘apostelen van Christus’. ·Integendeel: 

-Voor onvolwassenen [Gr. neepioi] onder jullie zijn wij geworden als een zogende moeder die haar kinderen koestert. ·Zo zeer gehecht zijnde aan jullie verlangden wij jullie niet alleen het goede nieuws van God te geven, maar ook onze eigen zielen; zo lief waren jullie ons. ·Want jullie herinneren je wel, broeders en zusters, onze arbeid en moeite,- dag en nacht werkend om niemand van jullie te belasten…

-·Jullie en God zijn getuigen hoe heilig, rechtvaardig en onberispelijk wij ons onder jullie… gedragen hebben, ·…hoe wij, zoals een vader zijn zonen en dochters, ieder van jullie ·aanspoorden, vertroostten en getuigenis gaven opdat jullie zouden wandelen waardig aan God,- die jullie roept tot zijn koninkrijk en heerlijkheid.

·Het woord van God dat jullie van ons hoorden… werkt ook in jullie... (1 Tessalonicenzen 1:1-6; 2:5-13 PH)

Maar, broeders en zusters, na voor korte tijd van jullie te zijn weggenomen… ·…hielden wij het niet meer uit… ·en stuurden Timoteüs, onze broeder en mede-arbeider van God in het goede nieuws van de Messias, om jullie te versterken en te bemoedigen in jullie geloof… ·Nu is Timoteüs teruggekeerd… en heeft ons goed nieuws gebracht omtrent jullie geloof en liefde… ·Welk een… vreugde waarmee wij ons over jullie verheugen in de tegenwoordigheid [Gr. emprosthen] van onze God… ·Moge God zelf, onze Vader, en onze Heer Jezus, onze weg naar jullie banen. ·En moge de Heer jullie doen groeien en overvloedig maken in liefde voor elkaar en voor allen, zoals de liefde van ons voor jullie: ·dat hij jullie hart mag versterken in de tegenwoordigheid [Gr. emprosthen] van onze God en Vader, onberispelijk in relationele heiligheid [Gr. hagio-sunee] bij de komst van onze Heer Jezus met al zijn heiligen. ·Broeders en zusters, wij sporen jullie aan en roepen jullie op in de Heer Jezus: zoals jullie van ons geleerd hebben hoe jullie zouden moeten wandelen teneinde God te behagen, wordt daarin nog overvloediger. (1 Tes. 2:17a; 3:1-2,6,9,11-13; 4:1 PH)

Broeders en zusters, …·Jullie zijn allen zonen en dochters[i] van licht… ·Dus moeten wij… waakzaam en nuchter zijn…; ·want God heeft ons aangesteld [Gr. e-theto]… tot verwerving van redding door onze Heer, Jezus Christus. ·Hij stierf voor ons opdat wij… samen met hem zouden leven. ·Daarom: bemoedigt elkaar en bouwt elkaar op, de een de ander, zoals jullie ook al doen. ·Broeders en zusters, wij roepen jullie op hen te erkennen die onder jullie arbeiden: die jullie voorstaan [Gr. proistimenous] in de Heer en die jullie vermanen. ·Acht hen zeer hoog in liefde vanwege hun werk, en houdt vrede onder elkaar. ·Tenslotte, broeders en zusters, moedigen wij jullie aan: vermaant wie ordeloos leven, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken en hebt geduld met iedereen. ·…Jaagt altijd het goede na,- onder elkaar en voor allen. (1 Tes. 5:4-6,9-15 PH)

MEDITATIE

In deze tekst gebruikt Paulus drie keer het Griekse woord, emprosthen, wanneer hij spreekt over gelovigen die leven ‘in de tegenwoordigheid’ van hun Vader God. Wanneer wij bewust leven in zijn tegenwoordigheid dan zal ‘de Heer’ (de Geest van Jezus in ons) ons hart versterken en ons leiden. Ten tweede zal ons werk ons geloof weerspiegelen. En ten derde zullen onze relaties een afspiegeling zijn van Gods heiligheid; en we zullen overvloeien van liefde en vreugde in onze broeders en zusters,- zelfs wanneer deze liefde inspanning vereist, en wanneer onze hoop op Jezus geduldig verduren in beproevingen vraagt. Het Christelijk leven gaat niet over presteren ten einde de liefde van de Vader te verwerven, maar over ‘samen met Jezus leven’, vol van dezelfde zekerheid die Jezus had over leven ‘in’ een Vader die altijd met ons is, zelfs in tijden van lijden (Med.#41).

Verder begrijpt Paulus dat ook de Vader, en niet alleen Jezus, zijn gang bestuurt; want zowel de Vader als Jezus leven in ons hart door de Heilige Geest (Med.#51). Dus is onze Vader ons nader dan enige menselijke vader ooit zou kunnen zijn voor zijn zonen en dochters. En door de Geest heeft hij alle gelovigen ‘aangesteld’ [Gr. e-theto] als zijn volwassen mede-erfgenamen met Jezus (Med.#7, Med.#5): zodat wij allen ook zijn stem kunnen horen (Med.#63 en Med.#64) en met hem mee kunnen werken zoals Jezus deed (Med.#26). Daarom spreekt Paulus deze relatief nieuwe gelovigen[ii] voornamelijk aan als ‘broeders en zusters’ (17 keer), vol vertrouwen dat zij in staat zijn in de Heilige Geest elkaar te bemoedigen, op te bouwen en te vermanen.

Tegelijkertijd vertelt hij hen dat zij bepaalde mensen in hun midden moeten erkennen en eren, die ten behoeve van de groep ‘arbeiden’ met ‘vooraanstaande’ leiderschapsverantwoordelijkheden. Echter, Paulus verwacht dat deze leiders – en alle gelovigen – in de manier waarop zij leiden doorgaan met hem en de Heer Jezus ‘na te volgen’. Want hij herinnert hen er aan hoe hij, en Silas en Timoteüs, met hen omgingen als ‘apostelen van Christus’ toen zij onder hen verkeerden. Zij leidden niet vanuit de maatschappelijke macht van deze status door eer en zelfs geldelijk gewin te verwachten zoals maatschappelijke leiders gewoonlijk doen. In plaats daarvan zegt Paulus dat hij en zijn mede-arbeiders als een zogende moeder werden voor de ‘onvolwassenen’ [Gr. neepioi] onder hen, door zijn hele leven in hen te investeren, met heel veel liefde, en dag en nacht voor hen te werken zoals een moeder van een jong kind. In een andere brief spreekt Paulus over een vrouw die eens ‘als een moeder’ voor hem geweest was (Rom. 16:13),- misschien toen hij nog pas een nieuwe gelovige was in Damascus. Het feit dat Paulus ‘als een moeder’ was voor sommige van de gelovigen in Tessalonica laat zien dat iedere volwassen discipel – mannelijk of vrouwelijk – deze rol kan vervullen. Toen jij net tot geloof gekomen was, was er toen iemand die voor jou als een ‘zogende moeder’ was?

Vervolgens spreekt Paulus er over dat hij een ‘vader’ is voor ‘elk’ van de gelovigen in Tessalonica. Volgens hem is een geestelijke ‘vader’ iemand die het karakter van de Vader weerspiegelt als heilig, rechtvaardig en onberispelijk. En deze heiligheid heeft niet te maken met alleen heilig zijn in onze persoonlijke geestelijke disciplines, maar met ‘heilig samenzijn’ [Gr. hagio-sunee],- heilig zijn in al onze relaties (met God en met anderen). Een geestelijke vader ‘staat voor’ [Gr. proistimenous] andere gelovigen als model van wat het betekent om ‘waardig aan God te wandelen… in zijn koninkrijk en heerlijkheid’, maar ook als iemand die ‘aanspoort’, ‘vertroost’ en ‘getuigenis geeft’ als mentor en leraar. In een andere brief gebruikt Paulus een vrouwelijk zelfstandig naamwoord afgeleid van dit woord, prostatis, om Febe te beschrijven als ‘mentor’ voor zichzelf en anderen – terwijl hij haar ook aanduidt als ‘diaken van de kerk in Kenchreeën’ (Rom. 16:1-2) – zoals de Bijbelleraar, Henrietta Mears, een mentor was voor de jonge evangelist Billy Graham.[iii] Een volwassen vrouw kan dus een geestelijke ‘vader’ zijn voor zowel haar broeders als haar zusters in het geloof!

Een geestelijke ‘vader’ is iemand die zijn mede-gelovigen, mannen en vrouwen, behandelt als ‘mede-erfgenamen’ (Med.#5 en Med.#4). Hoewel Paulus slechts een paar weken een ‘vader’ was geweest voor de Tessalonicenzen, schrijft hij aan hen als mede volwassen ‘zonen en dochters van licht’ die net zo verantwoordelijk zijn als hij om ‘waakzaam en nuchter’ te leven in de tegenwoordigheid van de Vader. Want ook zij zijn mede-arbeiders, in gelijke mate ‘uitverkoren’ en ‘geroepen’ tot het koninkrijk. Dus teneinde Paulus na te volgen moeten al degenen met leiderschapsverantwoordelijkheden die hun broeders en zusters ‘aansporen’, ‘bemoedigen’, ‘oproepen’ en ‘vermanen’, dat doen als medevolwassenen. Zij moeten zich niet gedragen als andere maatschappelijke leiders die macht uitoefenen over degenen die zij ‘onder’ zich menen te hebben. Misschien zijn de Christelijke leiders die dit niet doen nooit als volwassen kinderen behandeld door hun vaders, laat staan door andere ‘vaderfiguren’ binnen hun maatschappelijke en religieuze groepen.  

Ter onderstreping van dit punt – dat ‘vaders’ in de kerk hun ‘zonen’ en ‘dochters’ moeten bekrachtigen als medevolwassenen – stuurt Paulus zijn jongste medewerker, Timoteüs, om te zien hoe het gaat met hun geloof en om hen te bemoedigen. Timoteüs maakte pas sinds kort deel uit van Paulus’ team (Hand. 16:1-3) en was pas ongeveer 21 jaar oud. In vier van zijn brieven duidt Paulus Timoteüs aan als zijn ‘zoon’. In de volgende meditatie (Med.#72) zullen we nader ingaan op de specifieke geestelijke ‘vader-zoon’ relatie tussen Paulus en Timoteüs. Maar hier kunnen we al zien dat Paulus’ idee van geestelijk vaderschap inhoudt dat hij zo’n jeugdige ‘zoon’ ook een ‘broeder’ noemt, en dat hij hem volwassen verantwoordelijkheid geeft als ‘mede-arbeider’ in het Evangelie (‘het goede nieuws van de Messias’). Heb jij ooit een menselijke ‘vader’ of een geestelijke ‘vader’ gekend zoals Paulus, die je bemoedigde en uitdaagde om te groeien en wandelen als een volwassen zoon of dochter van je hemelse Vader? 

HET WOORD BIDDEN

Vader, ik dank u in uw tegenwoordigheid voor redding door Jezus, en dat u ons heeft ‘aangesteld’, zodat wij samen met hem mogen leven als volwassen mede-erfgenamen. (1 Tes. 1:2-3; 5:9-10; Rom. 8:15-17)

Moge de Heer, de Geest van Jezus, ons doen groeien en overvloeien in liefde voor elkaar en ons hart versterken, opdat wij heilig en onberispelijk mogen wandelen in uw tegenwoordigheid, Vader, in al onze relaties. (1 Tes. 3:12-13; Ef. 3:16)

VOETNOTEN

[i] Aangezien Paulus het Griekse huioi (zonen) parallel gebruikt aan het meervoud adelphoi (broeders en zusters), spreekt hij dus tot zowel mannelijke als vrouwelijke discipelen als degenen die ‘aangesteld’ [e-theto] zijn als volwassen zonen en dochters in Christus (1 Tes. 5:9; 2 Kor. 6:18; Gal. 3:28; 4:5, Med.#4).

[ii] Paulus schrijft deze brief vanuit Korinte [+51 na Chr.] slechts ongeveer een jaar nadat deze gelovigen voor het eerst geantwoord hadden op het Evangelie (Hand. 17-18). Leden kunnen ‘Een chronologie van het middelste deel van Paulus leven en bediening’ raadplegen via de diepgaande versie van deze meditatie.

[iii] Just as I Am, the Autobiography of Billy Graham, Zondervan, 1997, blz. 137-138,231. De mannelijke vorm van het Griekse woord, proisteemi, zoals gebruikt in 1 Tim. 3:4,5,12; 5:17, verwijst naar een ‘mentor’ of ‘geestelijk hoofd’ in de kerk,- vergelijkbaar met de ‘vader’ van volwassen kinderen.