(69)
De macht van onze maatschappelijke en religieuze achtergrond
In deze meditatie kijken we naar de eerste van vijf brieven waarin Paulus zichzelf een geestelijk âvaderâ noemt,- in dit geval van de gelovigen in Korinte. Hij doet dat echter niet op een patriarchale manier. In plaats daarvan daagt hij hen als volwassen broers en zussen uit om hun verantwoordelijkheid te nemen en iets te doen aan de groepen die zich gevormd hebben binnen de kerk, en met het onbelemmerde zondige gedrag van velen in hun midden. Beide problemen zijn gerelateerd aan hun âvleselijkeâ benadering van maatschappelijke macht. Paulus herinnert hen aan âhet mysterieâ van het Evangelie dat hij onder hen gepredikt heeft, en op zijn nadruk op de contra-intuĂŻtieve macht van het kruis van Jezus. Hij herinnert hen er ook aan hoe hijzelf in âzwakheidâ tot hen gekomen is, door geen gebruik te maken van de maatschappelijke macht van zijn opleiding of zijn positie als een apostel van Christus. Leven in Gods familie â met God als onze enige Vader en Jezus als onze enige Heer â betekent volgens Paulus volkomen vertrouwen op de Geest, zoals hij doet; en het betekent zichzelf gevende liefde [Gr. agape] stellen boven onze persoonlijke âkennisâ en groepsgebruiken. Want als groepen en als individuele gelovigen in de kerk zijn we verantwoording schuldig aan Christus voor enig schadelijk effect dat ons handelen heeft op onze broers en zussen,- in het bijzonder op hen die âzwakkerâ zijn dan wij. - JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' tekst: 1 Korintiërs 8:6
Schriftgedeelte:Â 1 Kor. 1:10-12,18, 19, 24,26-29; 2:1-8,10,12; 3:1,3-4; 4:6,14-16; 5:1,9-13; 8:1-13
Introductievideo duur:Â 01:26
SCHRIFTGEDEELTE
Ik spoor jullie aan, broeders en zusters, âŠzodat er onder jullie geen scheuringen zullen zijnâŠ; ·want⊠·âŠieder van jullie zegt: âIk ben van Paulusâ of âIk ben van Apollosâ of âIk ben van Kefasâ of âIk ben van Christusâ⊠·âŠzowel Joden als Grieken! ·âŠNiet vele van jullie waren wijzen naar vleselijke maatstaven toen jullie geroepen werden; niet vele machtigen of edelgeborenen. ·Maar God heeft het dwaze uitverkorenâŠ, al wat zwak is in de wereldâŠ, ·âŠde onedelgeborenen⊠en de verachten⊠·opdat geen vlees zou roemen in zijn nabijheid. (1 KorintiĂ«rs 1:10-12,24,26-29 PH)
Het kruis is⊠voor ons... de macht van God. ·Zoals geschreven staat: âIk zal de wijsheid van de wijzen verloren doen gaan, âŠhet inzicht van de intelligenten teniet doen.â [Jes. 29:14]. ·âŠToen ik tot jullie kwamâŠ, kwam ik jullie zonder superioriteit van woorden of wijsheid het mysterie van God verkondigen. ·âŠvastbesloten niets anders te 'weten' dan Jezus: de Messias en de Gekruisigde. ·Ik kwam in zwakheidâŠ, ·mijn woorden en boodschap⊠een machtige betoning van de Geest, ·opdat jullie geloof niet gebaseerd zou zijn op menselijke wijsheid maar op de macht van God. ·âŠDe wijsheid van deze eeuw (en) van de oversten  van deze eeuw zal buiten werking gesteld worden. ·Maar wij verkondigen de wijsheid van God verborgen in een mysterie â dingen voor alle eeuwen voorbestemd door God tot onze heerlijkheid â ·die geen van de oversten van deze eeuw kende; want als ze die gekend hadden dan zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben... ·Maar aan ons heeft God ze onthuld door zijn Geest⊠·âŠWij hebben de Geest ontvangen opdat wij zouden weten wat ons in genade geschonken is⊠·Maar⊠·jullie zijn nog steeds vleselijk⊠·wanneer iemand zegt: âIk ben van Paulusâ en een ander: âIk ben van Apollosâ⊠(1 Kor. 1:18-19; 2:1-8,10,12; 3:1,3-4 PH)
Ik schrijf⊠om jullie te waarschuwen, als mijn geliefde zonen en dochters. ·Want hoewel jullie misschien tienduizend opvoeders hebben in Christus, hebben jullie niet veel vaders. Ik heb jullie in Christus Jezus verwekt door het Evangelie! ·Daarom moedig ik jullie aan om mijn navolgers te worden... ·Er wordt (ook) overal verteld dat er onder jullie ontucht is⊠·Ik schreef jullie in een brief dat jullie geen omgang moeten hebben[i] met de ontuchtplegers⊠·(daarmee bedoel ik niet de)⊠mensen van deze wereldâŠ, ·(maar)⊠een ieder die een broeder of zuster genoemd wordt en die een ontuchtpleger, een hebzuchtige, een afgodendienaar, een lasteraar, een dronkaard of een afperser is⊠·âŠZouden jullie niet oordelen wie binnen zijn? ·âŠâVerwijdert de boosdoener uit jullie middenâ [Deut. 22:22]! (1 Kor 4:14-16; 5:1a,9-13 PH)
Wij weten dat âwij allen kennis bezittenâ. (Maar) kennis maakt opgeblazen terwijl liefde [Gr. agape] opbouwt. ·Indien iemand meent kennis te hebben, dan kent hij nog steeds niets zoals hij zou moeten. ·Maar indien iemand God liefheeft, dan wordt deze door hem gekend⊠·Dus wat betreft het eten van âgeofferd-aan-een-afgod voedselâ: wij weten dat âeen afgod ⊠niets isâ en dat âer geen andere God is dan (de) Eneâ. ·Zelfs als er al zijn die âgodenâ genoemd worden, hetzij in de hemel of op de aarde â zoals er vele âgodenâ zijn en vele âherenâ â ·toch is er voor ons maar Ă©Ă©n God, de Vader uit wie alle dingen zijn en tot wie wij leven; en Ă©Ă©n Heer, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn en door wie wij leven. ·Echter niet allen hebben deze kennis. Geconfronteerd met de niet aflatende groepstraditie van de afgod wordt hun geweten â dat zwak is â bezoedeld als zij âgeofferd-aan-een-afgod voedselâ eten.
·Voedsel plaatst ons niet dichter bij God; noch zijn wij âbeterâ als wij iets eten, noch slechter af als wij iets niet eten...; ·maar jullie moeten er voor waken dat deze autoriteit van jullie geen struikelblok wordt voor wie zwak zijn.
 ·Want als iemand jou[ii], die deze kennis bezit, ziet aanliggen aan tafel in een afgodentempel, wordt dan niet het geweten van de zwakke er toe aangemoedigd om âgeofferd-aan-een-afgod voedselâ te eten? ·En zo zou door jouw kennis de zwakke broeder of zuster voor wie Christus gestorven is verloren kunnen gaan! ·Als jullie op die manier zondigen tegen deze broeders en zusters en hun zwakke geweten verwonden, dan zondigen jullie tegen Christus. ·Daarom, als (zulk) voedsel mijn broeder of zuster ten val brengt, dan eet ik geen vlees meer⊠·Broeders en zusters, ik heb dit alles op mijzelf⊠toegepastâŠ, opdat geen van jullie in superioriteit opgeblazen zou zijn tegenover âde anderâ. (1 Kor. 8:1b-13; 4:6 PH)
MEDITATIE
Paulus stichtte de kerk in Korinte en bleef hen anderhalf jaar dienen [+ 50-52 na Chr.] (Hand. 18). Ongeveer twee jaar nadat hij vertrokken is [midden 54 na Chr.][iii], hoort hij dat het een puinhoop is in de kerk. Er hebben zich kliekjes gevormd onder hen en allerlei zondig gedrag wordt getolereerd in de kerk. Maar Paulus neemt zich er voor in acht om geen âheerschappij over hen uit te oefenenâ (2 Kor. 1:24), zelfs al is hij als een geestelijke âvaderâ voor hen. In plaats daarvan âwaarschuwtâ hij hen, âmoedigt hij hen aanâ en âspoort hij hen aanâ, meer zoals een oudere broer, en niet zoals de âsuper-super apostelenâ (Med.#34) die zich gedragen als hun âopvoedersâ in Christus. Want in Gods gezin is er geen plaats voor de bekende vormen van maatschappelijke macht: omdat hij nu hun enige Vader is, en vanwege de manier waarop Jezus hun enige Heer is geworden.[iv]
Vanwege de macht van hun koosjere gebruiken weigerden veel Joodse discipelen in Korinte om het âgeofferd-aan-een-afgodâ vlees te eten dat op de markt verkocht werd,- denkend dat zij daardoor âbeterâ zouden zijn en dichter bij God. Hun kliek is waarschijnlijk degene die Petrus (âKefasâ) als hun leider bestempelt. Daarnaast zijn er een aantal Grieken en Griekssprekende Joden die er geen probleem mee hebben om vlees te eten dat op de markt verkocht wordt omdat: âwij weten dat er geen god is behalve de Eneâ, dus âeen afgodâŠis nietsâ. Sterk beĂŻnvloed door het rationele Griekse onderwijs identificeren de mensen in deze kliek zich met Apollos,- de welbespraakte Alexandrijnse Jood die na Paulusâ vertrek onderricht gaf in Korinte (Hand. 19:1); en zij kijken neer op de al te strikte, Judea-georiĂ«nteerde Joden. En dan zijn er ook nog degenen die een rudimentair begrip hebben van het evangelie van Paulus â van een multi-etnische kerk onder Jezus als Heer â die twee eigen kliekjes gevormd hebben. EĂ©n daarvan stelt dat Paulus hun patroon is, en de andere âroemtâ dat zij de ware mensen âvan Christusâ zijn.
Door kliekjes te vormen rond de status van een leider â gebaseerd op etnische of religieuze ideeĂ«n, gebruiken en maatschappelijke status â laten deze gelovigen zien dat zij nog steeds voornamelijk beĂŻnvloed worden door de âvleselijke maatstavenâ van menselijke wijsheid en maatschappelijke macht. Dus herinnert Paulus hen aan âhet Mysterieâ dat hij verkondigde,- over wat God van den beginne in zijn wijsheid voor onze heerlijkheid had voorbereid. Hetgeen voorheen verborgen was geweest, maar nu is geopenbaard in onze âaanstelling als zonenâ, waardoor mannelijke en vrouwelijke gelovigen uit alle volken mede-erfgenamen van de Vader worden (Med.#6 en Med.#8). Evenzo moet Paulus hen herinneren aan wat hij verkondigd had over hoe Christus de âmachtâ van God werd en onze enige âHeerâ. Niet alleen had onze Vader al alle dingen door Jezus geschapen, maar het leven dat we nu genieten met de Vader leven we ook door Jezus als onze enige Heer (Med.#56). Dus zelfs hoewel er door God aangestelde maatschappelijke machten in de hemel en op aarde (âgodenâ en âherenâ) zijn, die nog steeds een rol te vervullen hebben in de wereld, gaat de heerschappij van Jezus nu al deze voorgaande maatschappelijke machtsrelaties te boven. Door zijn dood aan het kruis heeft Jezus over hen getriomfeerd; dus zijn we nu in staat om hen weerstand te bieden (Med.#31), en we zijn niet langer verplicht te leven naar de maatschappelijke tweedelingen en de vijandelijkheden die hun macht overeind houden (Med.#44).
Jezusâ geboorte, opvoeding en leven in de macht van de Geest hier op aarde heeft ons ook laten zien hoe God de maatschappelijk âzwakke dingen van de wereldâ gebruikte om degenen met maatschappelijke macht te beschamen (1 Kor. 1:27). Dat is waarom de âoverstenâ van deze eeuw hem niet erkenden. Noch begrepen ze wat God door hem aan het doen was, anders zouden ze hem niet gekruisigd hebben. Op dezelfde manier kwam Paulus âin zwakheidâ tot de KorintiĂ«rs,- zonder gebruik te maken van de macht van zijn opleiding als hij tot hen sprak, en zonder de privileges van een Judese apostel van Christus te verwachten. In plaats daarvan werkte hij om in zijn eigen onderhoud te voorzien en identificeerde hij zich met mensen uit alle etnische en maatschappelijke groeperingen (1 Kor. 9:19-21). Zelfs wanneer hij hoort dat velen van hen volharden in zondige praktijken, dan nog weigert hij om hen de les te lezen vanuit een positie van maatschappelijke macht. Zowel in zijn eerste brief (1 Kor. 5:9,11) als in zijn tweede (1 KorintiĂ«rs), verwacht hij dat zij volwassen verantwoordelijkheid zullen nemen in de Geest om af te rekenen met deze problemen. Ten einde hen te helpen zal hij hen Ă©Ă©n keer bezoeken, en hij zal hen TimoteĂŒs, Titus, en nog twee brieven zenden (Med.#72 en Med.#73), waardoor er nog eens anderhalf jaar voorbij kan gaan voor zij uiteindelijk afrekenen met het grootste probleem. Slechts Ă©Ă©n keer spreekt hij hen aan als zijn âzonen en dochtersâ (1 Kor. 4:14-15), en daarentegen 21 keer als volwassen âbroeders en zustersâ! Uiteindelijk geeft hij hen wat strategieĂ«n voor hoe ze af kunnen rekenen met hun scheuringen.
Wat betreft de voedselgebruiken vertelt Paulus hen dat zij volwassen verantwoordelijkheid moeten nemen op twee niveaus. Als groep moeten ze leren weerstand te bieden aan maatschappelijke druk en het idee dat hun eigen groepsgebruiken (âonsâ/âwijâ) op de een of andere manier ofwel superieur (of inferieur) zijn aan âde anderâ. En zij moeten zich niet gedragen alsof hun eigen vrijheid en âautoriteitâ als groep (âjullieâ) belangrijker is dan de invloed van hun handelen op broeders en zusters die nog niet dezelfde vrijheid of mate van zekerheid hebben die zij hebben. En dan overschakelend naar het enkelvoud, benadrukt Paulus dat iedere individuele gelovige (âiemandâ, âjouâ, âikâ) onvoorwaardelijke liefde [Gr. agape] moet stellen boven zijn of haar eigen âkennisâ, en boven de uitoefening van persoonlijke vrijheid. Want iedere gelovige zal er voor verantwoordelijk gehouden worden wanneer zulke âkennisâ resulteert in daden die een broeder of zuster schade toebrengen,- in het bijzonder hen die âzwakâ zijn. Want âkennisâ is altijd beperkt en neigt in de richting van trots (âmaakt opgeblazenâ);Â en âkennisâ die niet geregeerd wordt door liefde is in essentie waardeloos (1 Kor. 13:2).
Wanneer zowel groepen als individuele gelovigen zulk een volwassen verantwoordelijkheid serieus nemen, dan zal maatschappelijke macht veel minder invloed hebben in de kerk! Het is de macht van maatschappelijke groepen, om te domineren en uit te sluiten, die het probleem is in de kerk, en niet etnische identiteiten op zich (1 Kor. 12:12)! Etnische identiteiten kunnen in feite deel uitmaken van de oplossing, zoals we zullen zien in Paulusâ antwoord op dezelfde scheiding veroorzakende kwesties in de kerk in Rome (Rom. 14-16, Med.#70).
HETÂ WOORD BIDDEN
Vader van allen, u bent over allen en door allen en in allen. (Ef. 4:6)
Help mij om als Jezus te zijn, zodat ik mijn naaste behaag ten goede, tot (zijn) opbouw, en niet slecht mijzelf (mijn eigen groep) behaag,- zodat wij u samen mogen verheerlijken, door ieder verantwoordelijkheid te nemen om: niet toe te staan dat er iets slechts wordt toegeschreven aan iets dat voor âonsâ (in onze respectievelijke groepen) goed is. (Rom. 15:2-3,6; 14:16)
VOETNOTEN
[i] Het Griekse woord voor niet âomgaan metâ [sun-ana-mignusthai] impliceert dat de anderen zich niet âherhaaldelijkâ [ana] zouden moeten âvermengenâ [mignusthai] âmetâ [sun] een dergelijke broeder of zuster.
[ii] Door het onderstrepen van het woord âjouâ benadruk ik dat het Griekse voornaamwoord hier enkelvoud is en geen meervoud.
[iii] De data zijn ontleend aan âEen chronologie van het middelste deel van Paulusâ leven en bedieningâ, die je kunt raadplegen via de diepgaande versie van deze meditatie wanneer je lid wordt.
[iv]Â Zie ook wat Paulus zegt over âopvoedersâ en âvoogdenâ in Med.#30. Wordt lid en lees meer over âDe puinhoop in Korinte â Het achtergrondverhaalâ in een tweedelig artikel (in het Engels) dat je kunt raadplegen via de diepgaande versie van deze meditatie.