(65)

Een ‘dichotomisch’ wereldbeeld

Bij twee verschillende bezoeken aan Jeruzalem spreekt Jezus over zijn discipelen als schapen en over zichzelf als de Goede Herder. In een eerdere meditatie (#23) hebben we besproken hoe Jezus maatschappelijke en culturele groepen mensen vergelijkt met ‘schaapshoven’. In deze meditatie zullen we bekijken wat er gebeurt wanneer Jezus later op deze analogie terugkomt. Zijn Judese luisteraars voelen zich erg ongemakkelijk en zijn ontsteld als blijkt dat zijn daden en onderwijs niet passen binnen hun wereldbeeld over de komende Messias, en over de onmogelijkheid voor gewone mensen om een intieme relatie met God te hebben. En ook vandaag de dag nog zijn er veel Westers opgeleide Christenen die moeite hebben om Jezus’ woorden te omarmen,- met name wanneer hij Psalm 82 aanhaalt over hoe God mensen ziet als ‘goden’ en als ‘zonen van de Allerhoogste’. En daardoor ontgaat het hen hoe hij deze tekst toepast op ons in onze relatie met de Vader, omdat zij menen dat Jezus alleen maar spreekt over zijn speciale relatie met de Vader. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Jezus zegt…  ·‘…Wie… door de poort de hof van de schapen binnengaat,… ·… is de herder… ·…en de schapen horen naar zijn stem. … ·Wanneer hij zijn schapen alle naar buiten heeft gebracht,… volgen (zij) hem… ·Ik ben de goede herder: ik ken de mijne en de mijne kennen mij – ·zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken – … ·Nog andere schapen heb ik die niet van deze schaapshof zijn. Ook die moet ik buiten leiden als ze horen naar mijn stem; en het zal worden één kudde, één herder. ·Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik mijn lijf-en-ziel inzet… ·Niemand neemt haar van mij af, nee, ikzelf zet haar in, uit mijzelf. Ik heb volmacht om haar in te zetten, ik heb ook volmacht om haar weer terug te nemen. Dit gebod heb ik aan de zijde van mijn Vader ontvangen.’ ·Er ontstaat dan opnieuw scheuring onder de Judeeërs vanwege deze woorden. ·Velen van hen zeggen: ‘Hij heeft een demon of hij is gek! Waarom zouden we naar hem luisteren?’ ·Anderen zeggen: ‘Dat zijn geen uitspraken van iemand die door een demon bezeten is,- een demon kan toch niet blinden de ogen openen?’ (Johannes 9:41a; 10:1-2,3b-4,14-21 GH)

Dan nadert de tijd van het Vernieuwingsfeest in Jeruzalem[i]; het is winter. ·En Jezus wandelt in de zuilengang van Salomo in de Tempel. ·De Judeeërs omringen hem en zeggen: ‘…Als u de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ ·Jezus antwoordt: ‘Dat heb ik jullie gezegd maar jullie geloven niet. De werken die ik doe in de naam van mijn Vader, die getuigen aangaande mij. ·…Jullie komen niet tot geloof omdat jullie niet tot mijn schapen behoren. ·Mijn schapen horen naar mijn stem, …en zij volgen mij. ·Ik geef hen eeuwig leven, en... zij zullen nooit verloren gaan, want niemand zal ze uit mijn hand grissen. ·Mijn Vader, de Ene die hen aan mij gegeven heeft, is groter dan alles; en niemand kan iets uit Vaders hand grissen. ·Ik en de Vader zijn één! (Joh. 10:22-30 GH)

Weer dragen de Judeeërs stenen aan om hem te stenigen. Jezus antwoordt hen: ‘Vele goede werken van mijn Vader heb ik jullie getoond. Om welk van deze werken stenigen jullie mij?’ ·‘Wij stenigen je niet om een goed werk,’ antwoorden de Judeeërs, ‘maar om godslastering,- omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.’ ·Jezus antwoordt: ‘In jullie Wet staat geschreven: “Ik zei: ‘Jullie zijn goden, [jullie allen zonen van de Allerhoogste’]” [Ps. 82:6].[ii] ·Als hij degenen tot wie het woord van God kwam aanduidt als “goden”,- en de Schrift kan niet ontbonden worden, ·hoe kunnen jullie dan zeggen tot degene die door de Vader is geheiligd en uitgezonden tot de wereld: “Je lastert God”, omdat ik gezegd heb: “Ik ben de Zoon van God”? ·Als ik niet de werken van mijn Vader doe, gelooft mij dan niet! ·Maar als ik zijn werken doe, gelooft dan tenminste daarin, zelfs als jullie niet in mij geloven, opdat jullie mogen weten en erkennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader ben.’ Weer hebben ze ernaar gezocht om hem te grijpen, maar hij ontkomt aan hun hand. (Joh. 10:31-39 GH)

MEDITATIE

In zijn gelijkenis van de schaapshof onderwees Jezus zijn discipelen hoe ze mensen uit een andere maatschappelijke of culturele groep moesten benaderen (Med.#23). Wanneer hij, tijdens een ander Feest, deze analogie opnieuw gebruikt dan zien we hoe het bekrompen wereldbeeld van een bepaalde ‘schaapshof’ de mensen daarbinnen kan verhinderen hem te volgen buiten het vertrouwde raamwerk van de manier waarop de eigen groep de dingen beziet,- in dit geval over de Vader. Jezus' woorden vormen ook een uitdaging voor ons vandaag. Passen we ons raamwerk aan om het in overeenstemming te brengen met Gods perspectief of wijzen we hetgeen hij ons wil leren af?

Deze Judeeërs groeiden op in de verwachting van een Messias die ‘Israël zou verlossen’ (Luc. 24:21) en ‘het koningschap aan Israël zou herstellen’ (Med.#49). Dus is hun geloof in Jezus als de Messias afhankelijk van zijn passen binnen hun nationalistische wereldbeeld (Med.#64). En wanneer hij begint te spreken over de werken die hij heeft gedaan in zijn Vaders naam, en over zijn intieme partnerschaprelatie met hem, dan horen zij slechts godslastering,- een mens die gelijkwaardig aan God beweert te zijn (Med.#59). Zij zijn niet in staat de link te leggen met de Bijbelse profetie over de Messias: “Ikzelf zal hem tot Vader zijn en hij zal mij tot zoon zijn” (Med.#D), omdat in hun wereldbeeld de Schepper zo apart staat van zijn schepping dat hij alleen (heel af en toe, en in het verleden) in relatie treedt met heel bijzondere mensen zoals Abraham, Mozes, en David. Dus is het ondenkbaar dat een doodgewone man – en dan ook nog een Galileeër! – een dergelijke intieme, persoonlijke relatie als van een zoon met een Vader zou kunnen hebben met God. De volledig afzonderlijke en gescheiden categorieën (dichotomieën) in hun wereldbeeld, van Schepper versus geschapen wezens en profeten versus doodgewone mensen, verhinderen hen te verstaan dat Jezus hen ook in dezelfde relatie met de Vader wil leiden die hij geniet.

Ook vandaag de dag nog zijn veel gelovigen niet in staat om dit idee te omarmen, vanwege een soortgelijk ‘dichotomisch’ wereldbeeld. Dat geldt met name in het Westen waar men, volgens wijlen Francis Schaeffer, een hoge muur geconstrueerd heeft tussen de natuurlijke wereld en de bovennatuurlijke regionen. Dus wanneer Christenen met een Westerse scholing Jezus’ toepassing van ‘een Schrifttekst’ (Psalm 82:6) lezen – waar hij zijn toehoorders vertelt dat God hen als ‘goden’ en dus als ‘zonen van de Allerhoogste’ ziet – dan voelen zij zich ongemakkelijk en richten zij zich alleen op wat Jezus zegt over zijn relatie met de Vader, omdat het vertrouwder is om de relatie, ‘Zoon van God’, alleen te associëren met de goddelijke natuur van Jezus. En net als de Judeeërs ontgaat hen het verband tussen Psalm 82 en wat de Thora onderwijst: dat alle mensen naar Gods beeld geschapen zijn en zijn woord hebben ontvangen bij de schepping; en ook dat alle mensen zijn beelddragers blijven (Med.#A), ondanks dat allen hem ongehoorzaam geweest zijn, als schapen die afdwaalden  (Jes. 53:6). Juist deze Judeeërs zouden zich het ‘woord’ hebben moeten herinneren dat God tot hen gesproken had toen hij hen uit Egypte leidde: ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon’. En ook dat hun Vader Israël niet op gaf, zelfs niet toen hun voorvaders verkozen om Gods woord ongehoorzaam te zijn en in duisternis te wandelen (Med.#C).

Ja, Jezus spreekt over zijn vertrouwen dat de Vader hem kent en liefheeft, maar tegelijkertijd denkt hij aan de manier waarop hij al zijn schapen zal ‘leiden’ in het kennen van de Vader zoals hij hem kent. Want dat is waarom hij, ‘het Woord van God’, een mens werd (Med.#58). Als de ‘eerstgeborene onder vele broeders en zusters’ liet hij zien wat werkelijk mens zijn inhoudt, en toen ‘zette hij lijf-en-ziel in’ en ‘nam haar weer terug’, zodat hij door de Heilige Geest zijn discipelen uiteindelijk in hetzelfde intieme, volwassen familiepartnerschap kon leiden met de Vader, dat hij hier op aarde genoot (Med.#5, Med.#7). In Jezus' toepassing van Psalm 82 heeft een ‘god’ en een ‘zoon van God’ zijn dus meer te maken met het hebben van een relatie met God door zijn Woord dan met het hebben van een bovennatuurlijke oorsprong of vaardigheden. Maar ook nu nog identificeren vele gelovigen – met name die in het Westen – zichzelf onbewust meer met de hogere diersoorten, als deel van de natuur, dan met hun bovennatuurlijke God en Vader. Psalm 82 leert ons echter ook dat het niet onze natuurlijke staat is die maakt dat wij ‘als mens sterven’, maar onze keus om ongehoorzaam te zijn aan Gods woord en ‘in duisternis te wandelen’ (Ps. 82:2-7 NBG). Dus wanneer Jezus in het verband van deze tekst spreekt over zichzelf als ‘Zoon van God’ zijn, dan doet hij dat niet om zijn eigen goddelijkheid te benadrukken, maar om te onderstrepen hoe hij, als mens in deze wereld, zijn Vader eert en gehoorzaamt door de werken te doen die zijn Vader hem gegeven heeft.

Net als Johannes geloof ik dat Jezus het goddelijke ‘Woord’ van God is, en dat hij zowel God is als op unieke wijze ‘de Zoon van God’ (Med.#58). Dus moeten wij Jezus blijven eren als ‘de Zoon van God’, en luisteren naar zijn stem, terwijl hij ons leidt en eeuwig leven geeft. Maar het is ook belangrijk dat wij ons realiseren dat Jezus in dit geval er voornamelijk op anticipeert hoe zijn discipelen ook weldra de Vader zullen gehoorzamen en eren als zijn volwassen dochters en zonen (Med.#43). Want wat Jezus in dit onderricht ook benadrukt, is dat het eigenlijk de Vader is die ons leidt, aangezien hij ons aan Jezus gegeven heeft (Med.#61). De reden dat we veilig zijn in Jezus’ hand is omdat onze veiligheid gegarandeerd wordt door de hand van de Vader; want het is de Vader die ‘groter dan alles’ is,- groter dan alle andere machten en zelfs, zegt Jezus, ‘groter dan ik’ (Med.#51).

God is jouw echte Vader. Zowel hij als Jezus zien jou meer als ‘god’ dan als ‘slechts een sterveling’. Hoe zie jij jezelf? Ben jij in staat Jezus’ woorden te verstaan en jouw wereldbeeld bij te stellen? Of kom je in de verleiding om zijn woorden bij te stellen omdat ze godslasterlijk klinken of je een ongemakkelijk gevoel geven? Om de volle vrijheid en verzekerdheid van een volwassen zoon of dochter in een intieme partnerschaprelatie met de Vader te kennen, moet ieder van ons Jezus naar buiten volgen,- uit het belemmerende religieuze en culturele wereldbeeld van onze inheemse ‘schaapshof’.

HET WOORD BIDDEN

Vader, hoe groot is uw liefde dat wij uw zonen en dochters genoemd zouden worden. Want dat zijn we ook, al kan de wereld dat nog niet zien, noch in Jezus, noch in ons. Maar u hebt ons, Vader, in hem uitverkoren van voor de grondlegging van de wereld…, en ons voorbestemd om aangesteld te worden als uw zonen. Hoewel u ons voor korte tijd minder gemaakt hebt dan de engelen, heeft u ons met heerlijkheid en eer gekroond, door ons de Geest te geven als waarborg voor ons erfdeel, het onderpand van alles wat gaat komen, waardoor we al toegang hebben tot u, Vader, met vrijheid en verzekerdheid door Jezus. In deze wereld zijn wij al zoals hij, als wij vertrouwen op uw liefde en uw liefde in ons tot volle wasdom komt. En als wij aan de schepping geopenbaard worden als uw zonen (en dochters), dan zullen wij als u zijn en u zien zoals u bent. (1 Joh. 3:1; 4:16; Ef. 1:4-5,14; 2:18; 3:12; Heb. 2:7; 2 Kor. 1:22; Rom. 8:19; 1 Joh. 3:2; Matt. 5:8,48)

VOETNOTEN

[i] Het acht dagen durende ‘Lichtfeest’ (Chanoeka) dat begint op de 25e Kislew (midden/eind december).

[ii] In de tijd van Jezus werd vanzelfsprekend aangenomen dat wanneer een deel van een tekst geciteerd werd, in dit geval Psalm 82:6a, de hele tekst bedoeld werd.