(64)

Vooringenomenheid en overvolle harten

In dit tweede deel van zijn onderwijs in Jeruzalem, tijdens het Loofhuttenfeest, gaat Jezus de confrontatie aan met een groep JudeeĂ«rs die in hem geloven. Waarom? Hij heeft dingen gezien in hun hart die hen verhinderen om te blijven in het woord dat hij tot hen gesproken heeft over het ingaan in een ‘vrije’ en zekere relatie met de Vader door hem, als volwassen zonen en dochters. Zij zijn niet in staat dit woord te ontvangen omdat zij veronderstellen dat zij God reeds als Vader hebben, omdat zij van oorsprong IsraĂ«lieten zijn. En in hun nationale trots veronderstellen ze dat zij, als afstammelingen van Abraham, reeds ‘vrij’ zijn,- in tegenstelling tot mensen uit andere volken die geboren ‘zondaren’ zijn. Nou nee, zegt Jezus, ware zonen en dochters zijn zij die zich net zo gedragen als hun vader. Maar in plaats van zich te gedragen zoals Abraham gedragen zij zich als de duivel. En doordat zij Jezus niet ten volle aanvaarden, is het onterecht wanneer zij beweren een relatie te hebben als hun Vader met de Ene die Jezus gezonden heeft. En zij geven er nog meer blijk van dat hun hart voller zit met nationale trots dan met de woorden van Jezus wanneer zij hem uitmaken voor een bezeten buitenlander en vervolgens stenen oppakken om hem te vermoorden. Maar veronderstellingen en nationalisme zijn niet de enige dingen die geen ruimte laten voor Jezus’ woorden in ons hart, en die ons verhinderen om te groeien in een volwassen relatie met onze Vader, door hem. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Jezus antwoordt: ‘
 Als jullie mij zouden kennen dan zouden jullie ook mijn Vader kennen
 ·Ik ben van boven; jullie zijn van deze wereld
 · Als jullie niet geloven dat ik (het) ben [Gr. ego eimi][i], dan zullen jullie sterven in jullie zonden
 ·Wanneer jullie de Mensenzoon verhogen zullen, dan zullen jullie weten dat ik (het) ben [Gr. ego eimi][i], en dat ik niets doe vanuit mijzelf, maar spreek in overeenstemming met de dingen die de Vader mij onderricht. · Ik doe ten allen tijde wat hem welgevallig is.’ Omdat hij deze dingen spreekt komen velen tot geloof in hem. ·Tot de JudeeĂ«rs die in hem geloven zegt Jezus: ‘Als jullie in mijn woord blijven, zijn jullie waarlijk mijn discipelen en ·zullen jullie de waarheid kennen en de waarheid zal jullie vrijmaken.’ ·Zij antwoorden hem: ‘Zaad [Gr. sperma] van Abraham zijn wij, en nooit iemands dienstknechten geweest. Hoe kan jij dan zeggen: “Jullie zullen vrij worden”?’ ·Jezus antwoordt hun: ‘...Een ieder die zonde doet is een slaaf van de zonde. ·De slaaf blijft niet eeuwig wonen in het huisgezin; de zoon wel. ·Indien dan de Zoon jullie vrijmaakt, dan zullen jullie waarlijk vrij zijn. ·Ik weet dat jullie zaad [Gr. sperma] van Abraham zijn; maar jullie zoeken mij te doden, als had mijn woord geen ruimte gevonden bij jullie. ·Ik spreek van wat ik gezien heb aan de zijde van de Vader. ·Doe dan wat jullie gehoord hebben aan de zijde van jullie Vader!’ (Johannes 8:19b,23-24,28-38 GH) 

‘Onze vader is Abraham!’ zeggen ze tot hem. ‘Als jullie zonen en dochters van Abraham waren,’ zegt Jezus..., ‘dan zouden jullie de werken van Abraham doen! ·Nu echter zoeken jullie mij te doden,- een mens die de waarheid tot jullie gesproken heeft, die ik aan de zijde van God hoor. Dat deed Abraham niet! ·Jullie echter doen de werken van jullie vader.’ Ze zeggen tot hem: ‘Wij zijn niet voortgekomen uit hoererij! EĂ©n Vader hebben wij: God!’ ·‘Als God jullie Vader was,’ zegt Jezus..., ‘dan zouden jullie mij liefhebben, want ik ben van God uitgegaan
 Hij heeft mij uitgezonden. ·Waarom begrijpen jullie mijn spreken niet? Omdat jullie mijn woord niet kunnen horen! ·Jullie zijn uit jullie vader, de duivel, want jullie willen doen wat jullie vader begeert. Hij is vanaf het begin een mensenmoordenaar en staat niet in de waarheid. Dus is er geen waarheid in hem. Wanneer hij leugentaal uitspreekt dan doet hij naar zijn eigen aard, omdat hij een leugenaar is en de vader der leugen
 ·Degene die uit God is geeft gehoor aan de woorden van God. En dat is de reden dat jullie dat niet doen: omdat jullie niet uit God zijn.’ (Joh. 8:39-45,47 GH)

Deze JudeeĂ«rs antwoorden... hem: ‘Zeggen wij niet met recht dat jij een Samaritaan bent en een demon in je hebt?’ ·Jezus antwoordt: ‘
Ik eer mijn Vader, en jullie onteren mij. ·Ik zoek niet mijn eigen eer; hij zoekt die
 · Wie mijn woord bewaart zal nimmer de dood aanschouwen.’ ·Dan zeggen de JudeeĂ«rs...: ‘Nu weten we zeker dat je een demon in je hebt
 ·Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is, of dan de profeten die ook gestorven zijn
?’ ·Jezus antwoordt: ‘Als ik mijzelf zou verheerlijken, dan zou mijn eer niets zijn! Mijn Vader is degene die mij verheerlijkt,- de Ene van wie jullie zeggen: “Hij is onze God”, ·alhoewel jullie hem niet gekend hebben, terwijl ik hem ken! Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, dan zou ik een leugenaar zijn,- net als jullie. Maar ik ken hem wel, en ik houd zijn woord. ·Jullie vader Abraham jubelt omdat hij deze, mijn Dag, mag zien. Hij was er zeker van en groette die met vreugde’. ·Dan zeggen de JudeeĂ«rs...: ‘Je bent nog geen vijftig jaar en hebt Abraham gezien?!’ ·Jezus zegt...: ‘
eer Abraham werd voortgebracht ben ik [Gr. ego eimi][i].’ ·Dan rapen ze stenen op om op hem te werpen, maar Jezus verbergt zich. (Joh. 8:48-59 GH)

MEDITATIE

Jezus kwam opdat wij door hem te kennen ook de Vader zouden leren kennen. Dat doen we door allereerst onze eigen zonden onder ogen zien,- door te erkennen dat ook die er voor verantwoordelijk waren dat Jezus werd ‘verhoogd’ aan het kruis. Alleen door onszelf op deze manier te vernederen bij het kruis kunnen we ontdekken dat Jezus in feite meer is dan gewoon een mens[ii], en wordt ons de volle omvang van Gods liefde voor ons als onze Vader geopenbaard,- dat hij daadwerkelijk een vader is zoals die in Jezus’ gelijkenis over de verloren zoon, waar de vader de schande van zijn zoon op zich nam door hem tegemoet te rennen (Med.#20). Bij het kruis leren we Jezus niet slechts kennen als ‘de Weg’ [het Zoenoffer voor onze zonden], maar ook als ‘de Waarheid’ [die de liefde van de Vader voor ons openbaart] en als ‘het Leven’ [het model voor hoe ook wij hier op aarde in relatie met de Vader kunnen wandelen] (Med.#2). Maar dit Eeuwige Leven is voor diegenen die niet alleen in Jezus geloven, maar die ook hun geloof in hem tonen door in zijn woord te ‘blijven’. In Jezus’ woord blijven houdt in het ‘bewaren’, zoals hij zijn Vaders woord ‘bewaarde’; want het is de wil van onze Vader dat wij wandelen zoals Jezus deed, door zijn Geest in ons (Med.#52).

Alles wat Jezus zei had hij geleerd door wat hij ‘hoorde’ in de tijd die hij doorbracht ‘aan de zijde van de Vader’. En hij deed alleen datgene wat zijn Vader welgevallig was (Med.#59). Soms bracht Jezus ’s morgens tijd door met zijn Vader, en soms ’s nachts, en ook in de Tempel; want hij wist dat hij kon stoppen en tijd door kon brengen met zijn Vader, zelfs in het bijzijn van anderen. De Vader en Jezus zijn ook altijd bij ons, om ons te leiden door de Heilige Geest (Med.#51 en Med.#57). Als we stil worden in de Geest, om te bidden of Bijbel te lezen, dan zijn we in staat om dingen te zien en te horen van de Vader, die onze dagelijkse bezigheden in deze wereld anders zouden kunnen verhullen. En in onze daden moeten we Jezus navolgen door onze Vader te eren, in plaats van te proberen ‘eer’ voor onszelf te verwerven of onze eigen eer te bewaren. EĂ©n manier waarop we tonen dat we de Vaders naam boven onze eigen eer stellen, is dat we snel zijn om onze zonden te belijden, en er een leefstijl van berouw op na houden (Med.#52). Echter, wanneer we zoeken de Vader te behagen door onze woorden en daden, dan moeten we ook bereid zijn om te worden misverstaan, of zelfs onteerd, net als Jezus (Med.#57). En het is juist op die momenten dat we onszelf er aan moeten herinneren, net als Jezus, dat we een Vader hebben die betrokken is op de eer en reputatie van zijn zonen en dochters. Op zijn tijd en manier zal hij ons openlijk ‘verheerlijken’, zoals hij bij Jezus deed (Med.#36, Med.#47 en Med.#80).

We kunnen echter alleen van onze Vader horen en zijn eer zoeken als er ruimte in ons hart is voor zijn woord. Bij deze Judese gelovigen zijn er twee dingen in hun hart, die hen verhinderden Jezus’ onderwijs over de Vader te ontvangen: vooringenomenheid en nationalisme. Zij menen dat Abraham automatisch hun vader is vanwege hun ‘afstamming’,- omdat zij zijn afstammelingen, letterlijk zijn ‘zaad’ [Gr. sperma] zijn. Zij veronderstellen ook dat zij automatisch een relatie hebben met God als hun Vader op basis van die teksten in de Schriften waarin God zichzelf identificeert als Vader van het volk IsraĂ«l, omdat hij hen geschapen en gegrondvest heeft (Med.#A). Maar Jezus benadrukt dat een relatie met ongeacht welke ‘vader’ – Abraham of God – niet zozeer te maken heeft met ‘afstamming’ als wel met wie het is naar wie we luisteren en wiens ‘wil’ wij doen. Ware zonen en dochters van Abraham zijn diegenen die zijn gedrag navolgen. En alleen zij die handelen naar Gods woord, en die liefhebben wie God tot hen zendt, kunnen stellen dat God hun Vader is. Evenzo handelt een ieder die het gedrag van de duivel navolgt en aan zijn verlangens tegemoet komt alsof hij of zij ‘van de duivel’ is,- alsof hij hun ‘vader’ is.

Sommige gelovigen vandaag de dag zijn ook niet in staat de vrijheid en zekerheid in het huis van de Vader te kennen, vanwege een andere vorm van vooringenomenheid gebaseerd op afstamming. Omdat Jezus ‘van boven’ is en wij ‘van deze wereld’ zijn, nemen zij aan dat zij de Vader nooit zullen kennen zoals Jezus hem kende. En zij geloven de duivelse leugen, gangbaar in sommig Christelijk onderwijs, dat vanwege de ‘erfzonde’ de duivel onze echte vader is. Jezus kan ons misschien in staat stellen om tot zijn Vader te komen, maar wij zijn slechts ‘geadopteerde’ zonen en dochters. Dit idee echter is op haar beurt gebaseerd op een verkeerde vertaling van het Griekse woord huiothesia[iii], en gaat voorbij aan het feit dat Jezus heel vaak nog steeds God als Vader identificeert tegenover zijn luisteraars – zoals in de Bergrede (Med.#11-16) – aangezien dat is wat onderwezen wordt in de Joodse Schriften (Med.#A-E).

Een tweede belemmering in het hart van deze Judese gelovigen was nationalisme. In plaats van Jezus’ woord te ontvangen, verdedigen zij de eer van hun geboortestatus en hun nationalistische definitie van ‘vrijheid’. Anders dan andere volken zijn zij altijd vrij geweest! Dus hoe meer Jezus doorprikt en stand neemt tegen hun houding en gedrag, des te meer hun nationalisme en defensieve houding toeneemt,- zover zelfs dat ze suggereren dat Jezus zelf een gedemoniseerde buitenlander is. Als exclusief nationalisme ons hart vervult, dan kunnen moorddadige gedachten leiden tot gewelddadige woorden en daden, en het is dan ook goed mogelijk dat sommige van deze Judese gelovigen op het eind openlijk hun instemming zullen betuigen met het doodvonnis uitgesproken door hun leiders, die in Jezus een directe bedreiging voor het welzijn en de overleving van hun volk zien (Joh. 11:48-50; Matt. 27:20-22).

In een van zijn gelijkenissen identificeert Jezus verschillende andere dingen die zijn woord uit ons hart kunnen verdringen. Sommige gelovigen zijn niet in staat om te groeien in een relatie met hun Vader als vrije en verzekerde zonen en dochters, ondanks dat zij zijn woord ‘met vreugde’ gehoord en ontvangen hebben, omdat de ‘grond’ van hun hart bezaaid is met materiĂ«le zaken, of ongezonde geneugten, of de zorgen van het leven, of de angst voor pijn of de mening van anderen (Luc. 8:13-14; Matt. 13:20-22). Verdringen sommige van deze dingen Jezus’ woorden over de Vader in jouw hart? Of weerhoudt vooringenomenheid jou van het ervaren van de vrijheid en zekerheid van een rijpende relatie met de Vader, door Jezus en door de Geest? Zoek jij ook alleen datgene te doen wat jouw Vader God behaagt, omdat je hem kent als degene die altijd bij je is en die jouw eer ‘zoekt’?

HET WOORD BIDDEN

Vader, u bent altijd bij mij en u hoort mij altijd. U ‘zoekt’ mijn eer; en ik weet dat wanneer Jezus verschijnt, ook ik zal verschijnen in heerlijkheid met hem. (Joh. 8:29,50; 16:32; 11:42; Kol. 3:4)

Dus zal ik regelmatig op mijn wachttoren staan om te zien wat u tot mij zal spreken, en ik zal doen wat ik zie in uw tegenwoordigheid en alleen spreken wat u mij leert door de Heilige Geest. (Hab. 2:1; Joh. 8:38,28; 16:13,16)

VOETNOTEN

[i] Voor een mogelijk verband tussen Jezus woorden ‘ik ben het’ [Gr. ego eimi] en de aan Mozes geopenbaarde goddelijke naam, zie de diepgaande versie van deze meditatie of voetnoot [i] in Med.#40.

[ii] Hoewel Johannes gelooft dat Jezus volkomen mens was (Joh. 1:14), ziet hij hem ook als verschillend van ons,- als de beloofde ‘Mensenzoon’ (Dan. 7:12) die een hemelse oorsprong heeft (Joh. 8:24,28) en die reeds lang voor de geboorte van Abraham bestond (Joh. 8:58; 1:1-2, Med.#58).

[iii] Paulus gebruikt huiothesia (letterlijk ‘aanstelling als zonen’) in Gal. 4:5 om meerderjarig worden aan te duiden, en geen adoptie (Med.#4). Hij gebruikt dit woord ook in Rom. 8:15,23; 9:4 (Med.#5) en Ef. 1:5 (Med.# 8) wanneer hij spreekt over het plan van de Vader voor alle aspecten van ons ‘tevoren bestemde’ meerderjarig worden.