(55)
Misleiding vermijden door gemeenschap met Jezus en de Vader
Eén reden waarom Johannes aan deze gemeenschap van gelovigen schrijft, is omdat zij gevaar lopen misleid te worden door bepaalde ‘valse profeten’ (‘antichristen’) onder hen. Misleiding – ofwel zelfmisleiding ofwel misleiding door anderen – is daarom de vierde duistere weg die ons weg zal leiden uit de gemeenschap met de Vader, met Jezus en met elkaar. De belangrijkste misleidende leer die Johannes identificeert heeft te maken met het vergeestelijken van onze relatie met God, door Jezus en de Heilige Geest te verdraaien tot geestelijke principes en producten. Elk onderwijs dat ons lichaam en de zonden van het lichaam vergoelijkt, zegt Johannes, is een ontkenning dat Jezus het goddelijke Woord van God is die door de kracht van de Geest leefde in een zwak menselijk lichaam als dat van ons. Maar Johannes noemt ook elke Christelijke leer misleidend die de relationele eenheid tussen de Vader en Jezus ontkent. Wij kunnen alleen opstaan tegen zulke verleidingen als we handelen als volwassen zonen en dochters in de ‘zalving’ die de Vader ons gegeven heeft in de Heilige Geest,- met Jezus als onze Pleitbezorger, en niet de een of andere geestelijke ouder of goeroe. - JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: 1 Johannes 1:3; 2:1,14, 22,23a-b
Schriftgedeelte: 1 Joh. 1:3,7-8; 2:1,4,14, 18-23,26-27,29; 3:4-7,10,23-24; 4:1-3,5-6; 5:1,4-5,20
Introductievideo duur: 01:02
SCHRIFTGEDEELTE
Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien… hebben,… het Woord dat leven is... ·…verkondigen we… opdat ook jullie[i] met ons [gemeenschap zouden hebben…] en… met de Vader en met zijn Zoon… ·… Gaan we onze weg in het licht, zoals hijzelf in het licht is, dan [hebben we gemeenschap] met elkaar en reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde. ·Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons… ·Ik schrijf jullie dit opdat jullie niet zondigen. Mocht een van jullie echter toch zondigen, dan hebben wij een Pleitbezorger[ii] {naar} de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige… ·Wie zegt: ‘Ik ken hem,’ maar zich niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar; de waarheid is niet in hem… ·[…Vaders,… jullie kennen hem, die van het begin af is. …Jongelingen,… jullie hebben de boze overwonnen. …{Kleine jongens en meisjes},… jullie kennen de Vader.] (1 Johannes 1:1,3,7-8; 2:1,4,13 NBV [VM] {S4A})
Het is het laatste uur… zo zijn er nu vele antichristen gekomen… ·Zij zijn van ons uitgegaan…; …als zij van ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn… ·Maar jullie hebben de zalving [Gr. chrisma] van de Heilige en jullie weten alles. ·Ik heb jullie niet geschreven omdat jullie de waarheid niet weten, maar omdat jullie haar weten… ·Wie is de leugenaar dan hij die loochent dat Jezus de Christus [Gr. ho Christos] is? Deze is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. ·Een ieder die de Zoon loochent heeft ook de Vader niet; wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. ·Dit heb ik jullie geschreven over hen die jullie misleiden. ·En wat jullie betreft, de zalving [Gr. chrisma] die jullie van hem ontvangen hebben, blijft in jullie en jullie hebben niet nodig dat iemand jullie leert; …diezelfde zalving [Gr. chrisma]… leert jullie over alles… zo zullen jullie in hem blijven… ·Ieder die de gerechtigheid doet, is uit hem geboren. (1 Joh. 2:18-23,26-27,29 VM)
Een ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid… ·Jullie weten dat hij geopenbaard is, opdat hij de zonden zou wegnemen; en in hem is geen zonde. ·Een ieder… die [blijft zondigen], heeft hem niet gezien en hem niet gekend. ·{Lieve kinderen,} laat niemand jullie misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig, zoals hij rechtvaardig is… ·Hieraan zijn de kinderen [Gr. tekna] van God en de kinderen [Gr. tekna][iii] van de duivel kenbaar: een ieder die de gerechtigheid niet doet, is niet uit God… ·En dit is zijn gebod, dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus, en elkaar liefhebben… ·En wie zijn geboden bewaart, blijft in hem en hij in hem; en hieraan weten wij dat hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft. (1 Joh. 3:4-7,10a, 23-24 VM [HB] {HSV})
Geliefden,… beproeft de geesten…; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. ·Hieraan kennen jullie de Geest van God: iedere geest die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, is uit God; ·en iedere geest die {dit} niet belijdt, is… de geest van de antichrist… ·Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld, en de wereld hoort hen. ·Wij zijn uit God; wie God kent hoort ons; wie niet uit God is, hoort ons niet. Hieraan kennen wij de Geest van de waarheid en de geest [der misleiding]… ·Een ieder die gelooft dat Jezus de Christus [Gr. ho Christo] is, is uit God geboren; en… ·overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof ·… dat Jezus de Zoon van God is… ·…De Zoon van God is gekomen… opdat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. (1 Joh. 4:1-3,5-6; 5:1a,4-5,20 VM {NBV} [NB])
MEDITATIE
In zijn brief schrijft Johannes over een vierde gevaar voor onze gemeenschap met de Vader en met Jezus, en met elkaar: de duistere weg van misleiding. We doen aan zelfmisleiding wanneer we de waarheid kennen, maar die aanpassen om aan te sluiten bij onze eigen kijk op de werkelijkheid,- door onze eigen zonde niet serieus te nemen, of door te stellen dat we gemeenschap hebben met God hoewel we een of meer van zijn geboden ongehoorzaam zijn. Diegenen in de kerk die het meest kwetsbaar zijn waar het gaat om zelfmisleiding zijn zij die een speciale gave bezitten, of de een of andere maatschappelijke status. Dus de misleiding door anderen die Johannes in gedachten heeft komt in feite van invloedrijke kerkleden, of voormalige kerkleden. Zij zijn de mensen die Johannes ‘antichristen’ en ‘valse profeten’ noemt, en niet mensen die nooit iets met de kerk te maken hebben gehad!
Eén zo’n valse leraar in Johannes’ dagen was Cerinthus, die leerde dat ‘de Christus’ de goddelijke essentie was die Jezus’ lichaam was binnengekomen bij zijn doop, in de vorm van een duif, maar die weer vertrok voordat zijn lichaam gekruisigd werd. Vanuit dat gezichtspunt omschrijft ‘Zoon van God’ een geestelijk goed wat Jezus bezat, en wat ook wij kunnen bezitten. En redding houdt dan in het bezitten van de geestelijke kennis die in Jezus was,- ofwel door een rigoureuze leefstijl van materiële en lichamelijke zelfverloochening (ascetisme), of door het zoeken naar geestelijke kennis met je verstand terwijl je je lichaam toestaat haar natuurlijke fysieke lusten en driften na te jagen (vraatzucht, ontucht, gewelddadige woede, laster, dronkenschap, drugsgebruik, enz.). Dit onderwijs werd sterk beïnvloed door de Griekse filosofie genaamd gnosticisme (of gnostiek), waarbinnen je ‘geest’ gezien wordt als je ware ‘zelf’, terwijl je lichaam deel is van de gecorrumpeerde en boze materiële wereld waaruit je moet ontsnappen, naar de zuiverheid van de geestelijke wereld.[iv]
Vandaag de dag vallen Christenen ten prooi aan dezelfde misleiding wanneer ze denken dat ‘geestelijk’ zijn meer te maken heeft met een succesvol uitoefenen van geestelijke gaven en bedieningen – ofwel in henzelf of in leiders die zij bewonderen – dan met persoonlijk rechtvaardig gedrag in het gebruik van hun lichaam (bijv. met betrekking tot seksueel gedrag, of hoe ze over anderen spreken, enz.). De profeet Haggaï waarschuwde de Israëlische priesters voor zo’n ‘gnostische’ scheiding tussen geestelijke bediening en lichamelijke gehoorzaamheid (Hag. 2:10-14). Volgens Johannes ontkennen we dat Jezus Gods Gezalfde [ Gr. ho Christo] is,- in het vlees gekomen, wanneer we geestelijk zijn herdefiniëren als iets dat los staat van wat we doen met ons lichaam. Want Jezus kwam, en zond zijn Geest, zodat wij zouden leren om ‘gerechtigheid te doen’ in ons zwakke menselijke lichaam, net zoals hij deed.
Johannes verbindt zulke misleidende ideeën over Jezus met onze relatie met de Vader. Mensen die alleen gericht zijn op pogingen om de geestelijke principes toe te passen die Jezus in praktijk bracht, ‘loochenen’ ook ‘de Vader en de Zoon’. Aangezien dit ook vertaald kan worden als ‘de Vader met de Zoon, is het de relatie die Jezus altijd genoten heeft met de Vader die zij 'loochenen',- een relatie met hem die ook wij kunnen genieten. Om ‘uit God geboren’ te zijn als een volwassen dochter of zoon van de Vader, door de Heilige Geest (Med.#53 en Med.#58), moeten we ons geloof stellen op Jezus,- als de Messias [Gr. ho Christo] die niet slechts een menselijk wezen was, maar die ergens anders vandaan in deze wereld ‘kwam’. Hij is ook het hemelse Woord van God die ‘was vanaf het begin’. Mensen die een deel van wie Jezus is loochenen – onder de invloed van wereldse ideeën en van de boze – kunnen niet ‘de Vader hebben’; want niemand komt tot de Vader dan door hem (Med.#2).
In de late 19e eeuw begonnen veel Westerse Christenen, onder sterke invloed van de Europese Verlichting, te verkondigen dat Jezus slechts een groot moreel onderwijzer was van geestelijke waarheden, die goddelijk geïnspireerd, maar niet zelf goddelijk was. En hoewel een belangrijk deel van hun onderwijs ging over God als Vader voor de hele mensheid, zou Johannes toch tot hen zeggen: Sorry, maar jullie hebben de Vader niet, als jullie dat deel loochenen wat Jezus Gods Gezalfde maakt. Want door dat te doen, loochenen jullie iets belangrijks aangaande de relatie tussen de Vader en de Zoon. En ook sommige hedendaagse ‘Evangelische’ theologen zou Johannes waarschijnlijk ter verantwoording roepen, omdat zij zijn woorden over Jezus als onze Pleitbezorger en Zoenoffer interpreteren als zou Jezus als een soort hemelse advocaat moeten optreden, iedere keer als een gelovige een zonde begaat (1 Joh. 2:1-2). Jezus, zo zeggen zij, moet dan bij de Vader pleiten op de uitwerking van zijn ‘zoenoffer’ aan het kruis, zodat de Vader als onze rechtvaardige Rechter de zondaar terecht kan vergeven (Med.#52). Dit zou echter betekenen dat Jezus en de Vader op verschillende manieren reageren op de zonde van een gelovige. En dat is in tegenspraak met wat Jezus duidelijk zegt over de relationele eenheid tussen hem en de Vader (Med.#59, Med.#37, Med.#65),- juist ook waar dit het oordelen over mensen betreft (Med.#60)! Dus op z’n minst in deze interpretatie van Johannes’ woorden doen ook zij datgene waarvan hij zegt dat valse leraars dit doen: het ‘loochenen’ van de eenheid in de relatie tussen ‘de Vader en de Zoon’ ten einde hun eigen theologische principe te ondersteunen.
Dus hoe vermijden wij dan de duistere weg van misleiding? Wij vermijden zelfmisleiding door te wandelen in het licht,- door een leefstijl te onderhouden van voortdurende verantwoording tegenover elkaar, door te luisteren naar de corrigerende woorden van gerespecteerde zusters en broeders, en door hen onze zonden te belijden. Wij vermijden dat we misleid worden door anderen door volwassen te worden in de liefde van onze Vader en te handelen als de volwassen zonen en dochters die we zijn. Want in Jezus, zijn Gezalfde [Gr. ho Christo], hebben wij ook zijn ‘zalving’ [Gr. chrisma] ontvangen door de Heilige Geest, die ons in staat stelt om: de waarheid te kennen; te ‘blijven’ in de gemeenschap met de Vader en de Zoon; vol vertrouwen te wandelen zoals Jezus deed (in een menselijk lichaam) door gerechtigheid te doen en zijn geboden te gehoorzamen; en het verschil te onderscheiden tussen de geest der waarheid en de geest der misleiding. Niemand van ons zou, zoals een kind, afhankelijk hoeven zijn van het onderwijs van een geestelijke vader of religieuze goeroe. En hoewel Johannes deze gelovigen vol genegenheid aanspreekt als ‘lieve kinderen’, en hij verschillende niveaus van geestelijke volwassenheid onder hen herkent, behandelt hij hen steeds als volwassen broers en zussen.
Neem jij je verantwoordelijkheid als volwassen zoon of dochter om gerechtigheid te doen vanuit relatie: met de Vader, met Jezus en met je broers en zussen? Of leef je alsof het Evangelie een geestelijk goed is? Of alsof je lichaam het probleem is? Of alsof je nog steeds een kind bent, geestelijk gezien? Neem de tijd om nog eens de gehele tekst uit Johannes’ brief, die aan het begin van deze meditatie staat, te overdenken.
HET WOORD BIDDEN
Vader, ik geloof dat Jezus de Zoon van God is en de Gezalfde, en dat ik door hem de Geest ontvangen heb,- de zalving om in dit lichaam met u te wandelen zoals Jezus deed als uw volwassen zoon of dochter. (1 Joh. 5:5; 4:2,13; 2:6; 3:1)
VOETNOTEN
[i] We gebruiken hier (net als in o.a. de S4A vertaling) het woord ‘jullie’ om aan te geven waar Johannes (in het Grieks) het meervoud gebruikt en daarmee alle gelovigen aanspreekt.
[ii] Hoewel ‘Pleitbezorger’ in de NBV niet met een hoofdletter geschreven wordt in deze tekst, doet de VM dat wel met hetzelfde Griekse woord [parakleetos] in Joh. 14:16 waar het vertaald wordt met ‘Trooster’, om de rol te beschrijven die zowel Jezus als de Heilige Geest spelen in ons leven (Med.#51). Daarom hebben we er voor gekozen om het ook hier met een hoofdletter te schrijven in overeenstemming met ons hoofdlettergebruik in de GH en PH.
[iii] Zie Med.#5, paragraaf 6 en voetnoot [ii] voor de reden waarom ik het Griekse tekna (meervoud) in mijn vertalingen weergeef als ‘zonen en dochters’, vooral wanneer het om volwassen 'kinderen' gaat.
[iv] John Drane, Introducing the New Testament, Lion Publishing, 1986, blz. 458-459 en 21-22.