(47)

‘Zonen’ van God door het vlees, de Geest en de opstanding

Een van de meest belangrijke aspecten van het Christelijk geloof is geloof in Jezus als de ‘Zoon van God’. Voor de Joden die de Schriften kenden, het Goede Nieuws van Jezus, betekende ‘de Zoon van God’ dat hij de Messiaanse koning van Israël was. In zijn bevestiging dat dit waar is over Jezus, dat hij de Zoon van God ‘naar het vlees’ is, benadrukt Paulus ook hoe Jezus ons mens-zijn deelde. Maar hij vervolgt met te benadrukken dat het feit dat Jezus de Zoon van God is ook te maken heeft met de macht waardoor hij als zodanig is uitgeroepen,- ‘overeenkomstig de Geest… en door zijn opstanding’. En dan laat Paulus de gelovigen in de kerk in Rome, die allerlei verschillende etnische en maatschappelijke achtergronden hadden, zien hoe deze drie aspecten van Jezus’ Zoon van God zijn mensen uit alle volken bekrachtigt, om heilige zonen en dochters van de Vader te worden door ‘gehoorzaam geloof’ en behorend bij Jezus. En door ons geloof in Jezus’ mens-zijn, zijn bekrachtiging door de Geest en zijn opstanding uit de dood, kunnen ook wij een nieuw beeld krijgen van onszelf en van al onze broers en zussen,- en in potentie ook van al onze buren. - Mirela Andras (Roemenië) & Johanna Duran-Greve (Duitsland)

SCHRIFTGEDEELTE

Paulus, een dienaar van Christus Jezus,… afgezonderd voor het Goede Nieuws van God, ·dat hij tevoren beloofde door zijn profeten in de heilige geschriften ·aangaande zijn Zoon: die naar het vlees voortgekomen is uit het zaad van David, ·en die naar de Geest van relationele heiligheid [Gr. hagiosunees][i]  aangesteld is [Gr. horisthentos] als de Zoon van God met kracht, vanuit de opstanding uit de dood,- Jezus Christus, onze Heer. ·Door hem hebben wij genade ontvangen en apostelschap voor geloofsgehoorzaamheid, vanwege zijn naam onder alle volkeren, ·onder wie ook jullie geroepenen van Jezus Christus zijn. ·Aan allen in Rome die geliefden van God zijn, geroepen en heilig: Genade voor jullie en vrede, van God onze Vader en de Heer, Jezus Christus. (Romeinen 1:1-7 PH)

Ik verlang er naar om jullie te zien… ·om bij jullie enige vrucht te hebben, zoals ook bij de overige volken. ·Bij én ‘Grieken’ én ‘barbaren’, én wijzen én onwetenden sta ik in de schuld; ·zodoende mijn vurig verlangen om ook aan jullie in Rome het Goede Nieuws te verkondigen. ·…Het Evangelie… is de kracht van God tot redding voor al wie het gelooft, allereerst voor én Jood, én ‘Griek’. ·…Ikzelf ben ook een Israëliet, uit zaad van Abraham, stam Benjamin. ·Er is bij mij grote droefheid… ·…ter wille van mijn broeders-en-zusters, mijn verwanten naar vlees-en-bloed; ·alle Israëlieten. Van hen zijn de aanstelling als zonen [Gr. huiothesia], en de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften. ·Van hen zijn de vaderen en uit hen is de Messias, naar vlees-en-bloed,- de Ene over allen, God gezegend tot in eeuwigheid! …·God heeft zijn gemeente niet verstoten die hij tevoren gekend heeft. …·er is een overblijfsel ontstaan dankzij een genadige verkiezing. (Rom. 1:11,13-16; 11:1; 9:2-5; 11:2,5 PH)

Er is geen verschil: want dezelfde Heer van allen – ook van de Jood en de Griek – is rijk jegens allen die hem aanroepen. ·Allen die geleid worden door Gods Geest zijn zonen [Gr. huioi] van God. ·Jullie hebben… de Geest van aanstelling als zonen [Gr. huiothesia] ontvangen, door wie wij schreeuwen: “Abba!, Vader!·Die Geest betuigt mee met onze geest dat wij de zonen en dochters [Gr. tekna][ii] van God zijn…,- ·ja, erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus… ·Reikhalzend wacht de schepping op de onthulling van de zonen van God… ·Heel de schepping… is mee in barensnood tot nu toe. ·Ook wijzelf die de eerstelingsgave van de Geest bezitten, …zuchten over ons eigen lot in afwachting van de aanstelling als zonen [Gr. huiothesia],- de verlossing van ons lichaam. ·Maar wij weten dat God in alle dingen meewerkt ten goede met wie hem liefhebben,- die naar zijn tevoren-vastgestelde-aanstelling geroepen zijn. ·Want wie hij tevoren kende, die heeft hij ook tevoren bestemd [Gr. pro-horisen] om medegestalten van het beeld van zijn Zoon te worden, opdat deze de Oudste onder vele broeders-en-zusters zou zijn. ·Meer nog, wie hij tevoren bestemd heeft [Gr. pro-horisen] die heeft hij ook geroepen, en wie hij heeft geroepen die heeft hij ook gerechtvaardigd, en wie hij heeft gerechtvaardigd die heeft hij ook verheerlijkt. (Rom. 10:12; 8:14-17,19,22-23,28-30 PH)

MEDITATIE

Vandaag de dag lijken veel Christenen op de gelovigen in Rome omdat bepaalde culturele en religieuze aannames ook hun begrip beperken van het Goede Nieuws (het Evangelie) van Jezus als ‘Zoon’ van God. Hoewel de kerk in Rome multi-etnisch was, waren er Joodse gelovigen die de uit andere volkeren afkomstige discipelen nog steeds behandelden als ‘onwetende kinderen’ (Rom. 2:17-18). En sommige geschoolde ‘Griekse’ discipelen bleven zichzelf distantiëren van andere gelovigen die zij beschouwden als ongeschoolde ‘barbaarse’ vreemdelingen of als ‘minder’ (Rom. 1:13-14; Rom. 12:16b). Alleen een volledig begrip van Jezus als de Zoon van God kan ons een gezond perspectief op onszelf en op al onze broeders en zusters geven.

Daarom benadrukt Paulus in zijn openingswoorden drie dingen over Jezus als Gods ‘Zoon’. Ten eerste is hij dat ‘naar het vlees’, als de beloofde Messias en nakomeling van David (2 Sam. 7:14, Med.#D). Met deze verklaring onderstreept Paulus dat Jezus tot ons kwam als zowel Jood als mens. De vleeswording is zo’n belangrijke waarheid van het Evangelie dat volgens de apostel Johannes een ieder die deze waarheid ontkent ‘niet uit God’ is (Med.#55). Ja, Jezus is het goddelijke ‘Woord’ van God zegt Johannes, maar hij werd ‘vlees’ om ons de Vader te openbaren (Med.#58). Een van de grootste hindernissen voor Christenen om God als hun Vader te leren kennen, is het religieuze filter dat Jezus’ mens-zijn afdoet als slechts een noodzakelijk vereiste om het volmaakte offer voor de zonde te kunnen worden.

Ten tweede zegt Paulus dat Jezus ‘aangesteld is als de Zoon van God met kracht’ ‘naar de Geest’. Deze ‘aanstelling’ had plaats bij zijn doop, toen Jezus ongeveer dertig jaar was, en Johannes de Doper was er getuige van. Nadat hij door de Geest autoriteit verkregen had, begon Jezus met het introduceren van het koninkrijk van God in deze wereld,- door alle verleidingen van de duivel te weerstaan, en te wandelen in volwassen ‘relationele heiligheid’ [Gr. hagiosunees] met zijn Vader in alles wat hij zei en deed (Med.#26). Ten derde wordt hij drie jaar later ‘aangesteld als Zoon van God met kracht’ op een ander niveau, vanuit zijn ‘opstanding uit de dood’. Want pas na zijn hemelvaart is hij waarlijk groot gemaakt en is de ‘troon van zijn koningschap voor eeuwig gevestigd’ (2 Sam. 7:13, Med.#D), met een plaats en een naam (als 'Heer') boven alle heerschappij en machten (Med.#44; Med.#56), met als doel dat alle machten op aarde en in de hemel ofwel met hem verzoend (Med.#81) ofwel voorgoed vernietigd (Med.#94) zullen worden!

En toen begon Jezus, door zijn Geest over ons uit te storten, als onze Oudste Broer een eeuwig ‘huisgezin’ voor de Vaders naam te bouwen (Med.#44), opdat wij met hem zouden stralen als zonen en dochters in het gezinskoninkrijk van onze Vader (Med.#17). Toen Jezus’ discipelen een kleine glimp mochten opvangen van zijn eeuwige heerlijkheid in dit koninkrijk, hoorden ook zij de Vaders verklaring: ‘Dit is mijn Zoon’; en zagen zij twee andere mensen met Jezus stralen in heerlijkheid (Luc. 9:28-35, Med.#84). Daarom gaat Paulus, nadat hij Jezus op deze drie manieren heeft geïntroduceerd als ‘Zoon van God’, verder met het aanspreken van alle gelovigen in Rome als ‘heilig’ en ‘geroepen’ door ‘onze Vader’. En later spreekt hij hen allemaal aan als ‘zonen en dochters’ van God, die in staat zijn hem Papa [Heb. Abba] te noemen, aangezien zij allemaal ‘de Geest van aanstelling als zonen [Gr. huiothesia]’ hadden ontvangen (Rom.8:14-16, Med.#5).

Jezus begon dit eeuwige, multi-etnische huisgezin echter niet vanuit het niets op te bouwen. Hij werd allereerst Messias en Oudste Broer van het volk Israël dat ‘tevoren gekend’ was door God (Med.#45). Dit heel menselijke volk, met al hun fouten en gebreken, is nog steeds geliefd door God (Rom. 11:28), en dus moeten wij hen onder ons in ere houden als ‘de eersten in hoop op de Messias’ (Med.#8). Discipelen van dit ‘oudste-broer’ volk (Med.#C) zijn altijd binnen de Kerk aanwezig geweest als een ‘overblijfsel’,- als een goddelijk getuigenis dat God nooit alle Joden ‘verstoten’ heeft. Dus mogen niet-Joodse gelovigen zichzelf nooit zien als zouden zij de Joden vervangen hebben als Gods volk (Rom. 11:19). Wat is het triest, en beschamend, dat door de eeuwen heen veel Christenen niet gehandeld hebben in overeenstemming met Paulus’ onderwijs. Velen zijn nog steeds niet in staat om dit falen van de Kerk te bekennen en velen moeten zich nog steeds bekeren van hun eigen antisemitisme!

Tegelijkertijd bedoelde Paulus nooit te zeggen dat zijn eigen volk een voorkeursbehandeling zou moeten krijgen, zoals sommige gelovigen in de kerk in Rome eisten. De ‘aanstelling als zonen’, de ‘tevoren-vastgestelde-aanstelling’ waartoe de hele mensheid bij de schepping 'gekozen' en  ‘tevoren bestemd’ was (Med.#8), behoorde dan misschien wel als eerste aan de Joden als een belofte, maar nu is dit 'volwassen worden' door de Geest (Med.#4) tot alle gelovigen gekomen! In Christus worden allen veranderd naar het beeld van hun Oudste Broer, omdat door het Evangelie gelovigen uit alle volkeren nu ‘mede-erfgenamen’ zijn (Med.#6),- geschoolde Griekssprekenden zowel als ongeschoolde vreemdelingen, de hogere klasse zowel als de lagere klasse, Joden zowel als Scythen (Kol. 3:11), vrije burgers zowel als slaven, mannen zowel als vrouwen. En net als Jezus worden al zijn discipelen ‘erfgenamen’ van de Vader en ‘heiligen’ in twee stadia van macht. Door ‘de Geest van relationele heiligheid’ verkrijgen we een intieme samenwerkingsrelatie met onze Vader. En op een dag zullen we door een lichamelijke opstanding (Med.#94) onze volledige en uiteindelijke ‘aanstelling als zonen’ ontvangen.

Door deze hoop en ons geloof in Jezus’ opstanding verwerven we een nieuwe kijk op onszelf en op onze broers en zussen. En ook op al onze buren, want wij zijn de voorboden van wat God in Christus ook voor hen gedaan heeft. En door onze ogen van geloof te richten op Jezus – de Zoon van God die nu troont in een onsterfelijk lichaam, in de heerlijkheid van de Vader (Med.#48) – verkrijgen we een waarachtig begrip van wat het betekent mens te zijn. In de volgende meditatie zullen we kijken naar een aantal praktische adviezen die Paulus geeft aan de gelovigen in Rome over hoe ze nu kunnen leven: in de kracht van Jezus’ opstanding en als ‘heilige’ partners met de Vader, door de Geest.

HET WOORD BIDDEN

Wij prijzen u Vader,- Vader van onze Heer Jezus Christus en onze Vader, dat u ons in hem al voor de grondlegging der wereld heeft uitverkoren, en ons in liefde heeft voorbestemd [Gr. pro-horisen] voor de aanstelling als uw zonen door Jezus Christus, in overeenstemming met uw welbehagen en wil tot lof van uw heerlijke genade. Door zijn bloed heeft u ons vrijgemaakt, naar de rijkdom van uw genade, en ons bekrachtigd met de Heilige Geest,- de eerstelingsgave van ons erfdeel, tot ons lichaam is losgekocht en wij als uw zonen en dochters geopenbaard zullen worden, in onze heerlijkheid met Jezus, net als Mozes en Elia op de berg. (Ef. 1:2-7,13-14; Rom. 8:23,18a-19; Kol. 3:4; Luc. 9:28b-31)

VOETNOTEN

[i] Voor een uitleg van het Griekse woord, hagiosunees, zie voetnoot [ii], Med.#32.

[ii] Waar het volwassenen betreft, geef ik het woord tekna (mv.) weer als ‘zonen en dochters’ i.p.v. als ‘kinderen’ (zie de uitleg bij Med.#5).