(41)
De Vader bleef bij Jezus tijdens zijn lijden
Heel vaak horen we in onze kerk vertellen dat God Jezus verliet in zijn laatste uren aan het kruis. Maar denken we ook wel eens na over het feit dat de laatste woorden van Jezus aan het kruis gericht waren tot zijn Vader? Is dat een getrouw beeld van iemand die zich alleen en in de steek gelaten voelt? In zijn laatste uren was Jezus behoorlijk van streek, maar hij was er nog steeds van overtuigd dat zijn Vader hem niet in de steek zou laten, ook al zou hij zich misschien wel verlaten voelen. Daarom besluit hij, terwijl hij aan het kruis hangt, Psalm 22 te reciteren om hem te helpen omgaan met deze gevoelens, en omdat het een bevestiging is van een getrouwe God die zijn gezicht niet âafkeertâ van âde ellendigeâ, en hem uiteindelijk verlost. En misschien heeft Jezus deze Psalm ook gereciteerd om nog Ă©Ă©n keer te getuigen: dat zijn komst, met inbegrip van zijn lijden en alle smaad die hij te verduren kreeg, voorzegd was in de Schriften; en dat pijn en de boze niet het laatste woord zullen hebben. â Johanna Duran-Greve (Duitsland) & JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten:Â Johannes 16:32; Lucas 22:34,46
Schriftgedeelte:Â Joh. 16:31a,32-33; 19:23-24,30;Â MatteĂŒs 27:33-34,41-44, 46-49; Marcus 15:29-31,33; Luc. 23:33-34,39-46Â
Introductievideo duur:Â 01:00
SCHRIFTGEDEELTE
JOHANNES (16:31a, 32-33 GH)
Jezus antwoordt hun: â...·Zie, er komt een uur, en het is gekomen, waarin jullie verstrooid zullen worden⊠en mij alleen laten. Toch ben ik niet alleen, omdat de Vader met mij is. ·Dit alles heb ik tot jullie gesproken opdat jullie in mij vrede zullen hebben. In de wereld zullen jullie verdrukking hebben, maar houdt moed, ik heb de wereld overwonnen.â
MATTEĂSÂ (27:33-34 GH)
Gekomen bij de plaats die Golgota heet,⊠·geven ze hem zure wijn te drinken, vermengd met gal. Maar als hij het proeft weigert hij het te drinken.
LUCASÂ (23:33b-34a GH)
Dan kruisigen ze hem daar samen met de twee misdadigers⊠Maar Jezus zegt: âVader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.â
JOHANNESÂ (19:23-2 GH)
Dan nemen de soldaten⊠zijn kleren, en maken er vier delen vanâŠ, maar het onderkleed is naadloos⊠·Dus zeggen zeâŠ: âLaten we⊠er om loten van wie het zijn zalâ,- zodat het Schriftwoord in vervulling gaat: âOnder elkaar verdelen zij mijn kleren, over mijn gewaad werpen zij het lot.â [Ps. 22:19].
MARCUSÂ (15:29-30a GH)
De voorbijgangers honen hem en schudden hun hoofd en zeggen: âHa! Degene die de Tempel zou verwoesten en in drie dagen weer opbouwen! ·Red jezelf dan!â
MATTEĂSÂ (27:41 GH)
Ook de overpriesters, met de Schriftgeleerden en de oudsten, bespotten hem.
MARCUSÂ (15:31b GH)
Zij zeggen tegen elkaar: âAnderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden!â
MATTEĂSÂ (27:42b-44 GH)
âLaat hij nu maar van het kruis afdalen, dan zullen wij in hem geloven. ·Hij vertrouwt op God. Laat die hem dan redden, als hij hem verkozen heeft; hij heeft immers gezegd: âIk ben de zoon van Godâ.â ·En de rovers die met hem gekruisigd zijn beschimpen hem ook.
MARCUSÂ (15:33 GH)
Dan valt er duisternis over het gehele land.
LUCASÂ (23:39-45a GH)
Een van de misdadigers lastert hem door te zeggen: âBen jij niet de Messias? Red dan jezelf en ons ook.â ·Maar de ander antwoordt en straft hem af, en zegt: âVrees jij God niet nu je in ditzelfde oordeel bent? ·âŠWij krijgen wat we verdienen voor onze praktijken; maar deze man heeft niets verkeerds gedaan.â ·Dan zegt hij: âJezus, gedenk mij wanneer u in uw koninkrijk komt.â ·En Jezus zegt tot hem: âHet zij zo! Ik zeg je, vandaag nog zul je met mij in het paradijs zijn.â ·Het is ongeveer het zesde uur {12:00} als de duisternis over het land valt, ·en de zon verduisterd wordt tot aan het negende uur {15:00}.
MATTEĂSÂ (27:46-47 GH)
Omstreeks het negende uur roept Jezus het uit met luide stem: ⊠âMijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?â [Ps. 22:2]. ·Sommigen die daar staan en dat horen, zeggen: âDie man roept om Elia!â
JOHANNESÂ (19:28 GH)
Jezus, wetend dat alles voleindigd is, zegt: âIk heb dorst,â opdat het Schriftwoord vervuld wordt.
MATTEĂSÂ (27:48-49 GH)
Meteen snelt een van hen toe en pakt een spons. Hij vult die met edik, zet hem op een rietstaf en geeft die hem te drinken. ·Maar de anderen zeggen: âLaat dat! We willen wel eens zien of Elia hem komt redden.â
JOHANNESÂ (19:30 GH)
Nadat Jezus de azijn genomen heeft, roept hij uit: âHet is volbracht!â [ Ps. 22:32].
LUCASÂ (23:46 GH)
En Jezus roept met luide stem: âVader! In uw handen beveel ik mijn geest.â En dat gezegd hebbend, blaast hij zijn laatste adem uit.
MEDITATIE
Vanaf het kruis richt Jezus zijn eerste en laatste woorden tot zijn Vader, wat doet vermoeden dat hij zelf niet denkt dat deze hem in de steek gelaten heeft. De meeste commentatoren schijnen dat over het hoofd te zien, alsmede het feit dat Jezus toen hij naar het kruis ging verwachtte dat zijn Vader bij hem zou blijven tijdens deze beproeving. De reden dat de meeste commentatoren dit blijk van Jezusâ gemeenschap met de Vader op het kruis lijken te missen, is dat ze gebiologeerd raken door een specifieke theologische interpretatie van zijn woorden: âMijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?â Had Jezus zich dan toch vergist toen hij twee keer eerder zijn vertrouwen had uitgesproken dat zijn Vader hem niet zou verlaten (Joh. 8:28-29; 16:32)? Riep hij deze woorden uit omdat zijn Vader hem toch in de steek gelaten had? Of voelde Jezus zich alleen maar door hem verlaten? Of was er misschien nog een andere reden?
Een paar jaar geleden maakte ik een periode door van verlies en emotioneel lijden. Mijn zwager kwam om het leven bij een bizar ongeluk. Ik moest een bediening opgeven waartoe ik me geroepen voelde, en ik vertoonde symptomen van een âburn-outâ. In die donkere tijd was ik geneigd me verlaten te voelen door mijn Vader. Dus besloot ik mij te identificeren met Jezus en zijn lijden door te mediteren over Psalm 22, die opent met de woorden: âMijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten!â Volgens MatteĂŒs en Marcus begon de drie uur durende duisternis rond het middaguur, meteen nadat de Judese leiders, de menigte en tenminste een van âde misdadigersâ begonnen waren Jezus te bespotten terwijl hij aan het kruis hing. Maar Lucas verhaalt hoe een van de misdadigers uiting geeft aan âvrees voor Godâ over Jezusâ onrechtvaardig lijden. Misschien reageert Jezus ook op de ongewone eclips en interpreteert hij de duisternis als goddelijk ongenoegen over hoe de mensen zich gedragen en wat ze zeggen tegen Jezus. Dus misschien was deze duisternis ook voor Jezus juist een teken van zijn Vaders aanwezigheid, in plaats van een teken van verlatenheid. En hij weerspiegelt zijn Vaders barmhartige karakter in zijn antwoord op deze man, ondanks dat hij langzaam doodbloedt en vecht voor iedere ademtocht.
Pas tegen het eind van de drie uur durende duisternis reciteert Jezus de beginregel van Psalm 22. Waarom toen? Ik denk dat daar twee redenen voor waren: om tegenwicht te bieden aan wat zijn bespotters hadden gesuggereerd,- dat God niet langer om hem geeft, als hij niet op komt dagen om hem te redden. Hoewel MatteĂŒs en Marcus alleen vastleggen dat Jezus de beginregel van de Psalm reciteert, lijkt het er op dat Jezus eigenlijk de hele Psalm reciteert, om nog Ă©Ă©n keer aan alle aanwezigen te laten zien hoe de Schrift over hem getuigt. Hij zegt dan in feite: âKijk, mijn handen en voeten zijn doorstoken, mijn beenderen (ribben) zijn te tellen en liggen uit elkaar zoals ik hier hang, en mijn leven vloeit uit mij weg terwijl mijn lichaam verdroogt (Ps. 22:17-18,15). Over mijn kleding is het lot geworpen (Ps. 22:19). En zelfs jullie bespottingen (âHij vertrouwt op God. Laat die hem dan redden, als hij hem verkozen heeftâ) werden voorzegd door de psalmist (Ps. 22:7-9).â
Omdat veel van de Judese omstanders deze (Messiaanse) Psalm uit hun hoofd kenden, roept een van de leiders plotseling: âHij roept om Eliaâ. Dit was geen misverstaan van Jezusâ woorden, maar een doelbewuste poging om verwarring te zaaien en te voorkomen dat de omstanders de gevaarlijke boodschap van deze Psalm zouden herkennen. En als Jezus nog verdere delen reciteert dan proberen ze de gedachte aan âEliaâ levend te houden als Jezus komt bij de woorden: âMijn tong is aan mijn gehemelte gekleefdâ (Ps. 22:16). Misschien was dat een Hebreeuws eufemisme voor âik heb dorstâ. En de laatste regel van de Psalm â âhij heeft het gedaan!â (Ps. 22:32) â klinkt erg veel als âhet is volbracht!â.
Maar misschien reciteerde Jezus de hele Psalm ook om hem te helpen af te rekenen met de verzoeking om te geloven dat hij door de Vader in de steek gelaten was. Want nadat de Psalm om te beginnen stem geeft aan intense gevoelens van verlatenheid, en een zwakker wordend pogen om vast te houden aan geloof in Gods trouw, komt er een keerpunt en eindigt de Psalm met woorden van overtuigd geloof,- in overwinning op allerlei gebied, en in het getrouwe karakter van God, die noch âde ellendigeâ verlaten heeft, noch âzijn aanschijn verborgen hadâ voor hem (Ps. 22:23,25). Ik werd zo geraakt tijdens mijn mediteren over deze Psalm dat ik hem op muziek zette. Hieronder staan de woorden van dit lied, waarvan het gedeelte na het keerpunt dikgedrukt. Iedere keer als ik het in die donkere maanden zong, dan voelde ik mij op een nieuwe manier verbonden met Jezusâ lijden. Vaak wanneer ik huilde dan hielp hij mij om stem te geven aan mijn pijn en tegelijkertijd hielp het mij om de focus van mijn emoties te verplaatsen van mijn pijn naar geloof in mijn Vaders aanwezigheid en zijn uiteindelijke overwinning. Pijn en boosaardigheid hebben niet het laatste woord. De Vader â die zijn zonen en dochters nooit verlaat â heeft het laatste woord! Zijn doel met ons en met deze wereld zal volbracht worden. Halleluja!
Als jij door een tijd van lijden gaat, dan moedig ik je aan om jezelf te verbinden met het lijden van Jezus, je Oudste Broer, in het reciteren van deze Psalm, en daarin de kracht van Gods Woord te ervaren.