(37)

Geconfronteerd met lijden, bad Jezus: ‘Vader, verheerlijk uw zoon!’

Hoe vaak hebben we gehoord dat het belangrijkste doel in het leven van een Christen, zelfs in tijden van lijden, is om God te verheerlijken in alles wat we zeggen en doen? Maar in Jezus’ gebed, als hij met zijn discipelen de bovenzaal verlaat, zien we een tweede dimensie van dit doel. Jezus’ eigen vermogen om zijn Vader te verheerlijken komt voort uit de heerlijkheid die hij ontvangt als zoon in de tegenwoordigheid van zijn Vader. Hij bidt dit gebed vanwege het lijden dat hij binnenkort moet ondergaan door de handen van de ‘prins van deze wereld’. En omdat zijn discipelen ook lijden zullen ervaren in de wereld bidt hij dit gebed zo dat zijn discipelen hem kunnen horen. Probeer jij God te verheerlijken in je leven zonder eerst heerlijkheid te ontvangen als zoon of dochter van je Vader? Of is de heerlijkheid die Jezus ontvangt in de tegenwoordigheid van zijn Vader alleen voor hem?Mirela Andras (Roemenië) & Liza Ryan (Canada/VS)

SCHRIFTGEDEELTE

Jezus… zegt…: ‘De overste dezer wereld komt. Toch heeft hij met mij niets in handen. ·Integendeel, ik doe zoals de Vader mij geboden heeft, opdat de wereld dit zal weten, en dat ik de Vader liefheb. Ontwaakt, laten we van hier gaan… ·Zie, er komt een uur, en het is gekomen, waarin jullie verstrooid zullen worden – ieder naar het zijne – en mij alleen laten. Toch ben ik niet alleen, omdat de Vader met mij is. ·Dit alles heb ik tot jullie gesproken opdat jullie in mij vrede zullen hebben. In de wereld zullen jullie verdrukking hebben, maar houdt moed, ik heb de wereld overwonnen.’ (Johannes 14:23a,30b-31; 16:32-33 GH)

Als Jezus dit uitspreekt heft hij zijn ogen ten hemel en zegt: ‘Vader, het uur is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon u mag verheerlijken; ·dat hij eeuwig leven mag geven aan ieder die u hem gegeven hebt, zoals u hem ook autoriteit hebt gegeven over alle vlees. ·En dit is het eeuwige leven: dat zij u kennen, de enige waarachtige God, en Jezus de Messias die u gezonden hebt. ·Ik heb u op aarde verheerlijkt door het werk te voltooien dat u mij te doen hebt gegeven. ·Vader, verheerlijk mij dan nu aan uw zijde met de heerlijkheid die ik had aan uw zijde voordat de wereld bestond. ·Ik heb uw naam zichtbaar gemaakt voor de mensen die u mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van u en u hebt ze aan mij gegeven, en zij hebben uw woord bewaard. ·En nu erkennen zij dat alles wat u mij gegeven hebt van uw zijde is; ·dat ik de woorden die u mij gaf aan hen heb gegeven. ·Zij hebben ze ook aangenomen en weten zeker dat ik van uw zijde ben uitgegaan; en zij geloven dat u mij gezonden hebt. ·Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid ik, maar voor hen die u mij gegeven hebt, want ze zijn van u… ·Ik heilig mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.’ (Joh. 17:1-9,19 GH)

‘Ik bid… ook voor hen die door hun woord in mij gaan geloven… ·…Opdat de wereld zal geloven dat u mij gezonden hebt, ·…heb ik hen de heerlijkheid gegeven die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij één zijn: ·ik in hen en u in mij,- dat zij tot eenheid gerijpt worden, opdat de wereld zal weten dat u mij gezonden hebt en dat u hen hebt liefgehad zoals u mij hebt liefgehad. ·Vader, wat u mij gegeven hebt, dat wens ik ook voor hen,- dat zij met mij mogen zijn waar ik ben, opdat ze mijn heerlijkheid mogen aanschouwen die u mij gegeven hebt omdat u mij hebt liefgehad van voor de grondlegging der wereld. ·Vader, Rechtvaardige, ook al heeft de wereld u niet erkend, ik heb u erkend, en zij hier hebben erkend dat u mij hebt gezonden. ·Ook heb ik hen uw naam bekend gemaakt – en zal die bekend blijven maken – opdat de liefde waarmee u mij hebt liefgehad in hen mag zijn, en ik in hen.’ Na dit gezegd te hebben, gaat Jezus met zijn discipelen de stad uit, de Wadi Kedron over. (Joh. 17:20-26, 18:1a GH)

MEDITATIE

Als Jezus met zijn discipelen de bovenkamer verlaat, waarschuwt hij hen voor het lijden dat hem binnenkort te wachten staat. Hij vertelt hen dat zij ook ‘verdrukking’ zullen ervaren in deze wereld. Dan, voordat ze de Hof van Getsemanee binnengaan, bidt Jezus tot zijn Vader: ‘Vader, verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon u mag verheerlijken’. Wat vraagt Jezus hier en is dit uniek voor deze situatie? En is dit een gebed dat alleen Jezus kan bidden?

Ik groeide op in twee werelden: een snel seculariserende wereld en de Christelijke wereld van mijn familie en mijn kerk. En ik hoorde het woord ‘glory’[i] alleen in de context van mijn Christelijke wereld. Daarom associeerde ik ‘glory’ alleen met de luister die God omringt in de hemel. Jezus echter vraagt zijn Vader om hem te ‘verheerlijken’ met hemelse ‘glory’ opdat hij zijn Vader hier op aarde kan ‘verheerlijken’ in de tijd van intens lijden die zal uitlopen op zijn dood. Hij ‘heiligt’ zichzelf voor het laatste wat hij moet doen om onze redding te bewerkstelligen. Maar uit zijn gebed kunnen we ook afleiden dat hij dit gebed waarschijnlijk al eens eerder gebeden heeft. Verderop in zijn gebed spreekt hij erover dat hij zijn Vader ‘verheerlijkt’ heeft door het werk te voltooien dat hij hem de drie jaar daarvoor te doen had gegeven. En om dat te kunnen doen had hij ‘glory’ ontvangen van de Vader om door te geven aan zijn discipelen,- door zijn onderwijs en door de blijken van de ‘autoriteit’ die hij ontvangen had voor zijn aardse bediening.

Vanwege mijn religieuze verstaan van ‘glory’ dacht ik dat ik dat pas zou krijgen als ik in de hemel kwam. Dus totdat ik aan zou komen ‘in glory’[ii] was het mijn verantwoordelijkheid hier op aarde om er voor te zorgen dat God altijd de ‘glory’ zou krijgen, niet ik. En het belangrijkste doel in mijn leven was volgens de Westminster Kleine Catechismus om er naar te streven ‘God te verheerlijken’, zo goed als ik kon. Maar Jezus bidt dit gebed onder het gehoor van zijn discipelen omdat ook hen verdrukking in de wereld te wachten staat (lijden). Dus misschien bidt hij het als model voor hen om ook te bidden, inzonderheid onder moeilijke omstandigheden en in een tijd van dodelijk lijden. Zij hadden de heerlijkheid van de Vader al ontvangen in het aannemen van Jezus’ woorden,- die afkomstig waren van de Vader. Maar er is nog een andere dimensie aan de heerlijkheid van de Vader waarom Jezus vraagt, en waarvan hij wil dat de discipelen het zullen zien,- de eeuwige liefde van de Vader... in hen (Joh. 17:26)!

Jezus weet dat hij geliefd is. Hij heeft deze liefde gekend voordat de wereld was en is er van overtuigd dat de Vader hem nooit zal verlaten (Med.#41). Maar liefde is geen intellectueel idee waarvan je maar één keer hoeft te horen. Welke vrouw is tevreden met een man die zegt: Ik heb je al verteld dat ik van je hou toen ik met je trouwde, waarom moet ik het blijven herhalen? Kan een kind vertrouwen houden in de liefde van een vader als die vader nooit benaderbaar is om die liefde te bevestigen? Liefde vereist een doorgaande relatie waarbinnen een persoon nooit bang hoeft te zijn om te vragen om meer. Dus als Jezus zijn uur van lijden het hoofd moet bieden in een lichaam gelijk aan dat van ons, dan schaamt hij zich er niet voor om zijn Vader te vragen om meer van zijn heerlijke liefdevolle tegenwoordigheid. En hij bidt dit zodat hij de wereld nog meer kan laten zien hoezeer hij op zijn beurt de Vader liefheeft. Jezus wil dat zijn discipelen de heerlijkheid van deze relatie kunnen zien: niet slechts de Vaders liefde voor Jezus, maar ook zijn liefde voor hen. Eeuwig leven gaat over de Vader kennen, niet alleen over Jezus kennen. En dit betekent: te weten komen dat de Vader evenveel houdt van ons als zonen en dochters als van Jezus!

De discipelen zullen dit echter pas ten volle begrijpen als de Heilige Geest komt en Jezus en de Vader in hen komen wonen (Med.#57). En jij? Zie jij nu in dat jouw Schepper ook jouw echte Vader is, en dat hij ‘net zo’ (evenveel, op dezelfde manier) van jou houdt als van Jezus? Als opgroeiende kinderen zich kunnen koesteren in de warme aanwezigheid van de constante, onvoorwaardelijke liefde van hun ouders, dan groeien zij uit tot zelfverzekerde volwassen zonen en dochters,- in staat om de meeste verdrukkingen die zij ondergaan in de wereld het hoofd te bieden. Maar in deze gevallen en gebroken wereld hebben veel kinderen nooit de ogen van hun vader op zien lichten iedere keer als zij de kamer binnenkwamen. Als gevolg daarvan hebben ze als volwassenen een laag zelfbeeld en ontbreekt het hen aan zelfvertrouwen als ze met moeilijke situaties geconfronteerd worden. Jezus kwam om ons te verlossen en om in ons een verzekerd gevoel te herstellen van ‘heerlijkheid’, of betekenis, in de tegenwoordigheid van onze Vader. Als we nadenken over Jezus, met hulp van de Schrift en de Geest, dan herkennen we in zijn gezicht het licht van de Vaders liefde voor ons,- een licht dat ons hart verwarmt en ons opnieuw laat schijnen ‘van heerlijkheid tot heerlijkheid’, zodat ook wij elk lijden het hoofd kunnen bieden (2 Kor. 3:18, 4:6-9, Med.#32), en ook elke verleiding (Med.#53).[iii] 

Ten slotte, de heerlijkheid van de Vaders liefde die we ontvangen in Jezus is voor het hele gezin,- een gevoel van thuis horen dat gezinseenheid voortbrengt. Een van de belangrijkste manieren waarop wij de Vader verheerlijken, nadat we de heerlijkheid van zijn liefde ontvangen hebben, is door het door te geven aan onze boers en zussen in Christus. Dat is wat Jezus deed, zelfs tegenover degenen die hem in de steek zouden laten tijdens zijn lijden. Doen wij hetzelfde? Als wij kijken naar onze broers en zussen, die vaak tegenover ons tekort schieten, zien we hen dan nog steeds als mede-erfgenamen en geliefd door de Vader met dezelfde liefde waarmee hij ons liefheeft? Volgens Jezus is dat de manier waarop we moeten leven, willen we dat de rest van de wereld de openbaring krijgt dat Jezus voor hen kwam en dat de Vader ook hen liefheeft.

In de volgende meditatie zullen we kijken naar een aantal andere aspecten uit Jezus’ gebed tot zijn Vader in Johannes 17.

HET WOORD BIDDEN

Vader, verheerlijk uw zoon/dochter in uw aanwezigheid, opdat uw zoon/dochter u mag verheerlijken. Ik weet dat u Jezus, uw Zoon, gezonden hebt. Maar opdat ik u beter mag kennen als mijn Vader, open de ogen van mijn hart, (Joh. 17:25, Ef. 1:17-18)

en openbaar daar in mijn hart, waar u uw licht heeft laten schijnen, uw heerlijkheid in het aangezicht van Jezus, opdat ik mag weten, Vader, dat u evenveel van mij houdt als van Jezus en dat uw liefde in mij is. Ook opdat ik volkomen één mag zijn met allen die in u geloven, omdat u ook van hen evenveel houdt als van Jezus. (2 Kor. 4:6; Joh. 17:26,20,23)

VOETNOTEN

[i] Het Engelse woord ‘glory’ wordt in het Nederlands en in de diverse Bijbelvertalingen op verschillende manieren vertaald, o.a. met ‘heerlijkheid’ (zoals in bovenstaand Schriftgedeelte), ‘glorie’, ‘luister’ of ‘eer’. Omdat het hier specifiek gaat om het begrip dat de schrijver van de meditaties had van het Engelse woord ‘glory’, heb ik er voor gekozen om het in deze gedeeltes onvertaald te laten.

[ii] To ‘go to glory’ of ‘arrive in glory’ betekent de eeuwigheid binnengaan. Wij kennen een soortgelijke uitdrukking in de, vooral in Leger des Heils kringen bekende, term ‘bevorderd tot heerlijkheid’. In haar lied ‘Dank u wel, Tante Corrie’ (t.g.v. het overlijden van Corrie ten Boom op haar negentigste verjaardag) legt Karen Lafferty heel mooi de link tussen het Engelse ‘in glory’ en het Nederlandse ‘in de gloria’ als ze het ‘Lang zal ze leven in de gloria’ de diepere dimensie meegeeft van het leven in de eeuwigheid, in Gods ‘Glory’.

[iii] Zie ook het lied ‘De Vaders Liefde’ (gebaseerd op Joh. 17:26 en 1 Joh. 2:15-16) dat ik schreef voor het omgaan met tijden van verzoeking. De tekst van het lied is te vinden onder ‘Het Woord Zingen’ in Med.#53. De muziek voor dit lied vind je in het lidmaatschapsdeel van deze website.