(32)
Een volwassen benadering van heiligheid
De beloften van de Vader zijn vervuld! Hij is onder ons komen wonen! En hij heeft ons ontvangen als Vader van âvolwassenâ zonen en dochters door Jezus! Daarom is zijn genade ons genoeg! Want zelfs in onze zwakheid worden wij tot voleinding gebracht door de kracht van Christus die in ons woont. Maar we moeten nog steeds verantwoordelijkheid nemen en kiezen om te ârijpen naar relationele heiligheid in ons levenâ door onze daden. Maar ware âvrees voor Godâ betekent ook: vasthouden aan onze vrijheid in de Geest, ons oog gericht op onze Vader, en Jezus navolgen in het gehoorzamen van zijn Woord. Wij moeten er ook voor kiezen om ons alleen te âbindenâ aan godvrezende mannen en vrouwen in de kerk die Jezus navolgen, en niet aan âongelovigeâ religieuze leiders die Gods aanvaarding voorwaardelijk maken van het navolgen van hun specifieke regels omtrent heiligheid. Wij leven in het geloof dat het oude voorbij is en dat het nieuwe is gekomen! Dit is goed nieuws, vooral voor etnische minderheden en vrouwen in de kerk, aangezien een nadruk op regels meestal altijd in het voordeel is van de dominante cultuur en van mannen. - Mirela Andras (RoemeniĂ«) & Liza Ryan (Canada/VS)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: 2 Korintiërs 1:2; 6:18
Schriftgedeelte:Â 2 Kor. 1:1-2,12; Â 3:1-3, 17-18; 4:6-11,16-18; 5:5-7,9, 11-12,16-17; 6:1-2,14-18; 7:1
Introductievideo duur: 01:01
SCHRIFTGEDEELTE
Aan de kerk van God te KorinteâŠ: ·Genade voor jullie en vrede, van God onze Vader en van de Heer, Jezus Christus! ·Ons gedrag tegenover jullie⊠ging verder dan alleen ruimhartigheid en oprechtheid Gods, niet in wijsheid van het vlees, maar in genade van God⊠·âŠHebben we misschien aanbevelingsbrieven nodig voor jullie of van jullie? ·Jullie zijn onze brief,⊠·âŠeen brief van Christus door ons dienstwerk, geschreven niet met inkt maar met de Geest van de levende God, niet op stenen platen maar op hart-platen van vlees. ·De Heer nu is de Geest en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. ·En wij allen, die met onbedekt aanschijn de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, worden zo ook naar datzelfde beeld veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Heer die Geest is. ·Want God, die vanuit de duisternis licht tot aanschijn sprak, is het die in ons hart schijnt tot verlichting van de kennis van Gods heerlijkheid in de tegenwoordigheid van Jezus Christus. (2 KorintiĂ«rs 1:1b-2,12; 3:1b-3,17-18; 4:6 PH)
Maar wij hebben deze schat in aardewerken vaten, opdat de overgrote kracht uit God zal zijn en niet uit ons, ·die in alles verdrukt maar niet in het nauw gebracht, om raad verlegen maar niet radeloos, ·vervolgd maar niet verlaten, neergeworpen maar niet verloren zijn,- ·altijd de doding van Jezus in het lichaam omdragend, opdat ook het leven van Jezus geopenbaard wordt in ons lichaam⊠·Daarom geven wij niet op! Nee, ook al vergaat onze uitwendige mens, onze inwendige mens echter wordt van dag tot dag vernieuwd. ·Want onze tijdelijke lichte last⊠bewerkt voor ons een steeds in overtreffendheid toenemende en eeuwige zwaarte aan heerlijkheid, ·daar wij onze blik niet gericht houden op de zichtbare dingen die tijdelijk zijn, maar op de onzichtbare dingen die eeuwig zijn. ·God nu, die daartoe in ons werkt, heeft ons ook als onderpand de Geest gegeven. (2 Kor. 4:7-10,16-18; 5:5 PH)
Altijd moed hebbend derhalve,⊠·wandelen wij door geloof en niet door waarneming. ·⊠transparant voor God, en naar ik hoop ook transparant voor jullie geweten. ·âŠzodat jullie iets terug hebben te zeggen tegen hen die roemen in dingen van het aanschijn en niet in het hart. ·Dus beoordelen wij van nu af niemand naar het vlees; ook al hebben wij Christus leren kennen naar het vlees⊠·Indien iemand in Christus is, dan is dat een nieuwe schepping. âZie, het oude is voorbijgegaan, het is nieuw geworden.â [Jes. 43:18-19]. ·Maar als mede-arbeiders roepen wij jullie ook op niet tevergeefs de genade van God te ontvangen; immers⊠nu is het âde welaangename tijdâ, nu is het de âdag van reddingâ! (2 Kor. 5:6-7,11-12,16-17; 6:1-2b PH)
Wandelt niet onder Ă©Ă©n juk met ongelovigen; want wat hebben rechte relatie [Gr. dikaiosunee] en wetteloosheid samen, of wat voor gemeenschap heeft licht met duisternis? ·Wat is de overeenstemming van Christus met âBelialâ, of welk erfdeel heeft een gelovige met een ongelovige samen? ·Wat is de gelijkheid van Gods Tempel met afgodsbeelden? Wijzelf zijn de tempel van de levende God! Zoals God gezegd heeft: âIk zal in hen wonen en met hen wandelen; ik zal hun God zijn en zij zullen mijn gemeente zijn.â [Lev. 26:11-12]. ·Daarom: âTrekt weg uit hun middenâ en âZondert u af, zegt de Heerâ; en âRaakt het onreine niet aan!â [Num. 16:26a,21,26b; Jes. 52:11]. âIk zal Ă©n jullie ontvangen ·én ik zal jullie tot Vader zijn, en jullie zullen mijn zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige.â [Ez. 20:34b LXX + 2 Sam. 7:14 + Jes. 9:6; 43:1a,6b]. ·Als wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten we onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en rijpen naar relationele heiligheid [Gr. hagiosunee] in vreze voor God. (2 Kor. 6:14-18; 7:1 PH)
MEDITATIE
âWandelt niet onder Ă©Ă©n juk met ongelovigenâ (2 Kor. 6:14)? Veel Christelijke leraars hebben deze tekst gebruikt om te waarschuwen tegen het trouwen van Christenen met niet-Christenen. Hoewel dit een goed advies is, is dit niet wat Paulus in gedachten had! Paulus vergelijkt datgene wat er gaande is in de kerk van Korinte met het dienen van âBelialâ en met het brengen van een afgod in Gods heilige Tempel. Om te identificeren wie dit doen, moeten we kijken naar de Schriftteksten die Paulus gebruikt om hen te beschrijven in dezelfde paragraaf, en naar wie de âzonen van Belialâ waren in de Tenach (het Oude Testament).
Paulusâ eerste drie aanhalingen (2 Kor. 6:17a) komen uit het verhaal van Korach, Datan en Aviram (Num. 16:1-40). Deze mannen, en 250 anderen, waren IsraĂ«litische âleiders van de gemeenschapâ die aanspraak maakten op hun eigen standaard van heiligheid in een poging zichzelf gelijk te stellen aan Mozes en AĂ€ron. Dus zei God tegen Mozes en AĂ€ron dat zij zich van hen en hun volgelingen moesten âafzonderenâ; en hij instrueerde de hele samenkomst om âuit hun midden weg te trekkenâ en geen van hun dingen âaan te rakenâ. âZonen van Belialâ was een term die gebruikt werd in de Wet en de Profeten om IsraĂ«lieten aan te duiden die Gods volk deden afwijken.[i] Dus Paulus waarschuwt âgelovigenâ in Korinte om niet âonder Ă©Ă©n juk te wandelenâ met âongelovigeâ leiders binnen de kerk!
Verderop in de brief beschrijft Paulus hen als âsuper-super apostelenâ (2 Kor. 11:5, Med.#34; 12:11). In onze tekst duidt hij hen aan als meer gericht zijnde op uiterlijk gedrag dan op het hart, en als mensen die hun mede-gelovigen oordelen ânaar het vleesâ. En zij veroordelen Paulus op dezelfde manier (2 Kor. 10:2) en pronken met hun âaanbevelingsbrievenâ, waarschijnlijk van de kerk in Jeruzalem, om hun eigen maatschappelijke macht te versterken. En zij âspelen de baasâ over niet-Joodse gelovigen door voortdurend het Verbond met Mozes, en de Wet te benadrukken (2 Kor. 1:24; 3:6-18). Dus moest Paulus af rekenen met een herbevestiging van Joodse bevoogdende macht, net zoals eerder bij de kerken in GalatiĂ« (Med.#30) en Kolosse (Med.#31). De achtergrond van het probleem in Korinte is echter iets anders, maar niet minder onderrichtend voor ons vandaag.
De gelovigen in Korinte waren gezegend met veel geestelijke gaven, maar sinds Paulusâ vertrek stagneerde hun geestelijke groei, vanwege onenigheid, het voeren van rechtszaken tegen elkaar, seksuele immoraliteit, en geestelijke trots op hun âvrijheidâ in Christus. Als Paulus de bovenstaande brief schrijft, hebben ze eindelijk afgerekend met deze problemen. Maar nu slaan veel van hen door naar de andere kant, en omarmen het onderwijs van de Joodse âsuper-super apostelenâ: dat de beste manier om âvlees en geest te reinigenâ nog steeds gevonden wordt in de heerlijke weg van de âstenen platenâ, zoals ontvangen door Mozes.
Ironisch genoeg noemt Paulus deze leiders âwetteloosâ ondanks dat ze de Wet promoten. Hij noemt hen ook âongelovigenâ en hun onderwijs âwijsheid naar het vleesâ omdat ze van de Wet een afgod maakten door mensen af te brengen van een rechtstreekse relatie met de Vader,- door Jezus en door de nieuwe en volwassen manier van heiliging door de Heilige Geest. Om hen te weerspreken haalt Paulus verscheidene Bijbelse beloften aan. De eerste, die eerst exclusief uitgesproken was over IsraĂ«l in de Thora, maar die daarna verbreed was om alle volken in te sluiten (Lev. 26:11-12; Zach. 2:11), gebruikt hij om te zeggen dat in Christus âwij allemaal de tempel van de Levende God zijn, wij allemaal zijn volk zijnâ. En tot slot doet hij iets echt radicaals. Hij verbindt de belofte (âik zal jullie ontvangenâ) uit EzechiĂ«l (20:34 LXX) met het begin van de Messiaanse belofte dat God een Vader zal zijn voor een afstammeling van David als een volwassen zoon (Med.#D). Maar dan, door âhemâ te veranderen in âjullieâ verbindt hij het met twee beloften uit Jesaja. Door de Messias âonsâ geboren, zal de âMachtige Godâ een âEeuwige Vaderâ zijn voor jullie!,- als âmijn zonen en mijn dochtersâ (Jes. 9:6; 43:6, Med.#E).
Dit is goed nieuws, vooral voor etnische minderheden en vrouwen. Een nadruk op regels is altijd in het voordeel van de dominante cultuur in een kerk. En leven onder âvoogden en beheerdersâ is â in welke cultuur dan ook â over het algemeen altijd zwaarder voor vrouwen. Maar in de beloften die Paulus aanhaalt laat hij zien dat het ânieuweâ wat God gedaan heeft in de Messias voor zowel vrouwen als mannen is, en voor alle volken! De oude orde is âvoorbijâ. Ieder die in Christus is, is een ânieuwe scheppingâ. De âvreze voor Godâ heeft niets te maken met het nastreven van een soort wettelijke heiligheid, maar met het ârijpen-naarâ de eigen ârelationele heiligheid [Gr. hagio-sunee]â[ii] van onze Vader door het âontvangenâ van zijn genade. Wij wandelen in ârechte relatieâ [Gr. dikaio-sunee] als volwassen âmede-arbeidersâ met onze Vader: door ons te richten op zijn heerlijkheid; door Jezus na te volgen in zijn gehoorzaamheid aan hem, met de hulp van zijn Geest in onze kwetsbare lichamen; door zonde te vermijden en snel te belijden wanneer we struikelen (1 Joh. 2:1, Med.#52); en door alleen âonder Ă©Ă©n juk te wandelenâ met godvrezende mannen en vrouwen die Jezus navolgen (1 Kor. 11:1). Net als bij de Galaten spreekt Paulus deze gelovigen aan als volwassenen en vertelt hij hen dat het hun verantwoordelijkheid is om vast te houden aan de Heilige Geest, en om op te staan tegen deze ongelovige leiders, door het âandere evangelieâ en de âandere geestâ die zij verkondigen af te wijzen (2 Kor. 11:4; Gal. 1:6-9, Med.#30).
De beloften van de Vader zijn aan jou gericht, en zijn genade is genoeg voor jou! Werk jij mee met de Geest zodat hij jou stilaan kan veranderen en tot volle wasdom kan brengen naar het beeld en de gelijkenis van Christus?
HET WOORD BIDDEN
Vader, u heeft voor mij bereid wat geen oog heeft gezien en geen oor gehoord, en in geen mensenhart is opgekomen. Wat deze wereld ons niet kon onthullen of doen verwerven, heeft u ons onthuld door ons uw Geest te schenken. Hoewel ik deze schat heb in een zwak, vleselijk lichaam, zal ik geduldig vertrouwen dat uw overgrote kracht in mij leven zal schenken aan mijn lichaam en geest. Ik onderwerp mij aan u, Heer Heilige Geest, om mij te veranderen naar het volwassen, heilige en heerlijke beeld van Jezus. (1 Kor. 2:9-12; 2 Kor. 4:7-11; 7:1; 3:18; Rom. 8:29)
VOETNOOT
[i] Zie: Deut. 13:12-13; 1 Sam. 2:12-14; 25:17,25; 2 Kron. 13:6-9.
[ii] Dit ongebruikelijke woord voor âheiligheidâ komt nog slechts twee keer elders in het Nieuwe Testament voor (1 Tes. 3:13, Med.#71; Rom. 1:4, Med.#47) en alle drie de keren in relatie tot God als âVaderâ. Op de scripture4all website voor deze twee verzen (in 1 Tes. 3, en in Rom. 1) en voor 2 Kor. 7:1 wordt de letterlijke vertaling van hagio-sunee weergegeven als âHEILIG+SAMEN+heidâ.Â