(19)
Dwalende ‘kleinen’ en gewelddadige broers en zussen in het koninkrijk van de Vader
In deze meditatie leren we over de houding van onze hemelse Vader tegenover zijn zonen en dochters wanneer zij zondigen, en hoe onze houding en ons handelen tegenover hen zou moeten zijn,- willen we op hem lijken. In Gods ogen zijn wij nog steeds zijn familie ook als onze relatie met hem in gevaar is vanwege onze zonden. Door Jezus, onze Oudste Broer, kan deze relatie volledig hersteld worden als we spijt hebben en terugkeren. Als broers en zussen zouden we op elkaar moeten letten. Als we een van onze broers of zussen zien struikelen dan zouden we moeten proberen om hen te helpen, persoonlijk of als groep. Door gebed en overeenstemming kunnen we voorbede doen voor dwalende ‘kleinen’ zodat hun relatie met de Vader en hun plek binnen onze familiegemeenschap hersteld kan worden. Maar Jezus geeft ook een waarschuwing mee: let er op dat je hen niet veracht, geweld aandoet, of weigert een gevallen broer of zus te vergeven. Door zo te handelen ga je in tegen het karakter van je Vader en dan zou hij jou wel eens harder terecht kunnen wijzen dan jij je broer of zus gedaan hebt. Het is de wil van de Vader dat geen van zijn kinderen verloren gaat,- dwalende kleinen, noch gewelddadige broers of zussen. –Johanna Duran-Greve (Duitsland)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: Matteüs 18:10,14,19, 35
Schriftgedeelte: Matt. 18:10-35
Introductievideo duur: 01:14
SCHRIFTGEDEELTE
‘Ziet toe dat jullie niet één van deze kleinen geringschatten; want ik zeg jullie dat hun engelen in de hemel aldoor het aanschijn aankijken van mijn Vader,- de Ene in de hemel. ·Of dachten jullie van niet?
Als iemand honderd schapen heeft en één van hen dwaalt af, zal hij dan niet de negenennegentig achterlaten op de bergen en eropuit trekken om het verdwaalde te zoeken? ·Zeker is het, zeg ik jullie: dat hij, als hij het vindt, zich daarover meer verheugt dan over de negenennegentig die niet verdwaald zijn.
Zo is het ook niet de wil van jullie Vader in de hemel dat één van deze kleinen verloren gaat! ·Dus als je broeder tegen je zondigt, ga en wijs hem terecht,- tussen jou en hem alleen. Als hij naar je luistert, dan heb je je broeder teruggewonnen. ·Als hij niet wil luisteren, neem dan nog één of twee anderen met je mee, opdat “bij monde van twee of drie getuigen elk woord vaststaat” [Deut. 19:15]. ·Maar als hij op hen geen acht slaat, zeg het aan de gemeenschap [Gr. ekklesia]. En als hij ook op de gemeenschap geen acht slaat, laat hij dan voor je zijn zoals een tollenaar of één die de volken gelijkvormig geworden is. ·Al wat jullie zullen binden op de aarde zal gebonden zijn in de hemel en al wat jullie zullen loslaten op de aarde zal losgelaten zijn in de hemel. ·Weer zeg ik jullie: als twee van jullie op aarde eenstemmig vragen om welke zaak ook, die zal hun deel worden van mijn Vader in de hemel; ·want waar twee of drie samen zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden.’ Dan komt Petrus tot hem en zegt: ‘Meester, hoeveel maal mag mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven: tot zevenmaal?’ ·Jezus zegt tot hem: ‘Ik zeg je: niet tot zevenmaal, maar eerder tot zeventig maal zeven! ·Zie het zo:
Het koninkrijk der hemelen is te vergelijken met een aardse koning, die een rekening wilde vereffenen met zijn dienaren. ·Als hij nog maar net begonnen is, wordt er één tot hem gebracht die hem tienduizend talanta[i] schuldig is, maar hem niet kan betalen. Zijn heer beveelt dat hij verkocht zal worden, en ook zijn vrouw, zijn kinderen en alles wat hij bezit, en dat daarmee wordt terugbetaald. ·Dan valt de dienaar languit voor hem neer en zegt: “Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles terugbetalen.” ·Door medelijden bewogen laat de heer van die dienaar hem vrij, en scheldt hem de schuld kwijt. ·Maar als diezelfde dienaar buiten komt, vindt hij een van zijn mededienaars die hem honderd denaria[ii] schuldig is; hij grijpt hem bij de keel en zegt: “Betaal wat je me schuldig bent!” ·Dan valt zijn mededienaar neer en smeekt hem: “Heb geduld met mij en ik zal je alles terugbetalen.” ·Maar die man wil daar niets van weten; nee, hij gaat weg en laat hem in de gevangenis gooien totdat hij het verschuldigde terug heeft betaald. ·Als dan zijn mededienaars zien wat er gebeurd is, worden ze zeer bedroefd; ze komen binnen en vertellen hun heer alles wat er is geschied. ·Dan roept zijn heer hem bij zich en zegt tot hem: “Boosaardig stuk dienaar! Ik heb jou heel die schuld vergeven toen je mij daarom smeekte. ·Moest ook jij je niet ontfermen over je mededienaar zoals ook ik mij over jou ontfermd heb?” ·En in toorn ontstoken geeft zijn heer hem over aan de folteraars totdat hij al het verschuldigde aan hem heeft terugbetaald.
Zo zal mijn hemelse Vader ook met jullie doen, als jullie niet van harte een ieder aan zijn broeder vergeving schenkt.’
(Matteüs 18:10-35 GH)
MEDITATIE
Het ‘koninkrijk der hemelen’ is gebouwd op gezinsrelaties, want in de tweede helft van Matteüs 18 worden de Vaders ‘kleinen’ plotseling aangeduid als ‘je broeder’. En hier leren we over de Vaders houding tegenover zijn zonen en dochters als ze zondigen, en over wat onze houding en handelen tegenover hen zou moeten zijn.
De gelijkenis van de herder leert ons allereerst dat de Vader duidelijk bezorgd is om de ‘kleinen’ die afdwalen. Ieder van hen is te kostbaar om te verliezen. En Jezus’ commentaar op de gelijkenis toont aan dat de Vader zulke dwalende kleinen nog steeds ziet als zijn zonen en dochters. Hun engelen zien nog steeds zijn aangezicht en hij is klaar om alles te doen wat nodig is om hen te vinden en terug te brengen in zijn tegenwoordigheid.
Ten tweede zien we dat Jezus van ons verwacht dat wij dezelfde houding zullen hebben als de Vader tegenover ‘kleinen’,- onze ‘broers en zussen’. Maar zijn uitdagingen en waarschuwingen geven aan dat we eerder geneigd zullen zijn dwalende, fouten makende mensen te ‘minachten’, en dat we hen makkelijk opgeven als onze pogingen hen ‘terug te winnen’ niet direct succes hebben, en ophouden hen te vergeven als ze herhaaldelijk aanstoot geven. Dus geeft hij aanwijzingen aan zowel de individuele discipelen als aan de gemeenschap (de kerk) wat betreft het terugwinnen en herstellen van een afgedwaalde. Het inschakelen van de gemeenschap is dus niet bedoeld om ‘met zijn allen tegen één’ de zondaar publiekelijk tot schaamtevolle overgave te dwingen. Het gaat eerder om het krijgen van hulp om de afgedwaalde terug te winnen. Gebroken relaties zijn het richtpunt, niet de dreiging van zonde voor de gemeenschap. En Jezus belooft om zelf aanwezig te zijn als twee of drie in de gemeenschap eenstemmig om zijn hulp vragen bij het terugwinnen van een broer of zus. Pas wanneer alle inspanningen zonder resultaat zijn gebleven, mag de gemeenschap, zij het met tegenzin, ophouden de zondige ‘kleine’ te behandelen als een broer of zus.
Maar wat bedoelde Jezus toen hij sprak over ‘binden en loslaten’? In Matteüs’ verslag over Petrus’ geloofsbelijdenis (Matt. 16:17-19, Med.#84) gebruikt Jezus ‘binden’ parallel aan menselijke blindheid en de poorten van Hades. Om op aarde openbaring te kunnen ontvangen en dezelfde belijdenis te geven als Petrus deed, moeten de machten van menselijk ongeloof en de Dood gebonden worden. Daarna gebruikt Jezus ‘loslaten’ parallel aan het bouwen van zijn kerk [Gr. ekklesia], als gelovigen zoals Petrus gebruik maken van de ‘sleutels (autoriteit) van het koninkrijk’ die hij hen gegeven heeft. In Matteüs 18 verwijst het ‘binden en loslaten’ ook naar de macht van de ‘gemeenschap’ [Gr. ekklesia] om mensen te helpen. Maar dit keer gaat het niet over mensen helpen de gemeenschap van het koninkrijk binnen te gaan, maar over mensen helpen daarin hersteld te worden nadat ze gezondigd hebben. Wat er in dat geval gebonden moet worden, zijn onze zondige neigingen om zondaars te minachten en het zat te worden om hen te vergeven. En het zijn onze eenstemmige gebeden, ons zoeken van de afgedwaalde en gevallen ‘kleinen’ en onze vergeving, die helpen een gevallen ‘kleine’ opnieuw ‘los te laten’ in de gemeenschap van de Vaders gezinskoninkrijk.
Het vergeven van de Vaders ‘kleinen’ is ook het thema van de tweede gelijkenis. Want de koning staat voor de Vader van het gezinskoninkrijk, en de twee dienaren vertegenwoordigen twee broers daarin. Dus ten derde kan ik hieruit leren dat mijn falen om een broer of zus te vergeven die mij in het kleine verkeerd gedaan heeft, mij niet alleen blind kan maken voor de genade die ik nodig heb van God voor mijn eigen ernstigere zonden, maar dat het er ook toe kan leiden dat ik hen geweld aandoe, vooral als ik een hogere status heb binnen de gemeenschap. In de gelijkenis wordt de onvergevingsgezinde dienaar afgeschilderd als iemand met genoeg maatschappelijke status om de andere dienaar publiekelijk te laten veroordelen en in bewaring te zetten. Hoewel de Vader er naar verlangt ontfermend te zijn tegenover al zijn kinderen, is het dit zondige gedrag van zulke onbarmhartige reeds-vergeven-oudere discipelen in de kerk waardoor hij in toorn ontsteekt (Matt. 18:34-35).
Ten slotte leert mij dit dat er mogelijk steviger maatregelen nodig zijn ten einde deze meer gevestigde ‘zondaren’ te redden en te herstellen in het gezin van de Vader, dan voor de ‘kleinen’ die falen of afdwalen. Maar het gebeurt te vaak in onze gemeentes dat we de zaken omdraaien. We tonen lankmoedige bezorgdheid voor de gewelddadige broers en zussen met een hogere status, terwijl we de dwalende ‘kleinen’ die zij verwond hebben geringschatten. Dus wordt mishandelde vrouwen vaak verteld door de kerkleiders dat ze hun huwelijksgeloften moeten ‘betalen’,- dat zij hun eigen tekortkomingen moeten belijden en de gewelddadige echtgenoot gewoon moeten vergeven. Of de nieuwe gelovige krijgt te horen dat hij de kerkleider met de scherpe, bittere tong gewoon moet vergeven.
Als volwassen broers en zussen moeten we eensgezind, liefdevol maar stevig, zulk gewelddadig gedrag aan de kaak stellen. Maar we moeten ook eenparig voor hen bidden dat ze een openbaring zullen ontvangen van de Vader, want zoals we kunnen opmaken uit Jezus’ gelijkenis hebben ze een zeer beperkt beeld van zichzelf: als dienaren van een strenge, hemelse Meester en niet als zonen en dochters van een liefhebbende Vader. Als we hen willen helpen om het aanstootgevende gedrag ‘af te snijden’ voor ze meer van de Vaders ‘kleinen’ ernstig verwonden, dan moeten we er misschien moedig op aansturen dat ze hun werk in de kerk beperken en dat ze zich gedurende een bepaalde tijd verplichten tot regelmatige hulpverleningsgesprekken en het afleggen van rekenschap.
Het is niet de wil van de Vader dat één van zijn kinderen verloren gaat,- dwalende ‘kleinen’ noch gewelddadige broers en zussen. Zie jij jezelf, en je broers en zussen, zoals de Vader jullie ziet,- te waardevol om verloren te gaan?
HET WOORD BIDDEN
Vader, sterk mijn innerlijk, vanuit de rijkdom van uw heerlijkheid, met kracht door uw Geest, opdat de Messias in mijn hart mag wonen, door geloof dat geworteld en gegrond is in liefde; opdat ik bekrachtigd zal zijn om, samen met al mijn broeders en zusters, te bevatten wat de breedte, lengte, hoogte en diepte,- ja, de alle verstand te boven gaande liefde is van de Messias, zodat ik gevuld mag worden met heel uw volheid, mijn Vader.
Vader, u bent in staat om meer dan overvloedig te doen boven alles wat wij bidden of denken ten gevolge van uw kracht die in ons werkt. U komt glorie toe, in de kerk [Gr. ekklesia], en in Christus Jezus, tot in alle geslachten van de eeuwigheid der eeuwen. Amen! (Ef. 3:14-21)[iii]
VOETNOTEN
[i] 1 talanton komt overeen met 6000 daglonen ofwel 20 jaar arbeid. 10.000 talanta vertegenwoordigen dus een waarde van 60.000.000 daglonen ofwel 200.000 jaar arbeid.
[ii] Een denarius was een Romeinse munt. 1 denarius komt overeen met 1 dagloon voor een dagarbeider. 100 denaria vertegenwoordigen dus een waarde van 100 daglonen. Hoewel een exact bedrag in euro’s moeilijk aan te geven is, kunnen we wel stellen dat het verhoudingsgewijs gaat om een bedrag van 600.000 euro tegenover 1 euro.
[iii] Voor leden is een muzikale versie van Paulus’ gebed (Efeziërs 3:14-21) beschikbaar in het Engels onder Paul's Prayer.