(14)
Volwassen zonen en dochters en hun materiële behoeften
Als we zoeken naar een diepere openbaring van hoe de Vader is, dan is het bijzonder gemakkelijk om terug te vallen in het denken dat het ‘kwaad’ dat we ondervonden van onze biologische vaders de realiteit is en niet de uitzondering. Het Woord stelt herhaaldelijk dat onze Vader goed is en dat hij er naar verlangt in onze behoeften te voorzien. Als we hem zoeken in gebed en smeken dan moeten we handelen in vertrouwen dat God als onze Vader al ten volle van onze noden op de hoogte is en meer dan bereid is om ons te geven wat we nodig hebben. Maar we vallen snel terug: in de heidense gewoonte om de Heilige Geest, door wie wij tot de Vader bidden, te behandelen als een ‘tovergeest’; of door onze gebeden eindeloos te herhalen en ‘religieuze formuleringen’ te gebruiken,- die zouden moeten leiden tot een snel en succesvol resultaat. Echter, het antwoord van de Vader hangt af van waar we om vragen. Soms moeten we op hem wachten, omdat hij weet wanneer het de juiste tijd voor ons is om het geschenk te ontvangen, en wanneer we er werkelijk klaar voor zijn. Vertrouwen op de aard en het karakter van onze Vader is de sleutel daar in. – Liza Ryan (Canada/VS) & Mirela Andras (Roemenië)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: Matteüs 6:8,9; 7:11; Lucas 11:13
Schriftgedeelte: Matt. 6:7-9; 7:9,11; Luc. 11:5-13
Introductievideo duur: 00:52
SCHRIFTGEDEELTE
MATTEÜS (6:7-9,11 GH):
‘Wanneer jullie bidden, gebruikt dan geen nodeloze herhalingen zoals zij die gelijkvormig aan de volken zijn geworden; want zij denken dat zij door hun vele woorden verhoord zullen worden. ·Jullie moeten dus niet op hen lijken; want jullie Vader weet wat jullie nodig hebben voordat jullie hem er om vragen. ·Bidt daarom als volgt:
LUCAS (11:5-12 GH)
Hij zegt ook tot hen: ‘Stel, een van jullie heeft een vriend en gaat midden in de nacht naar hem toe en zegt: “Vriend, leen mij drie broden, ·want een vriend van mij is op z’n reis bij mij langsgekomen en ik heb niets om hem voor te zetten”. ·Dan zou degene die binnen is kunnen antwoorden: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen zijn met mij naar bed. Ik kan echt niet opstaan en het je geven”. ·Ik zeg jullie: zelfs als hij niet opstaat om het hem te geven omdat zij vrienden zijn, dan nog zal hij hem geven wat hij nodig heeft omdat hij wakker geworden is door zijn aandringen.’
‘Daarom zeg ik jullie: Blijft vragen en het zal jullie gegeven worden! Blijft zoeken en jullie zullen vinden! Blijft kloppen en de deur zal voor jullie opengedaan worden! ·Want wie blijft vragen zal altijd ontvangen; wie blijft zoeken zal altijd vinden; en voor wie blijft kloppen zal de deur altijd opengedaan worden. ·Welke vader onder jullie zal zijn zoon die om een vis vraagt hem in plaats van een vis een adder geven? ·Of als hij om een ei vraagt, hem in plaats daarvan een schorpioen geven?’
MATTEÜS (7:9b GH)
‘Of… als zijn zoon hem om brood vraagt, in plaats daarvan een steen geven?’
LUCAS (11:13 GH)
‘Als dan jullie met boosaardige achtergronden goede gaven weten te geven aan jullie zonen en dochters[i], hoeveel te meer zal dan de Vader vanuit de hemel de Heilige Geest geven aan wie hem daarom vragen.’
MATTEÜS (7:11 GH)
‘Hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel goede dingen geven aan wie hem daarom vragen!’
MEDITATIE
In de voorgaande meditatie zagen we hoe de eerste set van vier uitspraken in het ‘Onze Vader’ zich richt op het perspectief van onze Vader, en hoe deze gepaard kan worden aan de tweede set van vier uitspraken die zich richt op onze aardse behoeften (zie de tekstvakken).
In deze meditatie gaat het over de eerste van de bovenstaande paren (hiernaast dikgedrukt weergegeven), omdat Jezus, in het evangelie van Lucas, een gelijkenis vertelt over vragen om brood.
1a. Onze Vader in de hemel…
2a. Moge uw naam geheiligd worden
3a. Moge uw koninkrijk komen
4a. Moge uw wil gedaan worden op de aarde
op gelijke wijze als in de hemel
1b. Geef ons vandaag ons nodige brood
2b. Vergeef ons onze schulden op gelijke wijze
als wij vergeven wie ons iets schuldig zijn
3b. Moge u ons leiden, maar niet in beproeving
4b. Ontruk ons aan de boze
.
En hij vervolgt met te spreken over hoe we onze Vader zouden moeten bidden om eten en om andere dingen die we nodig hebben. En in het evangelie van Matteüs vertelt hij zijn discipelen hoe ze niet moeten bidden voor hun behoeften.
Jezus begint met de noodzaak voor ons om het perspectief van onze Vader te kennen. Hij is in de hemel en kent onze aardse noden, nog voor we om iets vragen. Dit besef op zichzelf klinkt veel mensen echter tegenstrijdig in de oren. ‘Als God zo’n geweldige, alwetende Vader is,’ zeggen ze, ‘waarom moet ik hem dan vragen om wat ik nodig heb? Hij zou gewoon in mijn behoeften moeten voorzien zonder dat ik daarom hoef te vragen!’ Heb jij wel eens dat gevoel gehad? Of mensen gekend die deze tegenwerping maken? Deze tegenwerping is echter gebaseerd op een erg beperkte of zelfs negatieve ervaring met menselijk vaderschap. En Jezus lijkt dit te herkennen. Dus daagt hij de vaders onder zijn toehoorders uit om na te denken over hoe zij positief reageren op de vragen van hun kinderen, zelfs als zij zelf ‘boosaardige’ ervaringen hebben met hun vaders.
Onze hemelse Vader wil echter niet alleen maar een betere ‘voorziener’ voor minderjarige kinderen zijn dan onze aardse vaders. Volgens Lucas verlangt hij naar een relatie met ons als volwassen zonen en dochters, door de Heilige Geest te geven aan wie hem daarom vragen. En zoals we in eerdere meditaties gezien hebben, is de Heilige Geest het meerderjarigheidsgeschenk van de Vader waardoor we mede-erfgenamen worden met Jezus (Med.#5 en Med.#7). De meeste lezers ontgaat dit deel van wat Jezus zegt, omdat zij hun vader alleen kenden als ‘voorziener’ voor hen als kind. Zij kenden nooit de vriendschappelijke liefde van een vader die hen behandelt als een volwassen zoon of dochter. Maar Jezus’ gelijkenis in Lucas toont dezelfde Vader – aan wie wij vragen ‘geef ons vandaag ons nodige brood’ – als een vriend van degene die om ‘brood’ vraagt. Mensen die hun vrienden niet ‘lastig willen vallen’ wanneer ze iets nodig hebben, laten zien dat ze weinig relatie met hen hebben.
De reden dat onze hemelse Vader wil dat wij vragen om wat we nodig hebben, is omdat hij met ons om wil gaan als volwassen zonen en dochters (Med.#51). Hij weet wat we nodig hebben en is niet onwillig om ons goede dingen te geven, maar volwassen worden betekent leren weten wat we daadwerkelijk willen, en wat goed voor ons is. Op deze manier ontwikkelen kinderen een eigen wil. En pas als we onze eigen wil kennen, kunnen we leren om die in overeenstemming te gaan brengen met de wil van onze Vader. Maar soms kan dat een verwarrend en pijnlijk proces zijn.
Toen ik 22 jaar oud was wilde ik heel graag trouwen. Omdat ik een nauwe relatie met een jonge vrouw had, zocht ik Gods perspectief door hem te vragen of ik haar kon vragen om met me te trouwen. En ik ‘bleef vragen’ zoals Jezus dat in de bovenstaande tekst leert. Toen meende ik uiteindelijk te horen dat hij antwoordde: “Ja”. Toen mijn vriendin antwoordde dat ze niet zeker was, besloot ik haar tijd te geven om net als ik van God te horen. Zes maanden later liet ze weten dat haar antwoord ‘nee’ was. Ik was geschokt. Pas drie jaar later begreep ik wat er gebeurd was, toen ik iets las dat George MacDonald had geschreven.[ii]
Zelfs zij die iets verkeerds vragen krijgen soms misschien toch antwoord op hun gebed. De Vader zal nooit een kind dat om brood vraagt een steen geven; maar ik ben er niet zeker van dat hij als een kind zou vragen om een steen, het niet een steen zou geven. Als de Vader zegt: “Mijn kind, dat is een steen, dat is geen brood” en het kind antwoordt: “Ik weet zeker dat het brood is, ik wil het hebben”, zou het dan niet wijs zijn om het kind eerst dit ‘brood’ te laten proberen?
Ik realiseerde me plotseling dat mijn Vader alleen maar gezegd had dat ik mijn vriendin ten huwelijk kon vragen; hij had er niet bij gezegd wat haar antwoord zou zijn. Hierdoor leerde ik om nederiger te zijn ten aanzien van wat ik dacht dat ik mijn Vader had horen zeggen,- met name als het ging om het rekening houden met de verlangens van iemand anders. En het volgende citaat van MacDonald[iii] leerde mij nog iets anders over het aanhoudend gebed als een volwassen zoon, met name met betrekking tot waarom mijn hemelse Vader misschien niet meteen antwoordt op een van mijn vragen.
Hoe waardevoller datgene waar we om vragen is, hoe meer tijd er nodig is voor we het krijgen. God moet misschien diep in onze geest beginnen, in voor ons onbekende regionen, en veel werk doen waarvan we ons pas bewust worden door het resultaat.
MacDonald vergelijkt dit met een vulkaan. Pas bij de uitbarsting daarvan worden we ons er van bewust dat er al een lange tijd een enorm vuur broeide binnen in de berg.
God benadert misschien ons bewustzijn …door regionen van onze duisternis…, lang voordat wij ons er van bewust worden dat hij ons verzoek aan het beantwoorden is,- het heeft beantwoord, en zijn kind tegemoet komt.
Volhardend gebed is bedoeld om ‘onderwijzend gebed’ te zijn. Onze Vader wil dat wij over onszelf en over hem leren, terwijl we bidden en nadenken over hoe hij antwoordt (Med.#86). Tijdens het lezen van MacDonald ontmoette ik Debbie, maar belangrijker nog was de verandering die mijn Vader in mij bewerkt had gedurende die drie jaar.
Er is echter ook een vorm van aanhoudend gebed, die gebruikelijk is in veel culturen en zelfs in bepaalde kerkelijke kringen, die Jezus afwijst: een repeterende vorm van smekend gebed, gekenmerkt door een ‘veelheid van woorden’. Net zoals het eindeloos aanroepen onder luid geschreeuw door de 450 profeten van Baäl (1 Kon. 18:19, 26-29) lijkt dit bidden op het manipulatieve gejengel van kleine kinderen die meer gericht zijn op ‘de buit binnenhalen’ – en wel nu meteen! – dan op een groeiende relatie met hun Pa.
En jij? Ben jij in staat om te blijven vragen, zoeken, en kloppen in je gebeden, omdat je vertrouwt op het goede karakter van je Vader en zijn timing, zelfs als hij niet meteen antwoordt? Ben je in staat hem en jezelf beter te leren kennen in dit proces? Of ben je alleen gericht op ‘de buit binnenhalen’? Als het ‘boosaardige’ gedrag van een aardse vader of vaderfiguur een obstakel is geworden, en je er van weerhoudt om je hemelse Vader te vertrouwen, bedenk dan: als je wilt weten hoe hij is, kijk dan naar Jezus en niet naar je aardse vader (Med.#2 en Med.#10).
HET WOORD BIDDEN
Onze Vader in de hemel, moge uw naam geheiligd worden; geef ons vandaag ons nodige brood, en ontruk ons aan de boze. (Matt. 6:9,11,13b)
In u wordt geen boosaardigheid gevonden Vader; en u bent de bron van alle goede gave en elke volwassen gift. (Jak. 1:13,17)
Sterk ons in de inwendige mens met kracht door uw Heilige Geest: dat door het geloof de Messias zijn huis zal vinden in ons hart; dat we zijn liefde mogen kennen, en uw alle kennis overtreffende liefde; dat we vervuld mogen worden tot aan heel uw volheid. (Ef. 3:16-17a,19b)
VOETNOTEN
[i] Zie Med.#5, paragraaf 6 en voetnoot [ii] voor de reden waarom ik het Griekse tekna (meervoud) in mijn vertalingen weergeef als ‘zonen en dochters’.
[ii] #105, C.S. Lewis, ‘George MacDonald, An Anthology’, London, Fount Paperbacks, 1983, blz. 83.
[iii] #106, C.S. Lewis, ‘Ibid’, blz. 83-4.