(84)
Een meer vruchtbare getuige van Jezus worden: de drie openbaringen van Petrus
Het was in de dagen van Jezus niet vanzelfsprekend voor de mensen dat hij de beloofde Messias was. Zij waren eerder geneigd om te denken dat hij een van de profeten was, die weer tot leven was gekomen. Dus toen Petrus beleed dat Jezus de Messias was, was dat omdat de Vader hem dat geopenbaard had. Jezus was daar heel duidelijk over. Maar Petrus verwachtte geen Messias die zou lijden en sterven,- laat staan dat de volgelingen van de Messias ook zouden moeten lijden, en een leven zouden moeten leiden van zelfverloochening. Dus gaf de Vader Petrus â samen met Jakobus en Johannes â een tweede openbaring. Maar nadat hij de heerlijkheid van Jezus gezien had, en Mozes en Elia die in heerlijkheid met hem verschenen, kon Petrus alleen maar denken aan het bouwen van drie religieuze heiligdommen om deze fantastische bovennatuurlijke gebeurtenis te herdenken. Pas nadat hij een derde openbaring ontvangen had, met Pinksteren, begreep hij dat de âgoddelijke machtâ die hij op die dag ontvangen had, deel uitmaakte van zijn eigen roeping tot dezelfde âheerlijkheidâ waarvan hij getuige geweest was op de berg. Door te groeien in zijn eigen relatie met de Vader en met Jezus, werd ook hij een âdeelhebber aan de goddelijke natuurâ. En door samen te werken met het transformerende werk van de Geest in zijn leven, was hij ook een meer vruchtbare getuige van Jezus geworden. - JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: MatteĂŒs 16:17,27; Handelingen 2:33; 2 Petrus 1:17
Schriftgedeelte: Â Matt. 16:13-14,17-29,21-23,27-28; 17:1-2,5-7,9; Â Lucas 9:18-20,23-24,30-31,33; Â Hand. 2:16-18,22,32-33; Â 2 Pet. 1:3-8,10-11,16-18
Introductievideo duur:Â 01:08
SCHRIFTGEDEELTE
MATTEĂS (16:13-14a GH[i])
JezusâŠvraagt zijn discipelen: âWie zeggen de mensen dat ik, de Mensenzoon, ben?â ·Zij zeggen: âSommigen zeggen âJohannes de Doperâ, anderen âEliaâ, en weer anderen âJeremiaâ.â
LUCASÂ (9:19b-20 GH)
âEn nog weer anderen dat een van de vroegere profeten is opgestaan,â antwoorden ze. ·Dan zegt hij tot hen: âMaar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?â Daarop zegt Petrus: âDe Messias van God!â
MATTEĂS (16:17-19, 21-23 GH)
Jezus antwoordt: â⊠Simon⊠vlees en bloed hebben jou dat niet onthuld, maar mijn Vader, de Ene in de hemelen. ·...Jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. ·Ik zal jou ook de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en wat je zult binden op de aarde zal gebonden zijn in de hemelen, en wat je losmaakt op de aarde zal losgemaakt zijn in de hemelen.â ·Van dan af begint Jezus zijn discipelen duidelijk te maken dat het nodig voor hem is⊠om vele dingen te lijdenâŠ, om gedood te worden en ten derde dage te worden opgewekt. ·Petrus echter neemt hem terzijde en begint hem te vermanen: âMeester!,â zegt hij, â...dat zal u niet gebeuren!â. ·Maar zich wendend tot Petrus zegt hij: âGa weg, achter mij, Satan! Jij bent een struikelblok op mijn pad, omdat jij... gericht bent... op de dingen van mensen.â
LUCASÂ (9:23-24 GH)
En tot allen zegt hij: âIndien iemand achter mij aan wil komen, laat hij zichzelf verloochenen, dagelijks zijn kruis opnemen, en mij volgen. ·Want wie zijn leven wil redden zal het verderven, maar wie sterft aan zijn leven omwille van mij, die zal het redden.â
MATTEĂS (16:27-28; 17:1-2 GH)
âWant de Mensenzoon zal spoedig komen in de heerlijkheid van zijn Vader, met zijn boodschappers [angelon][ii], en dan zal hij een ieder lonen overeenkomstig zijn daden. ·âŠEr zijn er van wie hier staan die de dood niet zullen proeven voor ze de Mensenzoon zien komen met zijn koninkrijk.â ·Zes dagen later neemt Jezus Petrus, Jakobus en diens broeder Johannes met zich mee en brengt hen een hoge berg op, in afzondering. ·En vóór hen verandert hij van gedaante: zijn gezicht straalt als de zon, en zijn kleren worden wit als het licht.
LUCASÂ (9:30-31,33 GH)
En zie, er zijn twee mannen met hem in gesprek: Mozes en Elia, ·die, in heerlijkheid verschenen, spreken over zijn uittocht⊠in Jeruzalem. ... ·Als zij zich van hem verwijderen, zegt PetrusâŠ: âMeester, wat is het goed dat wij hier zijn! Laten we drie tenten maken: Ă©Ă©n voor u, Ă©Ă©n voor Mozes en Ă©Ă©n voor Elia.â
MATTEĂS (17:5-7,9 GH)
Een lichtende wolk overschaduwt hen, en⊠een stem zegt: âDit is mijn Zoon, de Geliefde, in wie ik welbehagen heb. Hoort naar hem!â ·Als ze dat horen vallen deze discipelen met hun gezicht ter aarde, overweldigd door vrees. ·Maar Jezus⊠raakt hen aan en zegt: ââŠVreest niet! ·âŠVertelt niemand over dit visioen totdat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt.â
LUCAS, Petrus citerend (Hand. 2:22,32-33,16-18 GH)
âMannen! IsraĂ«lieten!... ·Deze is de Jezus die God heeft doen opstaan. Daarvan zijn wij allen getuigen⊠·Verhoogd tot Gods rechterhand, en de belofte van de Heilige Geest ontvangen hebbend aan de zijde van de Vader, giet hij dit uit,- wat jullie nu zien en horen⊠·Dit is het waarvan de profeet JoĂ«l gesproken heeft: ·ââŠIk zal mijn Geest uitgieten over alle vlees. Dan zullen jullie zonen en jullie dochters profeteren⊠·Ja, over beiden⊠zal ik in die dagen mijn Geest uitgieten; beiden zullen profeterenâ.â
PETRUS (2 Petrus 1:3-8, 10-11,16b-18[i])
Alle dingen van zijn goddelijke kracht zijn ons geschonken, tot leven en vroomheid, door het kennen van hem die ons geroepen heeft door zijn eigen heerlijkheid en deugd; ·daardoor zijn ons de kostbaarste en grootste beloften geschonken, opdat jullie daardoor deelgenoten zouden worden van de goddelijke natuur⊠·Juist daarom moeten jullie alle ijver aanwenden in jullie geloof om ook deugd toe te voegen, en in deugd om kennis toe te voegen, ·en in kennis om zelfbeheersing toe te voegen, en in zelfbeheersing om volharding toe te voegen, en in volharding om vroomheid toe te voegen, ·en in vroomheid om broederlijke genegenheid toe te voegen, en in broederlijke genegenheid om liefde toe te voegen. ·Als deze⊠toenemen dan zullen jullie niet⊠onvruchtbaar zijn⊠·Want wanneer jullie deze dingen doen dan zullen jullie nooit struikelen. ·En zo zal jullie de toegang tot het eeuwig koninkrijk van onze Heer en Redder, Jezus Christus, rijkelijk toegevoegd worden. ... ·âŠWij hebben jullie de kracht en aanwezigheid [Gr. parousian] van onze Heer Jezus Christus bekend gemaaktâŠ, ·toen hij aan de zijde van Vader God eer en heerlijkheid ontving,- toen de stem tot hem kwam door de Verheven Heerlijkheid: âDit is mijn Zoon, mijn Geliefde, in wie ik welbehagen hebâ. ·Dit hebben wij gehoord⊠toen wij met hem waren op de heilige berg.
MEDITATIE
Enige tijd na de eerste âveldreisâ van de discipelen (Med.#83) vraagt Jezus hen: wie denken andere mensen en de discipelen zelf dat hij is? Het lijkt er op dat alleen Petrus, sprekend namens de anderen, Jezus herkent als de door God beloofde Messias. Volgens Jezus komt dat omdat mensen een openbaring nodig hebben van zijn Vader om te kunnen weten wie hij werkelijk is. Maar Petrus heeft nog steeds niet de volle openbaring. Net zoals het eigentijdse religieuze raamwerk anderen verhindert om Jezus te herkennen als de Messias, zo verhindert het Petrus om Jezusâ woorden te accepteren dat de Messias van God moet lijden en sterven. Net als de andere Joden nam hij aan dat de Messias zou komen en âaltijd blijvenâ, om een eeuwig koninkrijk te stichten (Med.#66). Dus hoort hij niet eens dat Jezus spreekt over opstaan uit de dood of over hoe discipelen van Jezus ook lijden moeten verwachten,- soms zelfs dagelijks.
Dus introduceert Jezus een tweede openbaring die hij weldra zal ontvangen. âSommigenâ van hen zullen âspoedigâ Jezus zien âkomen met zijn koninkrijkâ,- in zijn Vaders heerlijkheid samen met âzijn boodschappersâ. Echter, wanneer Petrus, samen met twee andere discipelen, dit visioen ziet van Jezus met Mozes en Elia, dan zit zijn eigentijdse religieuze raamwerk opnieuw in de weg, en wil hij deze geweldige bovennatuurlijke gebeurtenis gedenken door het bouwen van drie herdenkingsheiligdommen. Dus legt de Vader hem het zwijgen op door hen te omhullen in een lichtende wolk, en hen dan te vertellen dat zij zich moeten richten op zijn âZoonâ en ânaar hem horenâ. Dan vertelt Jezus hen dat zij niet bevreesd hoeven zijn, maar ook dat zij niets moeten vertellen over dit visioen tot zij getuige geweest zijn van zijn opstanding. Want na Jezusâ opstanding en hemelvaart heeft de Vader nog een derde openbaring in petto voor Petrus en voor meer dan honderd andere discipelen (Hand. 1:14-15). Op de Pinksterdag worden deze mannen en vrouwen vervuld met de Heilige Geest en beginnen ze te profeteren in verschillende talen tot een grote menigte van âJoden en Joodse proselietenâ uit vele volkeren (Med.#49). In de uitleg van Petrus over dit gebeuren zien we dat hij nu een nieuwe openbaring heeft over de Vader, en niet alleen maar van de Vader. De God die Jezus âdeed opstaanâ uit de dood en hem âverhoogdeâ tot zijn eigen rechterhand, is ook âde Vaderâ die zijn Geest heeft uitgegoten over ons â zoals hij beloofde â in partnerschap met Jezus, die allereerst de Geest ontving ten behoeve van ons (Med.#26).
Jaren later, in zijn tweede brief, legt Petrus verband tussen deze âgoddelijke kracht ⊠ons geschonkenâ met Pinksteren, en zijn tweede openbaring,- van de âkracht en aanwezigheid [Gr. parousian] van onze Heer Jezus Christusâ waarvan hij getuige was geweest âop de heilige bergâ. De âheerlijkheidâ die Jezus die dag âontving⊠aan de zijde van Vader Godâ had niet alleen te maken met de heerlijkheid die hij op een dag zou ontvangen bij zijn tweede âkomstâ. Want het Griekse woord parousian kan ook betrekking hebben op de onmiddellijke invloed van de âaanwezigheidâ van een persoon (2 Kor. 10:10; Fil. 2:12 ESV). Dus in dit visioen gaat het doek op voor de discipelen zodat zij zicht krijgen op de volle expressie van de heerlijkheid die reeds aanwezig is in Jezusâ leven en relatie met de Vader. Hoewel deze heerlijkheid verborgen was voor de meeste mensen, omdat Jezus een gewoon fysiek lichaam had gelijk aan dat van ons, werd het reeds in kleine doses geopenbaard aan zijn volgelingen (Med.#58; Med.#66 en Med.#37).
Ten tweede begrijpt Petrus nu ook dat de âheerlijkheidâ die hij in Jezus zag op de berg â en in Mozes en Elia (Luc. 9:31) â ook deel is van onze roeping; want ook wij worden âdeelgenoten van de goddelijke natuurâ door een zich verdiepende relatie met Jezus, onze Oudste Broer. Maar net als met Jezus is de heerlijkheid die wij nu genieten â als zonen en dochters van de Vader en als mede-erfgenamen met Jezus â voor de meeste mensen verborgen (Med.#5, Med.#80). Maar door naar hem te blijven luisteren en hem te blijven gehoorzamen worden wij âveranderd van heerlijkheid tot heerlijkheidâ in zijn beeld. De heerlijkheid die wij reeds hebben door de aanwezigheid van de Heilige Geest in ons leven (Med.#32) is een âwaarborgâ voor de heerlijkheid van het volle erfdeel die we zullen genieten wanneer ons lichaam geworden is zoals Jezusâ verrezen lichaam (Med.#8; Med.#94).
Ten derde realiseert Petrus zich dat deze heerlijkheid zich slechts dan ten volle zal ontwikkelen (âtoenemenâ) in ons wanneer wij meewerken met het werk van de Geest. Wij moeten âalle ijver aanwendenâ om specifieke karakterkwaliteiten toe te voegen aan ons geloof,- zoals deugd, zelfbeheersing, vroomheid, en zichzelf gevende liefde; als ook broederlijke genegenheid tegenover onze medegelovigen. En we moeten volharding ontwikkelen, wanneer mensen ons, of ons getuigenis aangaande Jezus, gewoonweg niet begrijpen, en ook in tijden van lijden. Wij moeten ons Petrusâ eerste openbaring blijven herinneren,- dat iedereen een openbaring van de Vader nodig heeft om te herkennen wie Jezus werkelijk is. Het verhaal van Petrus herinnert ons er ook aan waarom de Vader hem, en de twee andere discipelen, een tweede openbaring gaf: om hen te helpen omgaan met Jezusâ op handen zijnde lijden en dood, en ook om hen te helpen het lijden en de dagelijkse zelfverloochening te verdragen die ook zij zouden ontmoeten in hun eigen leven, omwille van Jezus.
Om de sleutels van het koninkrijk effectief te kunnen hanteren zoals Petrus deed, hebben wij de volle openbaring van de Vader nodig die Jezus kwam brengen. Slechts wanneer wij wandelen in relatie met hem en met Jezus, in de kracht van de Geest, zullen wij groeien: in vruchtbaar zijn, zoals Jezus was, in het âbinden en losmakenâ van dingen[iii] op aarde, te midden van alle druk, verleiding en lijden van leven in deze wereld. En alleen door deze bovenstaande kwaliteiten te blijven uitoefenen kunnen we er van verzekerd zijn dat wij het tot een goed einde brengen en ânooit struikelenâ.
HETÂ WOORD BIDDEN
Vader, geef mij de Geest van wijsheid en openbaring om u beter te kennen. Open de ogen van mijn hart om de rijkdom te kennen van uw heerlijke erfdeel in de heiligen. (Ef. 1:17-18)
Vader, versterk mij met kracht door uw Geest opdat Christus in mij woning zal hebben, zodat ik mag delen in uw goddelijke natuur door geloof,- toenemend in deugd, kennis, zelfbeheersing, standvastigheid, vroomheid, broederlijke genegenheid en liefde⊠ter wille van een effectief en vruchtbaar getuigen met u. (Ef. 3:14,16; 2 Pet. 1:4-8)
VOETNOTEN
[i] Het Schriftgedeelte is afkomstig uit J.K. Mellis, The Good News of the Messiah by the Four Witnesses, met uitzondering van de laatste tekst uit Petrusâ tweede brief (die ook een eigen vertaling is van de auteur, gebaseerd op de KJV en de Griekse tekst).
[ii] Het Griekse woord angelos refereert zowel aan menselijke boodschappers van God en Jezus (Luc. 9:52; 7:24,27; Marc. 1:2; Matt. 11:10), als aan hemelse.
[iii] De uitoefening als gemeente van deze autoriteit om te âbinden en los te makenâ is besproken in relatie tot een andere tekst (Matt. 18:18, Med.#19).