(82)

Na getuigen: verheugd zijn in de Vader, niet in  tekenen van macht

In deze meditatie kijken we naar een aantal lessen omtrent ‘getuigen’ die we van Jezus kunnen leren in het verhaal van de tweeĂ«nzeventig ‘anderen’ die Jezus uitgezonden had met bovennatuurlijke autoriteit,- om de nadering van het koninkrijk te verkondigen, de zieken te genezen en demonen uit te drijven. Om te beginnen onderwijst Jezus dat wij, voordat wij het Evangelie aan anderen ‘geven’ – hetzij door het uit te leggen, hetzij door het te demonstreren – een wederkerigheid moeten beoefenen die begint met hen te eren door het aannemen van hun gastvrijheid. En hij legt uit hoe ons geven en ontvangen in deze getuigenisrelaties voortkomt uit een partnerschap met zowel hem als met de Vader. Een tweede les gaat over waar we ons wel en niet op moeten richten na zulke ervaringen,- in het bijzonder daar waar de autoriteit van Jezus zich krachtig gemanifesteerd heeft door ons getuigenis. En ten slotte wil Jezus dat wij van hem leren om ons te verheugen in de Geest en te rusten in onze relatie met de Vader, na tijden van getuigen,- in het bijzonder waar zulke tijden zowel succesvol als vermoeiend geweest zijn. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

LUCAS (10:1-3,5-6,8-9,16 GH)

Dan wijst de Heer nog tweeĂ«nzeventig anderen aan en zendt hen per twee voor zich uit,- elk paar naar elke stad en plek waar hij zelf op het punt stond te komen. ·Hij zegt tot hen: ‘De oogst is inderdaad overvloedig, maar arbeiders zijn er weinig. Blijft daarom de Heer van de oogst smeken zodat hij meer arbeiders zal uitzenden in zijn oogst. ·Gaat heen en neemt waar dat ik jullie uitzend als lammeren te midden van wolven
 ·Welk huis jullie ook binnenkomen, zegt eerst: “Vrede voor dit huis!” ·Wanneer daar de ‘zoon van vrede’ is, dan zal jullie vrede op hem rusten; zo niet, dan zal zij naar jullie terugkeren
 ·Welke stad jullie ook binnenkomen waar ze jullie ontvangen, eet daar wat jullie wordt voorgezet. ·Geneest ook de zieken in haar en zegt tot hen: “Het koninkrijk van God is jullie nabij gekomen”
 ·Wie naar jullie hoort, hoort naar mij, en wie jullie afwijst, wijst mij af; en wie mij afwijst, wijst de Ene af die mij gezonden heeft.’

(10:17-20 GH)

De tweeĂ«nzeventig keren vol vreugde terug, zeggend: ‘Meester, zelfs de demonen zijn ons onderdanig in uw naam.’ ·Maar hij zegt tot hen: ‘Ik heb aanschouwd hoe Satan als een bliksem uit de hemel viel. ·Let op: ik geef jullie autoriteit om te treden op slangen en schorpioenen, en over heel de macht van de vijand; niets zal jullie ten diepste kunnen deren. ·Evenwel, weest niet verheugd dat de geesten jullie onderdanig zijn, maar weest verheugd dat jullie namen opgeschreven staan in de hemel!’ 

(10:21-22 GH) [Matt. 11:25-27a]

Op datzelfde ogenblik verheugt Jezus zich in de Heilige Geest en zegt: ‘Ik belijd u, Vader, Heer van de hemel en de aarde, omdat u deze dingen verbergt voor wijzen en verstandigen, maar ze onthult aan kleine kinderen. Ja, Vader, want zo is het ten overstaan van u een welbehagen geworden. ·Alle dingen worden mij in handen gegeven door mijn Vader, en niemand herkent wie de Zoon is, behalve de Vader...’

MATTEÜS (11:27-30 GH) [Luc. 10:22b]

‘Noch kent iemand de Vader echt, behalve de Zoon, en een ieder aan wie de Zoon hem wil openbaren. ·Komt tot mij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal jullie rust geven. ·Neemt mijn juk op jullie en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart; dan zullen jullie rust vinden voor jullie ziel. ·Want mijn juk is mild, en mijn last is licht.’

LUCAS (10:23-24 GH)

En zich kerend tot zijn discipelen alleen, zegt hij: ‘Zalig de ogen die zien wat jullie zien. ·Want ik zeg jullie dat vele profeten en koningen gewenst hebben te zien wat jullie zien, maar zij hebben het niet gezien, en te horen wat jullie horen en zij hebben het niet gehoord.’

MEDITATIE

Veel Christenen zien ‘getuigen’ als een taak. Wat hen vaak ontgaat in Jezus’ instructies zijn zijn woorden over het aangaan van een wederkerige relatie van geven en ontvangen wanneer we het Evangelie delen met anderen. Voor wij hen zegenen met vrede, vertellen over het koninkrijk van God, en genezing bieden voor wie ziek is, moeten wij eerst gastvrijheid van hen ontvangen. Wat is makkelijker: geven of ontvangen? Geven is makkelijker omdat het ons in een machtspositie plaatst. Wanneer wij echter de zwakkere positie innemen om eerst te ontvangen van de ander, dan zal hij of zij het ook makkelijker vinden om iets van ons te ontvangen. Wanneer jij het Evangelie met anderen deelt, ontvang je dan iets van hen? Of ben jij als enige bezig met geven? En deze wederkerigheid gaat zelfs nog veel verder dan wat wij ontvangen en geven; want wanneer anderen ons ontvangen, dan ontvangen ze in feite Jezus. En Jezus wil op zijn beurt komen en zelf een relatie met hen opbouwen. En zijn ultieme doel met het uitzenden van ons als zijn getuigen is dat de Vader geopenbaard zal worden.

Door autoriteit te geven aan tweeĂ«nzeventig ‘anderen’, laat Jezus ook zien dat getuigen van het koninkrijk – mede door het uitdrijven van demonen – niet slechts een privilege is voor een handjevol apostelen, zendelingen en kerkleiders. Hij zendt ook doodgewone mensen uit om te leren hoe ze getuigenis kunnen geven van zijn koninkrijk in partnerschap met de Vader. Want het is de Vader die de ‘dingen’ van zijn koninkrijk onthult aan deze discipelen; en of mensen ons nu ontvangen of afwijzen, het is ten diepste de Vader – ‘de Ene’ die Jezus gezonden heeft – die zij ontvangen of afwijzen (Med.#83). Dit aspect van getuigen in partnerschap met de Vader, is echter niet voor de hand liggend voor deze discipelen. En het is doorgaans ook niet het eerste wat wij opmerken in deze tekst. Wat de meeste indruk maakt op de tweeĂ«nzeventig, en ook nu nog op veel discipelen, is de uitoefening van bovennatuurlijke macht,- zelfs zodanig dat ook wij het neigen te zien als de hoogste vorm van getuigen. Net zoals de discipelen in Jezus’ dagen vergeten wij wat Jezus hen reeds onderwezen had,- dat ‘velen’ die zulke wonderen gedaan hebben in zijn naam, zich uiteindelijk buitengesloten zullen zien van het koninkrijk van de Vader, omdat zij niet zijn wil gedaan hebben, en hun machtige ‘getuigenis’ niet gebeurde vanuit een relatie met hem door Jezus (Med.#16).

Wij houden van wondertekens, tekenen van bovennatuurlijke macht, omdat iedereen ze ziet en velen onder de indruk zijn. Maar een relatie met de Vader is iets wat je ‘in het verborgene’ ontwikkelt (Med.#16). Terwijl de mensen in de tijd van Jezus wel de machtige dingen konden zien die hij deed, waren ze niet in staat om de relatie te zien die de basis vormde voor de autoriteit achter zijn handelen,- de relatie van een volwassen Zoon die samenwerkt met zijn Vader (Med.#63). Wat Jezus nu onthult aan deze doodgewone discipelen is dat een partnerschaprelatie met de Vader, van het wandelen als een zoon of dochter in autoriteit met hem, ook voor ons is! Want hij zoekt de Vader te openbaren aan ‘een ieder’ die hij uitkiest, zodat zij, net als hij, de Vader 'echt' kunnen leren 'kennen', omdat het de Vader ‘behaagt’ dat ook wij zo’n relatie zouden genieten. Maar net als Jezus moeten wij getuigenis geven ‘als lammeren te midden van wolven’ aangezien ons partnerschap met de Vader onzichtbaar is. Meer nog, de kracht die door ons heen stroomt – terwijl wij zijn autoriteit uitoefenen – heeft niets met ons te maken! Dus na een succesvolle tijd van getuigen in partnerschap met hem, moeten we reageren zoals Jezus deed: door onze Vader te belijden als de Ene die zulke wonderen door ons openbaarde. Ook wij moeten er voor kiezen om ons te ‘verheugen in de Heilige Geest’ over de eeuwigheidsrelatie die wij genieten met de Vader, en niet in de manifestaties van bovennatuurlijke macht die we gezien hebben.

Wanneer onze vreugde gerelateerd is aan manifestaties van macht, dan is de kans groot dat we teleurgesteld zullen raken wanneer Jezus ons het ‘voorrecht’ geeft om te delen in zijn lijden (Fil. 1:29; Kol. 1:24). Degenen die altijd onmiddellijke overwinning verwachten of ‘opeisen’ zullen niet in staat zijn te ‘volharden’. Als mede-erfgenamen met Jezus moeten wij ook verwachten met hem te lijden (Med.#5), zelfs wanneer wij machtige dingen doen. Overwinning in Jezus betekent het overwinnen van ‘heel de macht van de vijand’, en omsluit het staan in de autoriteit en vreugde van een onverwoestbare relatie met de Vader (Med.#37) met de vaste overtuiging dat ons zelfs in de duistere tijden geen eeuwige ‘schade’ zal overkomen. Wanneer we ten volle de aard van deze relatie met de Vader bevatten, die Jezus zowel aan ons als in ons openbaart, dan zijn we waarlijk ‘gezegend’.

En we zijn in staat om te ‘rusten’ terwijl we wandelen met de Vader onder Ă©Ă©n ‘juk’ met Jezus, als onze Oudste Broer. Echter, veel discipelen ontbreekt het nog steeds aan een openbaring van de zekerheid die wij in deze relatie genieten, en zij ervaren hun pogingen tot ‘getuigen’ of tot ‘Christelijk werk’ als een loodzware taak en last. Dus streven zij naar ‘meer kennis’ om ‘het werk van de Heer’ te kunnen uitvoeren. Maar hier legt Jezus zijn discipelen uit dat de Vader deze dingen niet onthult aan ‘de wijzen en verstandigen’. Of zij vragen om ‘meer kracht’ of ‘meer geloof’. Maar bij een andere gelegenheid legt Jezus zijn discipelen uit dat geloof niet draait om grootte of kwantiteit, want zelfs geloof dat niet groter is dan een ‘mosterdzaadje’ kan bergen verzetten. En hij illustreert dat met een gelijkenis (Luc. 17:5-10). Ik had altijd moeite met deze gelijkenis, want ik dacht dat de les daarin was dat ik over mijzelf moest leren denken als een doodgewone dienaar die vrolijk voortgaat om de ene taak na de andere te vervullen. Maar nu realiseer ik mij dat ik de gelijkenis las door een gebrekkig filter,- door een ‘lens’ die gekleurd was door de neiging van mijn aardse vader om een ‘werkverslaafde’ te zijn in het dienen van Jezus.

Nu zie ik in dat de meester de dienaar niet zomaar een andere taak opdraagt. Nee, hij vertelt hem zich 'gepast te kleden' en de meester te 'dienen' terwijl deze zijn maaltijd nuttigt. Wij hebben niet ‘meer geloof’ nodig om meer werk te kunnen doen. Wij hebben geloof nodig om Jezus’ ‘juk’ van partnerschap met de Vader op ons te kunnen nemen, zodat wij, wanneer wij Jezus dienen ook kunnen leren hoe we aan de Vaders tafel moeten zitten en eten zoals Jezus deed. Want het is zijn bedoeling dat wij daar hier al een begin mee maken, terwijl onze vijanden nog rondom ons zijn (Luc. 22:28-30, Med.#67, Ps. 23:5),- met name na een tijd van krachtig getuigen. Als je op mij lijkt dan weet je niet automatisch hoe je zo’n werkelijke verfrissing en rust in de aanwezigheid van de Vader moet binnengaan! Jezus vertelt ons dat wij die rust moeten beginnen met onze eeuwigheidsrelatie met onze Vader te vieren, en hem dan vreugdevol te danken in Jezus’ naam voor alle machtige dingen die hij gedaan heeft door onze woorden en onze daden (Med.#81).

Wanneer we bidden voor het uitzenden van meer arbeiders in de oogst, laten we dan ook bidden dat ook zij een openbaring van de Vader zullen ontvangen wanneer zij vreugdevol werken en rusten in hun getuigen samen met hem, en met Jezus.

HET WOORD BIDDEN

Dank u, Vader, dat u mij deze dingen geopenbaard hebt door Jezus. Dank u dat u mij autoriteit gegeven heeft in Jezus om uw zoon/dochter te zijn door de Geest. Ik kies er voor om mij niet te verheugen in bovennatuurlijke tekenen van macht, maar in het weten dat mijn naam geschreven staat in de hemel, en mij te verheugen in de Geest omdat u mij kent en ik u ken,- zelfs als anderen dat niet kunnen zien. Zendt meer arbeiders uit in de oogst, Heer Jezus, maar openbaar de Vader alstublieft ook aan hen. (Luc. 10:19-22; Joh. 1:12-13; 3:5-6; Matt. 11:27; 9:28)