(78)
Bijbelse invloed in de maatschappij in partnerschap met de Vader
De FarizeeĂ«rs vertegenwoordigden een religieuze beweging die toegewijd was aan het toepassen van de Schrift op ieder aspect van het Joodse maatschappelijke en persoonlijke leven. Echter, zij bezagen âde overlevering van de oudsten (hun voorvaders)â als een Gesproken Thora die evenveel autoriteit had als de Geschreven Thora. Toen zij Jezusâ discipelen een keer bekritiseerden voor het niet naleven van deze overleveringen, wees Jezus hen er op dat zij deze mondelinge overleveringen regelmatig meer gewicht gaven dan Gods geschreven woord. Daarmee, en omdat zij niet meegingen in het nieuwe dat God aan het doen was door Johannes de Doper en Jezus, beantwoordden zij en de Wetgeleerden niet aan Gods doel voor hen als onderwijzers van de Schrift. Hun hypocriete vasthoudendheid aan menselijke overleveringen, terwijl zij beweerden trouw te zijn aan Gods woord, is een indicatie dat zij niet âgeplantâ waren door de Vader. Dus waarschuwt Jezus zijn discipelen dat zij zich verre moeten houden van zulke Bijbelleraars aangezien deze zich gedragen als degenen die âgeplantâ zijn door de boze, die op een dag âuitgeruktâ zullen worden,- zoals het ratelgras in Jezusâ gelijkenis van het koninkrijk van de Vader (Med.#17). Invloed hebben in de maatschappij heeft niet zo zeer te maken met het onderwijzen van Bijbelse principes als wel met het werken in partnerschap met de Vader op de plek waar hij ons geplant heeft. - JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten:Â MatteĂŒs 15:13
Schriftgedeelte: Matt. 15:1-4,7-9,12-14, 18,20; Marcus 7:1-4,11-17,21-23; Lucas 7:30
Introductievideo duur:Â 01:07
SCHRIFTGEDEELTE
MARCUSÂ (7:1,2 GH)
Dan verzamelen zich bij hem de Farizeeërs en sommigen van de Schriftgeleerden, die vanuit Jeruzalem gekomen waren, ·en zij zien dat sommigen van zijn discipelen met "onreine"... handen brood eten.
MATTEĂSÂ (15:1b-2 GH)
Zij zeggen: ·âWaarom overtreden jouw discipelen de overlevering van de oudsten? Want zij wassen hun handen niet wanneer zij brood eten.â
MARCUSÂ (7:3-4 GH)
Want de Farizeeërs, en alle Judeeërs, houden vast aan de overlevering van de oudsten en eten nooit zonder eerst flink hun handen te wassen. ·Van de markt komend eten zij niet zonder zich eerst grondig te wassen. En vele andere dingen zijn er die ze hebben aangenomen om aan vast te houden: zoals het grondig wassen van drinkbekers, kannen, koperen serviesgoed en aanligbanken.
MATTEĂS (15:3-4 GH)
Maar Jezus antwoordt hun en zegt: âEn waarom overtreden jullie, door jullie overlevering, het gebod van God? ·Want God zegt: âEer uw vader en uw moederâ [Ex. 20:12; Deut. 5:16], en âWie vader of moeder vervloekt moet ter dood gebracht wordenâ [Ex. 21:17; Lev. 20:9].â
MARCUSÂ (7:11-13 GH)
âJullie echter zeggen: âWanneer een mens tot vader of moeder zegt: 'Korban', om daarmee aan te geven: het is 'een offergave voor God', al wat u maar van mijn kant van nut zou kunnen zijnâ,- ·dan laten jullie hem al niet meer iets doen voor zijn vader of moeder, ·en ontkrachten zo het Woord van God door jullie overlevering. En jullie doen meer van dergelijke dingen.â
MATTEĂS (15:7-9 GH)
âHuichelaars! Hoe passend heeft Jesaja over jullie geprofeteerd toen hij zei: ·âDit volk eert mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van mij. ·Daarom vereren zij mij vergeefs, zolang zij in hun onderricht menselijke instructies onderwijzenâ [Jes. 29:13].â
MARCUSÂ (7:14-15,17)
En de schare bijeenroepend zegt hij tot hen: âHoort naar mij, jullie allen, en verstaat. ·Er is niets dat van buiten een mens binnenkomt dat hem onrein kan maken; alleen de dingen die uit hem komen, die zijn het die de mens onrein maken.â
·Als hij een huis is binnengegaan, bij de schare vandaan, vragen zijn discipelen hem naar deze gelijkenis.
MATTEĂS (15:12b-14, 20b,18 GH)
Zij zeggen: âWas u zich er van bewust dat de FarizeeĂ«rs er aanstoot aan namen, toen zij dat woord hoorden?â ·Hij antwoordt: âElke plant die niet is geplant door mijn hemelse Vader moet worden uitgerukt. ·Houd je verre van hen! Blinden zijn het die blinden de weg wijzen; maar wanneer een blinde een andere blinde de weg wijst, dan zullen beiden in een gat vallen⊠·Met ongewassen handen eten maakt een mens niet onrein⊠·Maar de dingen die voortkomen uit de mond, komen uit het hart, en die kunnen een mens onrein maken.âÂ
MARCUSÂ (7:21-23 GH)
âWant van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen boze overleggingen naar buiten zoals: ontucht, diefstal, moord, overspel; ·daden van hebzucht, van kwaadaardigheid, van bedrog, van losbandigheid, van afgunst, van hoogmoed, van dwaasheid en laster. ·Al deze boze dingen komen van binnenuit naar buiten en maken een mens onrein.â
LUCASÂ (7:30a GH)
âDe FarizeeĂ«rs en de Wetgeleerden hebben Gods doel voor hen verworpen door zich niet door Johannes te laten dopen.â
MATTEĂS (13:52 GH)
Maar (Jezus) zegt tot hen: âIedere Schriftgeleerde die tot discipel gemaakt is in het koninkrijk der hemelen lijkt op een huiseigenaar die uit zijn schatkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.â
MEDITATIE
In de bovenstaande teksten is sprake van drie typen geestelijke leiders. Schriftgeleerden waren opgeleid in het kopiĂ«ren van de geschreven Schrift; dus werden zij in de Joodse maatschappij gerespecteerd om hun kennis van de Bijbel. âWetgeleerdenâ waren het meest gerespecteerd onder de Schriftgeleerden vanwege hun grotere kennis van de Schrift. En degenen die behoorden tot de beweging van de FarizeeĂ«rs hadden zelfs nog meer maatschappelijke macht vanwege hun gedetailleerde kennis van zowel de geschreven Schrift als de mondelinge overlevering over hoe Gods Woord (in het bijzonder de Thora) uitgelegd en in praktijk gebracht zou moeten worden. In de tijd van Jezus echter hadden de FarizeeĂ«rs deze mondelinge âoverlevering van de oudstenâ (of âoverlevering van de vaderenâ, Gal. 1:14) verheven tot een status die gelijk stond aan de geschreven Schrift.
Volgens de chronologie van Marcus lijkt de bovenstaande gebeurtenis plaats gevonden te hebben in Galilea, en de aanwezige Schriftgeleerden en FarizeeĂ«rs waren JudeeĂ«rs uit Jeruzalem. Merk op dat hun nadruk op de mondelinge overlevering een sterke invloed had op de Judese maatschappij, en nu willen zij deze overlevering ook opleggen aan Jezus en zijn Galilese discipelen. Jezus weerstaat hen echter door aan te tonen dat zelfs heel oude overgeleverde interpretaties van Gods geschreven Woord ditzelfde Woord kunnen tegenspreken, en dat degenen die deze âoverlevering van de vaderenâ onderwijzen uiteindelijk mensen kunnen misleiden,- in ongehoorzaamheid aan God en weg van de ware aanbidding van de Vader. Als voorbeeld laat Jezus zien hoe Ă©Ă©n zoân overgeleverde interpretatie van een aantal passages in de geschreven Thora â over âKorbanâ, offers en eden waarbij bepaalde zaken aan God worden toegewijd â in feite twee andere dingen tegenspreekt die God in de Thora gezegd heeft. Nu heeft Jezus op zich niets tegen overlevering, maar wel tegen de hypocrisie van lippendienst aan de autoriteit van Gods geschreven Woord, terwijl tegelijkertijd bepaalde teksten daarin genegeerd worden, die in tegenspraak zijn met de overgeleverde menselijke interpretaties ervan, die de macht van religieuze instituties ondersteunen. Vervolgens spreekt hij er over hoe menselijke overleveringen â door hun focus op correcte bewoordingen en rituele details â vaak de nadruk van de Bijbel verhullen op het meer ernstige zondige gedrag dat de ware staat van ons hart tegenover God reflecteert.
Ten tweede impliceert Jezus dat God een doel heeft voor allen die zijn Woord onderwijzen,- zoals deze FarizeeĂ«rs en Wetgeleerden. Daarom vertelt hij zijn discipelen dat zij hen moeten respecteren en zulke Bijbelleraars zelfs moeten gehoorzamen wanneer zij uitspraken doen die daarop gebaseerd zijn,- omdat zij âop de zetel van Mozes zittenâ. Maar zijn discipelen moeten niet hun hypocriete praktijken volgen, en zij moeten zich verre houden van zulke leraars (Med.#68). Want door hun hypocrisie in het stellen van hun eigen religieuze overlevering en interpretaties boven de autoriteit van de Schrift zelf â en doordat zij zich niet door Johannes hebben laten dopen â hebben deze leraars zichzelf gediskwalificeerd als een âplantingâ van de Vader. Dit herinnert ons aan Jezusâ gelijkenis van het âratelgrasâ, waar de âzonen (en dochters) van het koninkrijkâ die Jezus âgezaaidâ had in de wereld gesteld worden tegenover de âzonen (en dochters) van de bozeâ die hij in de wereld âzaaitâ. Het doel van de Vader voor alle Bijbelleraars is dat zij zich gedragen als ware zonen en dochters, âgeplantâ als discipelen van Jezus die met hem en met al zijn broeders en zusters werken aan de transformatie van de wereld in het gezinskoninkrijk van hun Vader (Med.#17). Toch zijn er ook vandaag de dag veel Christenen en Christelijke leraars die zich gedragen zoals deze FarizeeĂ«rs. Hoewel zij beweren te werken aan de transformatie van de maatschappij naar Bijbelse principes, zijn hun onderwijs en richtlijnen gebaseerd op een selectieve interpretatie van de Schrift en op eigentijdse politieke ideologieĂ«n.
Toch wijst Jezus zulke Bijbelleraars uiteindelijk niet bij voorbaat van de hand; want hij zegt dat ook zij nog steeds een krachtige maatschappelijke invloed kunnen hebben, indien zij grondig âtot discipel gemaakt worden in het koninkrijkâ (zie Med.#87). Iedere overlevering van Joodse en Christelijke denominaties heeft iets âoudsâ om bij te dragen aan de invloed van Gods koninkrijk in de wereld. Maar dit moet gecombineerd worden met de ânieuweâ dingen die Jezus bracht, als âde Zoon van Godâ gezalfd door de Heilige Geest, opdat hij ons kon zalven met dezelfde Geest, als zijn volwassen mede-erfgenamen in het koninkrijk van onze Vader (Med.#26, Med.#55 en Med.#5). Saulus van Tarsus is een uitstekend voorbeeld van een FarizeeĂ«r die zowel grondig onderlegd was in âde overlevering van de vaderenâ alsmede in de Schrift (Gal. 1:14; Fil. 3:5-6). Als discipel van Jezus had hij daardoor een enorme invloed op veel maatschappijen in zijn tijd,- alsook via mensen die hij onderwees en voor wie hij een mentor was. Hoewel hij nog steeds waarde hechtte aan de Joodse Schrift en andere oude schatten (Rom. 3:1-2; 9:4-5), moest hij loskomen van de bevoogdende machten van zijn overlevering (Med.#28 enMed.#30), ten einde zijn kennis van de Tenach (OT) om te werken,- zodat zij zou passen binnen de nieuwe openbaring die hij ontvangen had in Christus. (Med.#28, Med.#6 en Med.#8).
Als discipelen van Jezus moeten we acht slaan op zijn waarschuwing en geen Bijbelleraars volgen die niet zoals Paulus door de Vader âgeplantâ zijn,- zij die weigeren om belangrijke teksten in Gods Woord zelfs maar te overwegen of toe te passen, onder de leiding van de Heilige Geest, alleen maar omdat zij niet passen binnen hun overgeleverde religieuze of theologische systeem. Zulke âblindeâ leraren zullen uiteindelijk worden âuitgeruktâ, maar niet direct (zie Med.#17). Volwassen worden betekent zelf gegrondvest worden in Gods Woord, met de hulp van Bijbelleraars die het wel benaderen als volwassen zonen en dochters van de Vader (Joh. 6:45, Med.#61) en niet als slaven van een specifiek religieuze of theologisch overlevering. Bijbelse invloed hebben in onze maatschappij heeft meer te maken met hoe wij het Woord toepassen in partnerschap met de Vader op de plek waar hij ons âplantâ, dan met het onderwijzen van Bijbelse principes (Med.#87).
HETÂ WOORD BIDDEN
Vader, aangezien wij nu leven door de Geest, help ons dan om ons ook op te stellen onder de Geest als wij leren om betere hoorders en daders van uw Woord te worden,- opdat wij waarachtige discipelen mogen worden die wonen in het Woord van Christus, als vrije, volwassen zonen en dochters, die niet langer kinderlijke slaven zijn van de elementaire machten van deze wereld en van menselijke overleveringen. (Gal. 5:25; Jak. 1:22; Joh. 8:31-32; 2 Kor. 6:18; Gal. 4:3,7; Kol. 2:8)