Het Goede Nieuws leren delen in een Moslim context
Jim Mellis
Dit artikel werd in verkorte vorm voor het eerst gepubliceerd in Mekka en Mokum III, een uitgave van Evangelie en Moslims, Amersfoort, 2002. Datzelfde jaar werd het in het Engels in twee delen, zoals hieronder, gepubliceerd in opeenvolgende edities van World Christian News, Colorado Springs. (Nederlandse vertaling: Wilma Siewersâvan der Veen, 2014)
Deel 1
Don en Carol Richardson hadden lang genoeg onder het Sawi volk in Indonesië gewoond om hun taal te leren. Maar toen ze probeerden het Evangelie met hen te delen, kregen ze het gevoel dat het een onmogelijke opdracht was.[i] Terwijl ze een chronologisch verhaal van het leven van Jezus vertelden, werd Don onderbroken door Sawi gejuich toen hij bij het gedeelte kwam waar Judas Jezus verraadde. Judas was de held van het verhaal, een voorbeeldig Sawi man, omdat hij in staat was geweest om drie jaar lang net te doen alsof hij vriendschap had met Jezus, het ongelukkige slachtoffer, voordat hij hem verraadde tot de dood.
Na een aantal jaren van vriendschapsopbouw onder de Moslimimmigranten in Amsterdam, in de jaren tachtig, hadden mijn vrouw en ik soortgelijke gevoelens toen we het Evangelie probeerden te delen met onze Marokkaanse vrienden. Het Evangelie wat ik geleerd had uit te dragen â dat ik het verdiende om te sterven voor mijn zonden, maar dat God zo veel van me hield dat hij zijn Zoon stuurde om te sterven in mijn plaats â had geen betekenis voor mijn Marokkaanse vrienden. Zij wisten van Jezusâ geboorte en leven en dat hij een profeet van God was. Maar omdat God geen vrouw kan hebben, kon hij ook geen zoon hebben. Verder was Jezus niet aan het kruis gestorven. Het was ook niet nodig dat God een middelaaroffer tot stand bracht om ons te vergeven, want hij is: Allahu-akbar (God is groter). Hij vergeeft eenvoudigweg omdat hij De Barmhartige is. Hoewel Adam en Eva vanwege hun zonden uit het Paradijs verbannen werden, had dat niet een radicale scheiding teweeg gebracht tussen God en mensen. God weet dat we zwak zijn en geneigd te zondigen. Wij worden eenvoudigweg hier op aarde getest om te zien of we God willen erkennen en ons willen overgeven aan hem.
Maar in geen enkele menselijke cultuur heeft God zich onbetuigd gelaten (Hand. 14:16-17). Dit is wat de Richardsons leerden door het leven onder de Sawi en wat wij geleerd hebben door het wonen onder de Marokkanen in Amsterdam. We hebben niet alleen een weg gevonden om het Evangelie begrijpelijk te maken in hun culture context, maar onze eigen ogen werden geopend in het proces van het zien van nieuwe aspecten van het Evangelie in de Bijbel,- dingen waarvoor we door ons eigen cultureel gekleurde lezen van het Evangelie blind waren. Onze Marokkaanse buren hebben gelijk wanneer ze zeggen: Allahu-akbar. God is daadwerkelijk groter dan de beperkingen van de menselijke cultuur: hun cultuur en onze cultuur.
HETÂ ONTDEKKEN VAN CULTURELE âWEGWIJZERSâ NAAR HET EVANGELIE
Als er in elke cultuur wegwijzers naar het Evangelie zijn, hoe ontdekken we die dan? Wij moeten doen wat Jezus deed in Samaria (Joh. 4:1-43). We moeten voorbereid zijn om te wachten (4:6). Dat is met name moeilijk voor drukke Westerlingen. Ook moeten wij naast mensen gaan zitten, naar hen luisteren en hen vragen stellen (4:6-7; zie ook Lucas 2:46). En we moeten voorbereid zijn om woorden en beelden te gebruiken vanuit hun leven en cultuur, in plaats van vast te houden aan de termen en beelden die wij gewend zijn te gebruiken. In tegenstelling tot de Joden van zijn dagen, die weigerden âde schalen te gebruiken die de Samaritanen gebruikt haddenâ (een andere mogelijke vertaling van Joh. 4:9 volgens de Engelse NIV kanttekening), was Jezus niet alleen bereid een Samaritaanse drinkbeker te gebruiken, maar ook om hun bronwater te gebruiken als een beeld van het geschenk dat God wilde geven aan de Samaritanen (4:10-14). Door te luisteren naar zijn buren en het observeren van hun leven ontdekte Don Richardson het beeld van het Vredeskind in de Sawi cultuur, met als resultaat dat het Evangelie betekenis voor de Sawi kreeg.
Wanneer we bij onze Marokkaanse vrienden op bezoek waren en naar hen luisterden, begonnen we hen vragen te stellen. Was er geen zonde in de culturele context van onze Marokkaanse vrienden waarop wel de doodstraf stond? We hoorden dat een dochter gedood kon worden voor seksuele relaties buiten het huwelijk, omdat dit schaamte en schande bracht over de familienaam. De verantwoordelijkheid voor het ter dood brengen en daardoor herstellen van de familie-eer lag meestal bij de oudste zoon in de familie. Hoe zat dat met zonen? Konden zij ook schaamte en schande brengen over de familienaam? Ik hoorde eens een jonge Marokkaan vertellen hoe hij in woede zijn vader in het gezicht had geslagen, en ik merkte de geschokte reacties op van de andere Marokkaanse jongeren die dat hoorden. Sommige zonden worden naar het schijnt niet slechts behandeld als menselijke zwakheid.
Om dit verder te onderzoeken, vroeg ik een andere jonge Marokkaan: Wat zou er gebeuren als jij zo kwaad zou worden op je vader dat je hem in het openbaar in het gezicht zou slaan? Zijn ogen werden groot van schrik en hij antwoordde: In vroeger dagen zou ik er voor gedood kunnen worden. Dat zou vandaag de dag niet gebeuren, maar ik zou wel weggestuurd moeten worden. Als ik in mijn vaders huis zou blijven, of zelfs in dezelfde stad, dan zou de schaamte op hem en op de familie zijn. Om de eer van de familienaam te beschermen, zou ik weggestuurd moeten worden.
Terwijl ik luisterde, moest ik denken aan Adam en Eva die weggestuurd werden uit de tegenwoordigheid van God in de Hof van Eden. Toen vroeg ik hem: Zou je vader je ooit kunnen vergeven en je terughalen? Zijn antwoord verraste me: Ja, maar hij zou echt ontzettend veel van me moeten houden, omdat het betekent dat hij de schaamte en schande van mijn daad op zichzelf zou nemen. Het kwartje begon bij mij te vallen, dus vroeg ik opnieuw aan hem: Zou hij in staat zijn om iets te doen om de familie-eer terug te krijgen? Of blijft de familie voor altijd met de schaamte zitten? Een moment was hij stil en toen antwoordde hij: Hij zou moeten sterven. Als hij sterft, sterven de schaamte en schande met hem.
Toen mijn Marokkaanse vriend deze woorden sprak, herinnerde ik me wat ik geleerd had over de verantwoordelijkheid van de oudste zoon om de eer van de familie te bewaken. Was dit een beeld binnen de Marokkaanse cultuur, en wellicht ook bekend onder andere Moslimculturen, wat gebruikt zou kunnen worden â zoals Jezus de bron van Sichar gebruikte â om hen het Evangelie bekend te maken? Zou ik de kern van het Evangelie veranderen als ik zoân beeld zou gebruiken? Zouden Marokkanen in staat zijn om het verband te leggen met het beeld van God als Vader en ons als zijn zonen en dochters?
EEN NIEUW ASPECT VAN HET EVANGELIE ONTDEKT
De Samaritaanse vrouw stond er niet direct voor open om Jezus te zien als de Messias op wie de Samaritanen wachtten (Joh. 4:25-29). Zij verwachtte dat Jezus haar, net als andere Joden, zou vertellen dat ze haar godsdienst moest veranderen (4:20-21). Maar Jezus verraste haar door haar te vertellen dat het Evangelie niet gaat over het veranderen van godsdienst, maar over de komst van een Nieuwe Tijd in Gods voornemen voor alle volken (4:21,23). In plaats van een religieuze correctie bracht Jezus de openbaring van het Mysterie dat van de eeuwigheden af verborgen was geweest. (Ef. 3:4,5-9).
Wat was dit mysterie? Dat door het Evangelie de volken[ii] âmede-erfgenamenâ zijn (3:6). Er zijn vier aspecten aan dit âmysterie van het Evangelieâ (6:19). Ten eerste, voordat de Messias kwam, waren de volken nog geen erfgenamen van God. Ten tweede, de volken wisten nog niet dat dit hun ingeschapen bestemming was.
Hoewel de Joden een vaag idee hadden dat ze uitverkoren waren voor deze bestemming (Ex. 5:22; Ef. 1:11), waren ze nog steeds âniet beter af dan slavenâ omdat zij leefden onder de voogdij van de Wet. Zij konden de beloofde erfenis nog niet aanraken (Gal. 4:1-3). Ten derde, deze erfenis was noch alleen voor IsraĂ«l, noch alleen voor individuen. Het is voor etnische groepen: alle volken. Ten vierde, het moet gezamenlijk ontvangen worden.
Dus is het niet alleen bekering tot vergeving van zonden wat bekend gemaakt moet worden aan alle etnische groepen (Luc. 24:47), maar het volledige âmysterie van het Evangelieâ moet ook bekend gemaakt worden (Ef. 6:19). Hoe heeft Jezus het mysterie van het Evangelie gedeeld met de Samaritanen? Hij vertelde de Samaritaanse vrouw dat âde Tijd gekomen wasâ dat zij en haar gehele etnische groep[iii] God zouden kennen en aanbidden als hun Vader, implicerend dat dit een nieuwe openbaring was, en dat het gezamenlijk met gelovige Joodse broeders en zusters zou gebeuren (Joh. 4:21-24). Vertelde Jezus hen dat hij het Lam van God was, dat gekomen was om hun zonde op zich te nemen? Zo ja, dan heeft Johannes het niet opgeschreven.
Wat ik van Jezus en mijn Marokkaanse vrienden geleerd heb, is dat in sommige culturen eerst een openbaring van de Vader nodig is, voordat het kruis betekenis voor hen kan krijgen. In een Marokkaans culturele context heeft de zonde van een dienstknecht of slaaf geen effect op de naam van de meester. Maar de zonde van een zoon of dochter wel op de naam van de vader. God als de opperhoogste Meester zal ons vergeven â of niet vergeven â omdat wij voor hem slechts slaven zijn. Maar als God onze Vader is, dan heeft onze zonde schaamte en schande over zijn naam gebracht, en dan zal de komst van Gods Woord als de Oudste Broer om voor ons te sterven wel betekenis krijgen.
VOETNOTEN
[i] Don Richardson, Vredeskind, Hoenderloo, Novapres: 2003
[ii] Het Griekse woord ta ethne in dit vers wordt gebruikelijk vertaald met âde heidenenâ, maar betekent eigenlijk âvolkenâ of etnische groeperingen.
[iii] Het Joodse âvolkâ (Joh. 11:51; Hand. 10:22) en het Samaritaanse âvolkâ (Hand. 8:9) worden beiden in het Grieks aangeduid als een ethnos, vandaar dat Joden en Samaritanen in dit artikel worden gezien als verschillende etnische groeperingen.
Deel 2
In het eerste deel van dit artikel hebben we kunnen zien dat het onteren van de familienaam een thema binnen de Marokkaanse cultuur (en vele andere Moslimculturen) was dat ons in staat stelde om te spreken over zonde en het kruis. Een Marokkaanse dochter die schande brengt over de naam van haar vader (de familienaam) kan gedood worden door haar oudste broer. Een zoon die schande brengt over de naam van zijn vader, wordt misschien niet langer gedood, maar moet wel weggestuurd worden om de eer van de familie te redden.
Over zonde tegen God wordt gewoonlijk niet in deze termen gedacht, omdat het Moslimonderwijs de nadruk legt op God als Heer en Meester, en menselijke wezens als dienstknechten of slaven. De zonde van een dienstknecht of slaaf tegen zijn of haar meester heeft geen invloed op de naam van de Meester. Omdat de Meester zoveel meer is dan de slaaf, vergeeft hij deze gewoonweg als hij daar zin in heeft. Of hij doet het niet. Een middelaaroffer lijkt onnodig. MAAR als menselijke wezens geschapen zijn om Gods zonen en dochters te zijn, dan zou de consequentie van de menselijke zonde in de ogen van een Moslim veel ernstiger worden. En de verbanning van Adam en Eva uit Eden zou het gevolg zijn van het brengen van schaamte en oneer over de naam van hun Vader.
Voordat we gaan verkennen hoe we dit kunnen gebruiken in het delen van het Evangelie, moeten we eerst kijken naar de aard van het Evangelie. Wat is het Goede Nieuws dat we mogen delen met Moslims,- en feitelijk met mensen uit alle etnische groepen, inclusief de onze? Toen ik opnieuw het Goede Nieuws onderzocht dat Jezus deelde met de Samaritaanse vrouw, ontdekte ik dat hij twee aspecten van het Evangelie benadrukte die in mijn opleiding onderbelicht waren gebleven. En het aspect van het Evangelie waarop ik de nadruk had leren leggen, werd feitelijk door Jezus onderbelicht in zijn eerste verkondiging van het Evangelie.
Jezus begon niet met het spreken over zonde en de noodzaak voor verlossing die hij kwam brengen door het kruis. Zelfs toen hij een âwoord van kennisâ deelde aangaande de fouten uit het verleden en de huidige zondige relatie van de vrouw (Joh. 4:17-18), gebruikte hij dat niet om haar zonden en de noodzaak voor bekering te benadrukken. Tenminste, niet als eerste. Eigenlijk gebruikte hij dit woord om te benadrukken dat wat zij vertelde waar was, niet om te benadrukken waar ze fout zat. In zijn verkondiging van het Evangelie lag de nadruk op het feit dat hij een âgeschenk van Godâ voor haar had (4:10), omdat er een Nieuwe Tijd was aangebroken waarin alle volken, inclusief de Samaritanen, de Vader zouden mogen kennen en hem gezamenlijk zouden aanbidden in Geest en Waarheid (4:21-24). De Samaritanen leerden Jezus wel kennen als âde redder van de wereldâ (4:42), maar dit was niet het thema van het Evangelie dat Jezus als eerste gebruikte.
Waarom begon Jezus niet met het thema âverlossing van zondenâ? Misschien omdat de Samaritanen daarin slechts een vernieuwde poging van de kant van de Joden gehoord zouden hebben om het geloof van de Samaritanen te corrigeren. Dat is wat de Samaritaanse vrouw verwachtte (4:20).
Maar er is nog een andere reden, die duidelijk wordt in Paulusâ brief aan de EfeziĂ«rs. Het Evangelie heeft niet Ă©Ă©n, maar drie themaâs. En twee daarvan zijn door God verborgen gehouden van voor de grondlegging van de wereld tot de komst van Jezus en de Geest: het thema dat mensen uit alle volken erfgenamen zijn en het thema dat alle volken mede-erfgenamen zijn (Ef. 3:2-6,9) om als Ă©Ă©n lichaam in hun gezamenlijke aanbidding de rijkgeschakeerde wijsheid van God bekend te maken (3:10). Paulus verwijst naar deze themaâs als zijnde âhet Mysterieâ (3:2-6; 6:19) omdat er een openbaring voor nodig is om ze te zien.
In het spreken over dit mysterie grijpt Paulus terug op wat hij al eerder geschreven heeft (3:3) dat de geestelijke zegeningen van het Evangelie dat we ontvangen hebben niet slechts Ă©Ă©n, maar drie themaâs omvatten. En daarbij behandelt hij de âverlossing door zijn bloedâ als het tweede van deze drie themaâs (1:7-8) en niet als het eerste of enige thema van het Evangelie. Het eerste thema is dat God menselijke wezen uitgekozen heeft om zijn zonen en dochters te zijn, en dat het hun bestemming is om op een dag de âaanstelling als zonenâ (huio-thesia) te ontvangen door Jezus Christus (1:4-6). Het derde thema gaat er over dat God alle dingen, inclusief alle volken, in Ă©Ă©n Lichaam samen zal brengen onder Christus als hoofd (1:9-10). Een nadere beschouwing van Paulusâ gebruik van het Griekse woord huio-thesia in Galaten 4:5 laat zien dat hij niet spreekt over adoptie (hoewel het door Griekse schrijvers in zijn tijd wel als zodanig gebruikt werd), maar dat hij â vanuit zijn Hebreeuwse wereldbeeld â dit woord gebruikte om te duiden op de âdoor de Vader tevoren vastgestelde tijdâ waarop minderjarige kinderen meerderjarig en âerfgenamen van Godâ zouden worden (Gal. 4:1-7; Rom. 8:14-17),- onze bestemming sinds de grondlegging van de wereld.
HET DELEN VAN ALLE DRIE DE THEMAâS VAN HET EVANGELIE
Omdat het eerste en derde thema van het Evangelie (dat mensen uit alle volken erfgenamen en mede-erfgenamen worden) opzettelijk door God verborgen waren gehouden, kunnen we niet verwachten dat onze Moslimvrienden automatisch zullen begrijpen dat God hun Vader is en dat mensen uit alle etnische groeperingen (of zij nu als Moslim of als Christen opgevoed zijn) bestemd zijn om gezamenlijk de Vader te aanbidden in Geest en in Waarheid. Deze themaâs moeten zodanig gebracht worden dat de Geest kan openbaren dat in Jezus de Nieuwe Tijd van erfdeel en multiculturele aanbidding aangebroken is.
Net zoals Jezus deed in Samaria kunnen ook wij onze presentatie van het Evangelie aan onze Moslimvrienden beginnen met het spreken over het âgeschenk van Godâ (Gr. dorean ton theo) dat als levend water in de gelovige âopwelt tot eeuwigheidslevenâ (Joh. 4:10,14). Jezus doelde op de Heilige Geest (Joh. 7:38-39; Hand. 8:21) die ons in staat stelt om de Vader te kennen Ă©n die de âeerstelingsgaveâ is van ons erfdeel als volwassen zonen en dochters. Of we kunnen spreken over een plaats voor Marokkanen in het huisgezin van de Vader. Door eerst over deze themaâs te spreken maakte Jezus duidelijk dat het Evangelie niet bedoeld was als een Joodse correctie van het geloof en de geloofsgebruiken van de Samaritanen.
In plaats van te proberen het geloof en de geloofsgebruiken van Moslims te corrigeren, kunnen ook wij beter samenwerken met de Geest in een verkondiging die onze Moslimvrienden helpt om een openbaring van het mysterie van het Evangelie te ontvangen,- hun bestemming in de Vader. Voor mijn Marokkaanse en Turkse vrienden citeerde ik de profeet Jesaja die zegt dat Gods Woord is als de regen en de sneeuw die neerdalen uit de hemel, omdat het pas dan terugkeert naar de hemel wanneer het zijn doel bereikt heeft. Soms heeft God zijn doel bereikt in de geschiedenis door zijn Woord op de lippen van profeten te leggen. Toen Gods Woord van generatie op generatie geciteerd en herinnerd moest worden opdat zijn doel vervuld zou worden, maakte hij dat het opgeschreven werd in een Boek. Maar toen de Tijd gekomen was om zijn grootste doel te vervullen,- om menselijke wezens vanuit alle volken tot hun ingeschapen bestemming te brengen, zorgde hij ervoor dat zijn Woord uit een vrouw geboren zou worden als de Oudste Broer, de âBloedverwant-Losserâ (Hebr. goĂ«l).[iv]
Dat is waarom we Jezus âZoon van Godâ noemen. Niet omdat we een menselijk wezen verheven hebben tot gelijkheid aan God, maar omdat het mysterie van Gods honderdste naam in Jezus aan ons geopenbaard is. God heeft ons, en niet de engelen of andere wezens, uitgekozen om naar zijn âbeeld en gelijkenisâ zijn zonen en dochters te zijn, opdat zij die getrouw zouden blijken in de dingen van de wereld als âvolwassenâ zonen en dochters in een relatie gebracht zouden worden met hun echte Vader (Luc. 16:10-12). Gods Woord kwam in de persoon van Jezus, zoon van Maria, om te openbaren dat God onze echte Vader is en om ons te tonen hoe onze ware bestemming er uit ziet. Dat is het eerste thema van het Evangelie. En er is een plaats voor zowel Marokkanen als Nederlanders, voor zowel Turken als Amerikanen in deze bestemming. Dat is het derde thema van het Evangelie.
Maar er is een belemmering in het komen tot deze bestemming, ondanks dat de Tijd gekomen is. Dit is de andere reden waarom het Woord van God de âZoon van Godâ of âOudste Broerâ werd. Hij kwam met de verantwoordelijkheid voor het herstellen van de naam van de Vader die Adam en Eva, en al hun afstammelingen na hen,- Moslims, Christenen en andere culturen gelijk, onteerd hadden. Deze Oudste Broer echter kwam niet om ons te doden, maar om zelf alle schaamte en schande die alle menselijke wezens ooit aan de naam van de Vader gebracht hadden op zich te nemen. Dat is waarom hij stierf. Niemand doodde hem door kruisiging; hij gaf zijn leven vrijwillig aan het kruis (Joh. 10:18; 19:30-33) voor alle broers en zussen. Dit tweede thema van het Evangelie wordt pas begrijpelijk voor mensen uit Moslimculturen nadat ze het eerste thema van het Evangelie begrepen hebben.
Als we het Evangelie op deze manier aan onze Marokkaanse vrienden uitlegden, dan was hun reactie ofwel een eerbiedige stilte ofwel de opmerking: âzo heb ik het nog nooit eerder horen uitleggenâ. Net zoals de Samaritanen begonnen zij te overwegen dat Jezus misschien ook hun Messias âzou kunnen zijnâ (Joh. 4:29). Voordat Moslims het Evangelie kunnen aanvaarden, moeten zij eerst een openbaring hebben dat het ook voor hen is.
COGNITIEVE STIJL, LEEFSTIJL
Christenen die het Evangelie willen delen met hun Moslimvrienden en âburen hebben een breder beeld van het Evangelie nodig. Zij moeten meer het voorbeeld van Jezus volgen, zelfs als dat het herzien van de gebruikelijke presentatie die wij in onze cultuur geleerd hebben met zich meebrengt. Als wij het eerste thema overslaan dan zal ons Evangelie hoogstwaarschijnlijk alleen maar overkomen als religieuze correctie. Maar zelfs als we de juiste woorden gebruiken, dan nog moeten we misschien de stijl van onze presentatie en onze leefstijl aanpassen.
In de Westerse cultuur zijn wij er op getraind om ons evangelie te brengen in de vorm van concepten, in een goed doordacht lineair proces. We zijn er niet in opgeleid om verhalen en gelijkenissen te gebruiken om het op een allesomvattende manier te brengen. En we voelen ons er al helemaal niet gemakkelijk bij om te leren vertrouwen op bovennatuurlijke ervaringen om het Evangelie door te geven. Onder de Samaritanen gebruikte Jezus gelijkenissen en een âwoord van kennisâ om zijn presentatie van het Evangelie te beginnen.
In mijn pogingen om het Evangelie te delen met mijn Marokkaanse vrienden ontdekte ik dat zij meer aandacht schonken aan wat ik bad, of citeerde uit het Woord, dan aan welke redenering dan ook. En een video met het verhaal van de âverloren zoonâ bereikte meer dan de gebruikelijke evangelisatieconcepten. Daarom heb ik ook mijn eigen, op hun cultuur toegespitste, verhalen geschreven.[v]
Ten laatste moest ik leren dat mijn Marokkaanse en Turkse buren mij altijd gadesloegen. Ik ontdekte dat mensen die niet veel literatuur lezen vaak heel goed zijn in het lezen van mensen. Als mijn leefstijl geen overeenstemming vertoonde met mijn verbale presentatie van alle drie de themaâs van het Evangelie, dan zou er geen geloof gehecht worden aan mijn woorden. Bleek uit mijn leefstijl dat ik geloofde dat ik vergeving had ontvangen van God, omdat ik ook vergevingsgezind was jegens hen en anderen? Gaf mijn houding tegenover mijn Moslimburen er blijk van dat ik geloofde dat er voor hen en hun etnische groepering een plaats was om met mij de Vader te aanbidden in Geest en Waarheid? Gaf mijn houding tegenover hen blijk van aanvaarding of van afwijzing? Leefde ik zelf in de Heilige Geest als een âvolwassenâ zoon van mijn hemelse Vader? Of gedroeg ik mij tegenover God nog steeds als een dienstknecht, die angstvallig probeert de voogden van zijn religieuze denominatie en cultuur te behagen?
En jij? Jouw Moslimburen zullen ook naar jou kijken om te zien of je leven overeenkomt met je woordenâŠ
VOETNOTEN
[iv] Paulus zag Jezus als de âOudste Broerâ (Rom. 8:29; Gal. 4:4-6; zie ook Heb. 1:6; 2:10-11). Dat een bloedverwant als âlosserâ (Hebr. goĂ«l) voor zijn broers optrad, was een gebruik dat ook bekend was in de Joodse cultuur (Lev. 25:25; Ruth 2:20) en werd door de profeten gebruikt om te verwijzen naar Jezus (Job 19:25; Jes. 63:16).
[v] In twee boeken: Abu Sharif: Het Mysterie van de Honderdste Naam, en in  Rode Dromer.Â