(42)
Zonen (en dochters) van de opstanding
Na Jezusâ opstanding stuurt de Vader alleen engelen naar de vrouwen die het lege graf bezoeken omdat daarmee een Oudtestamentische profetie in vervulling gaat: 'De Heer geeft het woord; groot is de menigte van vrouwen die de goede tijding brengenâ. Dus werkt Jezus mee met wat hij de Vader ziet doen, en vertoont zich eerst alleen aan de vrouwen. Hij en de Vader willen laten zien dat er iets belangrijkers is aangaande Jezusâ opstanding dan het voldoen aan menselijke maatschappelijke standaards voor bewijs. In Jezusâ tijd was het getuigenis van tenminste twee mannen nodig om iets vast te stellen in een Joodse rechtszaak, en het getuigenis van een vrouw was minder waard dan het getuigenis van een man. Maar wanneer Jezus zich aan al zijn discipelen vertoont dan verwijt hij het hen dat ze de vrouwen niet geloofd hebben! De nieuwe Tijd die ingeluid wordt door Jezusâ opstanding, en zijn eerste boodschap aan ons via Maria, houdt in dat al Jezusâ discipelen â mannen zowel als vrouwen â âerfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christusâ worden. â Johanna Duran-Greve (Duitsland) & Mirela Andras (RoemeniĂ«)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten:Â Johannes 21:17a, 17b,17c
Schriftgedeelte:Â Joh. 20:1-18; MatteĂŒs 28:5-10; Marcus 16:1-2,4-5, 8-14; Lucas 23:55; 24:1,3-6,9-11,13, 18,34,36Â
Introductievideo duur:Â 00:55
SCHRIFTGEDEELTE
JOHANNESÂ (20:1-2a GH)
Vroeg, als het nog donker is, komt Maria de Magdaleense aan bij het grafgewelf en ontdekt dat de steen van het grafgewelf gehaald is. ·Dus rent ze weg.
MARCUSÂ (16:1b,2,4-5 GH)
Maria van Jakobus, en Salome⊠·âŠkomen aan bij het grafgewelf, bij het opgaan van de zon. ·...Zij zien dat de steen... al is weggewenteld. ·Als ze het grafgewelf binnengaan zien ze aan de rechterkant een jongeman zitten, gekleed in een wit gewaad, en ontzag overvalt hen.
MATTEĂSÂ (28:5-7a GH)
De engel zegt tot de vrouwen: âWeest niet bevreesd, want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd werd. ·Hij is hier niet, want hij is opgewekt, zoals hij gezegd had⊠·Gaat snel; vertelt het zijn discipelen.â
MARCUSÂ (16:8 GH)
Naar buiten komend vluchten ze weg van het grafgewelf⊠en zeggen niemand iets, want ze zijn zeer bevreesd.
JOHANNESÂ (20:2b-17 GH)
Maria de Magdaleense gaat naar Simon Petrus en de andere discipel voor wie Jezus diepe genegenheid had, en zegt tot hen: âZe hebben de Heer uit het grafgewelf gehaaldâŠâ ·Dan gaat Petrus naar buiten, met de andere discipel, en ze gaan naar het grafgewelf. ·âŠDe andere discipel⊠komt als eerste aan bij het grafgewelf. ·Hij bukt en ziet de linnen windsels liggen; hij gaat echter niet naar binnen. ·Dan komt ook Simon Petrus... aan. En als hij het grafgewelf binnengaat ziet hij niet alleen de linnen windsels daar liggen, ·maar ook de zweetdoek die zijn hoofd bedekte⊠opgerold op een eigen plek. ·Dan gaat ook de andere discipel naar binnen,⊠ziet het en gelooft⊠·Dan gaan de discipelen weg⊠·Maria echter blijft achter⊠buiten,- wenend. Dan bukt zij neer in het grafgewelf, ·en ziet twee engelen in witte gewaden⊠·Zij zeggen tot haar: âVrouwe, waarom ween je?â âOmdat ze mijn Heer hebben weggehaald,' zegt zij tot hen, 'en ik weet niet waar ze hem hebben gelegd!â ·Dan keert zij om, kijkt achter zich en ziet Jezus daar staan, maar ze weet niet dat het Jezus is. ·Jezus zegt tot haar: âVrouwe, waarom ween je? Wie zoek je hier?â En menend dat het de tuinman is zegt zij tot hem: âHeer, als u hem hebt weggedragen, zeg me dan waar u hem hebt neergelegd, dan zal ik hem weghalen!â ·Jezus zegt tot haar: âMaria!â Zij keert zich om en zegt tot hemâŠ: âLeermeester!â ·Jezus zegt tot haar: âHoud mij niet vast, want ik ben nog niet opgevaren naar de Vader. Maar ga naar mijn broers en zussen[i] en zeg tot hen: ik vaar op naar mijn Vader en jullie Vader, mijn God en jullie God.â
MARCUSÂ (16:9b-10a GH)
Nadat hij... is opgestaan verschijnt hij eerst aan Maria de Magdaleense, bij wie hij zeven demonen heeft uitgeworpen. ·Rondgaande vertelt die vrouw het aan degenen die met hem geweest waren.
JOHANNES (20:18 GH)
Zij verkondigt aan de discipelen dat ze de Heer gezien heeft, en dat hij haar deze dingen gezegd heeft.
MARCUSÂ (16:11 GH)
Maar als zij horen dat hij leeft en door haar gezien is, geloven zij het niet.
LUCAS   ( 23:55a;  24:1b,  3-6a  GH )
Sommige vrouwen uit Galilea⊠·komen bij het grafgewelf⊠·Als ze er binnengaan vinden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. ·Maar⊠zie, daar staan twee mannen bij hen in blinkende gewaden. ·Zij worden bevreesdâŠ, maar deze zeggen tot hen: âWaarom zoeken jullie de Levende bij de doden? ·Hij is hier niet! Hij is opgewekt.â
MATTEĂSÂ (28:8-10a GH)
Zij haasten zich... om het aan de discipelen te verkondigen. ·En zie, Jezus komt hen tegemoet en zegt: âGoedemorgen!â⊠De vrouwen buigen neer in aanbidding⊠·Dan zegt Jezus: âWeest niet bevreesd! Gaat heen, verkondigt het aan mijn broers en zussen[i].â
LUCASÂ (24:9-11,13,18 GH)
Ook zij verkondigen dit alles aan de Elf en al de overigen. Dit waren behalve Maria de Magdaleense, ook Johanna, en Maria van Jakobus, en de overige vrouwen die met hen waren... ·Maar hun uitspraken schijnen het gezelschap van deze mannen wilde verhalen toe, en zij geloven de vrouwen niet... ·Diezelfde dag zijn twee van hen onderweg naar een dorp genaamd EmmaĂŒs⊠·EĂ©n van hen⊠is genaamd Kleopas.
MARCUSÂ (16:12-13 GH)
Aan deze twee onderweg naar een akker vertoont hij zich...bij de wandeling.  ·Ook deze twee, die terugkwamen om het nieuws aan de anderen te vertellen, ...geloven zij niet.
LUCASÂ (24:34,36a GH)
Maar zij die bij de Elf zijn zeggen: âDe Heer is werkelijk opgewekt en is door Simon gezien!â ·En terwijl zij over dit alles spreken, komt Jezus zelf in hun midden staan.
MARCUSÂ (16:14 GH)
Terwijl zij aanliggen verwijt hij hen hun ongeloof en verharding van hart, omdat zij hen die hem gezien hebben nadat hij was opgewekt niet geloofd hebben.
MEDITATIE
Veel mensen die de verslagen over Jezusâ opstanding lezen, zien vijf dingen over het hoofd. Allereerst dat alleen de vrouwen de engelen zien en Jezus ontmoeten, hoewel ook twee mannen (Petrus en Johannes) het graf bezoeken. En dat zo alleen de vrouwen in staat worden gesteld om een eerste ooggetuigenverslag te geven van Jezusâ opstanding en Gods boodschap door te geven aan de andere discipelen. Ten tweede dat de boodschap die Jezus zelf doorgeeft, bestemd is voor al zijn âbroers en zussenâ, en inhoudt dat God zowel hun Vader als zijn Vader is. Ten derde dat in het verslag van Lucas de eerste verschijning van Jezus aan âde Elfâ (allemaal mannen) plaatsvindt meteen nadat een tweede mannelijke getuige van de opstanding, Petrus, genoemd wordt. Ten vierde dat zowel Marcus als Lucas optekenen dat deze voornamelijk uit mannen bestaande groep discipelen noch het getuigenis van de vrouwen geloven noch dat van de twee die terugkeren van EmmaĂŒs,- ondanks dat Ă©Ă©n van hen, Kleopas, een man is. En ten vijfde dat Marcus verhaalt hoe Jezus hen verwijt dat zij deze getuigen âhardnekkig weigerden te gelovenâ (Marc. 16:14 NIV).
De meest aannemelijke uitleg voor hun âverharding van hartâ is dat deze Joodse mannen door de cultuur waarin ze waren opgegroeid niet beter wisten dan dat het getuigenis van tenminste âtwee mannenâ vereist was om een zaak âvast te stellenâ (Joh. 8:17; Matt. 18:16), en dat de niet bij name genoemde reisgenoot van Kleopas op weg naar EmmaĂŒs ofwel zijn vrouw of zijn zuster was. Ook vandaag de dag nog zijn in de meeste culturen veel mannen geneigd om ongewone getuigenissen van vrouwen af te doen als âwilde verhalenâ. Jezus (en de engelen) lijken bewust deze mannengeoriĂ«nteerde maatschappelijke gebruiken uit te dagen: door te wachten met zich aan de Elf te vertonen tot zij eindelijk een tweede mannelijke getuige hebben, en door hen te berispen voor hun falen het getuigenis van de vrouwen te geloven. En daarin wordt ook het Schriftwoord vervuld: âDit gaf de Heer hun te zeggen,- en groot was de heirschaar der vrouwen die de goede tijding brachtenâ (Ps. 68:11 NB).[ii]
Eerder had Jezus onderwezen dat de traditionele hiĂ«rarchische orde tussen de geslachten,- van mannen die âhuwenâ en vrouwen die âten huwelijk gegeven wordenâ, op een dag afgedaan zou hebben voor hen die âzonen van de opstandingâ zijn (Luc. 20:34-36). Maar zijn woorden tot Maria de Magdaleense doen veronderstellen dat hij niet alleen sprak over de toekomende eeuw. Want volgend op zijn opstanding maakt hij duidelijk dat hij een nieuwe plaats inneemt langzij al zijn âbroers en zussenâ[i] in relatie tot God als âmijn Vader en jullie Vaderâ, als âmijn God en jullie Godâ (Med.#44). Nu zal hij meer zijn dan slechts onze âMeesterâ, aangezien ook wij door de Geest in staat zullen zijn om net als hij te wandelen in een rechtstreekse relatie met God als onze Vader (Med.#24)! Want alle gedoopte gelovigen â ongeacht hun geslacht, etniciteit of maatschappelijke positie â worden âerfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christusâ nadat zij de âGeest van aanstelling als zonenâ ontvangen hebben (Med.#4; Med.#5). En door deze profetische woorden aan Maria de Magdaleense te geven, anticipeert Jezus er op dat het profeteren van vrouwen langszij mannen, na Pinksteren (Med.#49), de norm zal worden en niet de uitzondering.[iii]
Toegegeven, wij leven nog steeds in âdeze eeuwâ en de Geest vertegenwoordigt slechts âde waarborg voor ons erfdeelâ (Med.#8). Dus moeten we, ondanks dat we als het ware nu al âmet Ă©Ă©n voetâ in deze toekomende eeuw staan, nog steeds de maatschappelijke gebruiken in ons huisgezin en onze maatschappelijke bijeenkomsten respecteren. En daarom zegt Paulus dat een Christenvrouw nog steeds haar echtgenoot moet respecteren als hoofd van het gezin, en dat een vrouw als ze profeteert in de kerk â in ieder geval in sommige culturen â een hoofdbedekking moet dragen. Desalniettemin moeten Christenmannen in de kerk verwachten dat God zijn Woord zowel door vrouwen als door mannen verkondigt (1 Kor. 11:5, 14:3)[iv]; en zij moeten vrouwen behandelen als âmede-erfgenamenâ in het gezin van de Vader (Med.#46).
Als jij een vrouw bent dan spreekt Jezus jou aan als jouw Oudste Broer, net zoals hij tot Maria sprak: âMijn Vader is jouw Vader! Als jij gedoopt bent in mijn dood en opstanding dan sta jij langszij mij, en âmijn broersâ,- als een volwassen dochter! Jouw Vader kent jou bij name. Hij erkent jouw emoties. Net zo min als ik Maria kleineerde vanwege haar tranen, zal jouw Vader jou vertellen dat je moet kalmeren en dat je je rationeler moet gedragen. Door mij heen heeft hij jou bekrachtigd om zijn woorden te spreken,- ook tot mannen. Wordt dus niet ontmoedigd als sommige van je broers je niet serieus nemen. Bidt daarentegen dat ook zij meer openbaring zullen ontvangen over de Vader en over de kracht van mijn opstandingâ (Med.#1).
HET WOORD BIDDEN
God van onze Heer Jezus Christus, Vader der heerlijkheid, verlicht de ogen van mijn verstand, opdat ik de allesovertreffende grootheid van uw macht aan ons mag kennen, overeenkomstig de werking van uw sterke macht die u werkte in de Messias toen u hem opwekte uit de doden en deed zetelen aan uw rechterhand onder de hemelse wezens, hoog boven alle overheid en gezag,- niet alleen in deze eeuw maar ook in de toekomstige. Alles heeft u onder zijn voeten gelegd, en u hebt hem tot hoofd over alle dingen gemaakt voor de kerk, die zijn lichaam is,- de volheid van hem die in alle dingen alles vervult... En in Christus Jezus heeft u ook ons mee-opgewekt en mee doen zetelen onder de hemelse wezens. (Ef. 1:17-23; 2:6)
VOETNOTEN
[i] Het Griekse woord adelphous, hier meervoud, kan verwijzen naar een groep van gemengd geslacht, dus van broers en zussen, i.p.v. naar enkel broers zoals we in de meeste vertalingen lezen.
[ii] De meeste vertalers laten de vrouwelijke geslachtsaanduiding van de getuigen in de Hebreeuwse tekst van Psalm 68:11 onvertaald, hoewel sommigen het geslacht in een voetnoot duiden.
[iii] Voor de komst van Jezus waren er al wel vrouwen die profeteerden (Ex. 15:20; Richt. 4:4; 2 Kon. 22:14; Neh. 6:14; Jes. 8:3), maar zij vormden de uitzondering op de regel.
[iv] In hun boek: Waarom Geen Vrouwen? Een Bijbelse Studie over Vrouwen in Zending, Kerkelijk Werk en Leidende Posities (Gideon, 2004), houden Loren Cunningham & David J. Hamilton een dwingend Bijbels betoog voor erkenning van deze nieuwe opstandingsrealiteit binnen de kerk.