(38)

‘Vader, verheerlijk uw zoon…!’ Deel 2

Jezus bidt dit gebed ook om een andere reden. Hij heeft een belangrijk deel van zijn werk voleindigd,- het verkondigen en zichtbaar maken van de autoriteit van het Koninkrijk, en het opleiden van zijn discipelen om te delen in zijn werk. Maar een nog belangrijker werk wacht,- het schenken van eeuwig leven aan al zijn discipelen, zowel degenen die hij heeft opgeleid als degenen die door hun bediening hem zullen gaan volgen. Hij bidt dit gebed ook opdat hij al het werk dat de Vader hem gegeven heeft tot een goed einde zal brengen. En zijn gebed laat twee obstakels zien die overwonnen moeten worden, wil hij eeuwig leven kunnen schenken aan zijn discipelen en aan anderen door hen heen. Allereerst moet hij de Vaders karakter blijven weerspiegelen in zijn tijd van lijden. En ten tweede moeten zijn discipelen leren om hetzelfde te doen. Want zelfs nadat we de autoriteit van de Vader uitgeoefend hebben in verkondigen, genezen enz., kunnen we nog steeds, net als Judas, falen om het tot een goed einde te brengen. – JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Jezus… zegt…: ‘De overste dezer wereld komt. Toch heeft hij met mij niets in handen. ·…Ik doe zoals de Vader mij geboden heeft… ·Dit alles heb ik tot jullie gesproken opdat jullie in mij vrede zullen hebben. In de wereld zullen jullie verdrukking hebben, maar houdt moed, ik heb de wereld overwonnen.’ (Johannes 14:23a,30b-31a; 16:33 GH)

…Jezus… heft… zijn ogen ten hemel en zegt: ‘Vader, het uur is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon u mag verheerlijken; ·dat hij eeuwig leven mag geven aan ieder die u hem gegeven hebt, zoals u hem ook autoriteit hebt gegeven over alle vlees. ·En dit is het eeuwige leven: dat zij u kennen, de enige waarachtige God, en Jezus de Messias die u gezonden hebt. ·Ik heb u op aarde verheerlijkt door het werk te voltooien dat u mij te doen hebt gegeven. ·Vader, verheerlijk mij dan nu aan uw zijde met de heerlijkheid die ik had aan uw zijde voordat de wereld bestond. ·Ik heb uw naam zichtbaar gemaakt voor de mensen die u mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van u en u hebt ze aan mij gegeven, en zij hebben uw woord bewaard...’ (Joh. 17:1-6 GH)

‘Al het mijne is het uwe; en het uwe is het mijne, en in hen ben ik verheerlijkt. ·Ik ben echter niet meer in de wereld, doch zij zijn in de wereld; en ik kom tot u. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals wij. ·Zolang ik bij hen was heb ik hen bewaard in uw naam, die u mij gegeven hebt; ik heb gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan,- behalve de “zoon der verderfenis”, opdat de Schrift vervuld zou worden. ·En nu kom ik tot u, en dit alles spreek ik uit in de wereld opdat zij mijn vreugde mogen hebben, die in hen vervuld is. ·Ik heb hen uw woord gegeven, en de wereld heeft hen afgewezen,- omdat ze niet door de wereld gevormd zijn, zoals ook ik niet door de wereld gevormd ben. ·Ik vraag niet dat u hen wegneemt uit de wereld, maar dat u hen behoedt voor de boze. ·…Heilig hen in de waarheid; uw woord is de waarheid.’ (Joh. 17:10-17 GH)

‘Zoals u mij de wereld in hebt gezonden, heb ik hen de wereld in gezonden. ·Ik heilig mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. ·Ik bid niet alleen voor hen, maar ook voor hen die door hun woord in mij gaan geloven: ·opdat zij allen één zijn, zoals u, Vader, in mij bent en ik in u; dat ook zij in ons zijn, opdat de wereld zal geloven dat u mij gezonden hebt… ·Vader, Rechtvaardige, ook al heeft de wereld u niet erkend, ik heb u erkend, en zij hier hebben erkend dat u mij hebt gezonden. ·Ook heb ik hen uw naam bekend gemaakt – en zal die bekend blijven maken – opdat de liefde waarmee u mij hebt liefgehad in hen mag zijn, en ik in hen.’ (Joh. 17:18-21,25-26 GH)

MEDITATIE

Jezus bad: ‘Vader, verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon u mag verheerlijken’, in aanwezigheid van zijn discipelen, zodat zij zouden gaan inzien dat de heerlijkheid van de Vaders liefdevolle aanwezigheid ook voor hen beschikbaar was (Med.#37). Daarnaast bidt hij dit gebed om ‘heerlijkheid’ als een Zoon om het werk te kunnen voltooien dat de Vader hem gegeven had. Er is glans en betekenis verbonden aan het doen van het werk van de Vader en aan het uitoefenen van zijn autoriteit om dat werk te volbrengen. Toen Jezus bij een aantal mensen demonen uitdreef, zieken genas en hun zonden vergaf, deed hij dat met de Vaders autoriteit. En deze mensen reageerden met God te prijzen, omdat ze de heerlijkheid van zijn autoriteit aan het werk zagen in een menselijk wezen,- Jezus. En Jezus gaf op zijn beurt diezelfde heerlijkheid voor het doen van het werk van de Vader, in dezelfde autoriteit, door aan de twaalf apostelen (Marc. 3:14; Joh. 14:11-12), alsmede aan ‘tweeënzeventig’ andere discipelen (Luc. 10:1,18-22)!

Dus in zijn gebed voorziet Jezus dat allen die in de verkondiging van de apostelen geloven ook apart gezet zullen worden in de Vaders heerlijkheid,- in zijn liefde, zijn werk en in de uitoefening van zijn autoriteit. Toen met Pinksteren de kracht van de Heilige Geest uitgestort werd, begonnen zowel mannen als vrouwen plotseling het werk van de Vader te doen in zijn autoriteit en bereikten ze een grote groep mensen die allerlei verschillende talen spraken en verschillende etnische achtergronden hadden. Als jij gelooft in Jezus en de Heilige Geest ontvangen hebt, dan heb ook jij de heerlijkheid van de Vaders autoriteit ontvangen om zijn werk te doen (Med.#60). Jij bent ook uitgezonden in de wereld zoals Jezus uitgezonden was. Jij bent ook één van de Vaders ‘mede-arbeiders’ (Med.#32) als een volwassen zoon of dochter, en als ‘mede-erfgenaam’ met Jezus,- die ook deelt in zijn lijden (Med.#5).

Nu Jezus zijn moeilijkste ‘uur’ van lijden tegemoet gaat – en ‘de boze’ de overhand lijkt te hebben – bidt hij de Vader om hem te verheerlijken opdat hij de Vaders naam hoog zal kunnen blijven houden terwijl hij het tweede deel van diens werk voltooid. Hij heeft zijn werk van het opleiden van zijn discipelen al voltooid, maar nu gaat hij naar het kruis zodat hij eeuwig leven kan doorgeven aan mensen. En dit houdt in dat mensen in relatie komen met de Vader door geloof in hem, en door het ontvangen van de Heilige Geest.

In zijn gebed onderkent Jezus twee obstakels die overwonnen moeten worden, wil hij zijn ‘werk’ van het doorgeven van leven tot een goed einde brengen. En diezelfde obstakels kunnen ook ons verhinderen het tot een goed einde te brengen. Allereerst kennen de meeste mensen de Vader niet. Omdat zij leven in een gevallen wereld hebben zij moeite om de ware naam en het ware karakter van de Vader te herkennen,- en vaak geven zij God de schuld van al het zinloos geweld en het lijden dat zij om zich heen zien. Zulke mensen kunnen slechts dan vertrouwen hebben in het ware karakter van de Vader en eeuwig leven ontvangen als zij zijn heerlijkheid volkomen weerspiegeld zien in de Zoon die zijn naam draagt! Maar willen zij deze heerlijkheid van de Vaders naam herkennen in Jezus, dan moeten ze hem, al is het in onvolkomenheid, weerspiegeld zien in zijn discipelen,- in ons, die zeggen zonen en dochters te zijn van de Vader door Jezus.

Dat werpt een tweede potentieel obstakel op: dat mensen moeite hebben om de Vaders heerlijkheid te zien in zijn zonen en dochters omdat zij niet langer zijn karakter weerspiegelen,- meestal omdat zij het opgegeven hebben om Jezus te volgen in tijden van lijden. Dat is wat Satan verwacht (Job 1:9-12); en dat is wat er gebeurde met Judas, de discipel op wie gezinspeeld wordt in de tekst als de ‘zoon der verderfenis’. Hij had net zoals de andere discipelen de heerlijkheid van de Vaders naam ontvangen,- zijn liefde en autoriteit om wonderen te bewerken. Die autoriteit trekt misschien wel de aandacht van mensen, maar is niet voldoende om eeuwig leven aan hen door te geven. Noch is het genoeg om ons te beschermen tegen de boze. Dat kan alleen door de wil van de Vader tot het einde toe te volbrengen (Med.#16). Wat ons apart zet van de wereld is niet het hebben van Gods woord, maar het voortdurend gehoorzamen daarvan,- opdat we meer volwassen, barmhartig en heilig zullen worden zoals onze Vader (Med.#12). Dus als ik de Vader bid om zijn heerlijkheid in tijden van lijden, dan bid ik niet om bescherming tegen het lijden, maar om bescherming tegen ‘de boze’ tijdens het lijden, omdat ik weet dat ik de Vaders naam draag (Med.#15). Hoewel Jezus de Heilige was die van de Vader kwam, bad hij dit gebed en zette zichzelf opnieuw apart (‘ik heilig mijzelf’), opdat de waarheid van het woord van de Vader en de rechtvaardigheid van zijn karakter duidelijk zouden blijven voor ons. Hij wist dat zijn keuzes in dit ‘uur’ van lijden zijn Vaders naam konden onteren en zo de succesvolle voltooiing van zijn werk in zijn discipelen konden ondermijnen.

Als ik mijzelf niet voortdurend apart zet, zoals Jezus deed, om de Vaders woord te gehoorzamen, dan kan ik de bescherming van mijn Vaders naam verliezen, net zoals Judas, in tijden van lijden. Hoewel het Satan toegestaan was alle discipelen te testen (Luc. 22:31), bleven de anderen die faalden hun ogen gericht houden op Jezus en toonden berouw. Judas echter koos er voor om, hoewel hij verschillende gelegenheden kreeg om zich te bekeren, in de duisternis te blijven; en dus kwam Satan uiteindelijk bij hem ‘binnen’ (Joh. 13:27). Hoewel niemand mij ooit uit de Vaders hand kan roven (Joh. 10:29; Rom. 8:35-39), moet ik nooit mijn eigen kwetsbaarheid onderschatten voor de verleidingen van ‘de verderver’ (Op. 9:11). Ook moet ik blijven beseffen hoe mijn eigen keuzes op die momenten (Med.#83) er uiteindelijk toe kunnen leiden dat ik een ‘zoon der verderfenis’ word, zoals Judas.

De betekenis van ons leven en onze invloed op de wereld is gelegen in de manier waarop we in gehoorzaamheid de heerlijkheid van onze Vader blijven weerspiegelen, met name in tijden van lijden. En als we het tot een goed einde brengen dan zal ook ons leven vermenigvuldigd worden in diegenen die Jezus en de Vader ook leren kennen door ons getuigenis. Bid jij het gebed van Jezus in tijden van verzoeking en lijden,- zowel voor jezelf als voor je broers en zussen?

HET WOORD BIDDEN [i]

Vader, verheerlijk uw zoon/dochter, opdat ik u mag verheerlijken. Vader, Rechtvaardige, de wereld kent u niet, maar ik ken u. Laat mij in uw tegenwoordigheid de heerlijkheid van uw liefde voor mij zien, zoals u ook Jezus liefhad. (Joh. 17:1b,25,24,23b)

Heilige Vader, bescherm mij door de kracht van uw naam die u mij in Jezus gegeven hebt. Ik zet mijzelf apart om door te gaan met het gehoorzamen van uw woord, en om één te zijn met al uw zonen en dochters, opdat door de autoriteit [die u ons in Christus gegeven hebt], ik het werk mag voltooien dat u mij te doen hebt gegeven, opdat velen in deze wereld u zullen leren kennen, Vader, en Jezus Christus die u gezonden hebt. (Joh. 17:11,19,8,23,6,1-4; [Luc. 10:19])

VOETNOOT

[i] Je kunt ook de woorden bidden van het lied dat ik geschreven heb, gebaseerd op Joh. 17:25  ('Vader, Rechtvaardige'), het 'afsluitend gebed' in Med.#10).