(61)

Religieuze visies op God en het verstaan van de Vaders stem

Een groepje GalileeĂ«rs getroostte zich grote moeite om Jezus te ‘vinden’ nadat zij getuige geweest waren van de vermenigvuldiging van de broden en de vissen. Jezus maakt van de gelegenheid gebruik om hen te onderwijzen over de ‘levende Vader’ die ieder van hen tot Jezus wil trekken, zodat zij in een nieuwe relatie met hem naar hun Vader kunnen luisteren en van hem kunnen leren. Maar hun vragen en Jezus’ antwoorden laten drie obstakels zien in hun hart die hen verhinderen echt tot Jezus te ‘komen’ en in te gaan in een eeuwige relatie met de Vader door hem. Zij neigen er toe God vooral te zien als Krachtbron en Bovennatuurlijke Voorziener, als God van het Verleden, en als Patriarchale God. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Wanneer de schare ziet dat noch Jezus noch zijn discipelen daar zijn, klimmen zij in de bootjes en gaan naar KapernaĂŒm om Jezus te zoeken. ·En als ze hem vinden
 zeggen ze tot hem: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ ·Jezus antwoordt hun...: ‘...Jullie zoeken mij niet omdat jullie de tekenen gezien hebben, maar omdat jullie hebben gegeten van de broden en verzadigd werden. ·Werkt niet voor het voedsel dat verloren gaat maar voor het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, en dat de Mensenzoon jullie zal geven. Want de Vader, God zelf, bezegelt [Gr. esphragisen] hem.’ ·Dan zeggen ze tot hem: ‘Wat moeten we doen opdat wij de werken van God zullen werken?’ ·Jezus zegt tot hen: ‘Dit is het werk van God: dat jullie geloven in degene die hij gezonden heeft.’ ·Dan zeggen ze tot hem: ‘Welk teken doet u dan en kunnen we zien om in u te geloven? Welk werk verricht u? ·Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn gelijk geschreven staat: “Brood uit de hemel gaf hij hun te eten” [Psalm 78:24].’ (Johannes 6:24-31 GH)

Dan zegt Jezus tot hen: ‘...Niet Mozes heeft jullie het “brood uit de hemel” gegeven, maar mijn Vader geeft jullie het “brood uit de hemel”,- het waarachtige brood; ·want het “Brood van God” is degene die neerdaalt uit de hemel en aan de wereld leven geeft.’ ·‘Heer,’ zeggen ze dan tot hem, ‘geef ons altijd dat brood.’ ·Jezus zegt...: ‘Ik ben het “Brood des Levens”; een ieder die tot mij komt zal geen honger lijden en een ieder die in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. ·Maar het is zoals ik jullie al zei: jullie hebben mij inderdaad gezien en toch geloven jullie niet. ·Ieder die de Vader mij geeft zal met mij zijn, en een ieder die tot mij komt zal ik nooit uitwerpen. ·Want ik ben van de hemel neergedaald, niet om mijn wil te doen maar de wil van de Ene die mij gezonden heeft. ·En dit is de wil van de Ene die mij gezonden heeft: dat ik van al wat hij mij gegeven heeft niets verloren laat gaan, maar het zal doen opstaan op de Laatste Dag. ... ·Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader
 hem trekt... ·Er staat geschreven in de Profeten: “En allen zullen door God onderricht zijn” [Jes. 54:13].’ ·Al wie het aan de zijde van de Vader hoort en leert, komt tot mij.’ (Joh. 6:32-39,44-45 GH)

‘Ik ben het “Brood des Levens”. ·Jullie vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zijn gestorven. ·Dit is het brood dat neerdaalt uit de hemel, opdat een ieder die daarvan eet niet sterft: ·ik ben het “Levende Brood”
, het
 is mijn vlees,- dat ik zal geven omwille van het leven der wereld... ·Zoals de levende Vader mij heeft gezonden
 zo zal ook degene die zich met mij voedt leven door mij
 ·Dit is het brood dat neerdaalt uit de hemel; niet als dat wat de vaderen gegeten hebben, die gestorven zijn. Nee, degene die zich met dit brood voedt zal eeuwig leven
 ·De Geest is het die levend maakt
 · Niemand kan tot mij komen, tenzij het hem gegeven wordt door de Vader.’ (Joh. 6:48-51,57-58,63a,65b GH)

MEDITATIE

Iedereen die daadwerkelijk tot Jezus komt, heeft ook een relatie met de Vader. Van de Vaders kant van deze relatie is hij degene die de gelovige tot Jezus trekt. We hebben een actieve, ‘levende Vader’. Hij werkt samen met Jezus om allen die geloof hebben tot zijn gezin te herstellen, en om hen te onderwijzen. En zoals hij Jezus ‘bezegelt’ [Gr. esphragisen] met de Heilige Geest om hem te bekrachtigen in zijn menselijkheid, zo ‘heeft’ hij ook alle mensen die in Jezus geloven ‘bezegeld’ [Gr. esphragistheete] met de Heilige Geest (Med.#8),- wat ook ons tot zijn erfgenamen maakt (Med.#4 en Med.#5). Echter, de bovenstaande tekst laat ook zien dat het mogelijk is om Jezus te ‘vinden’, maar dan niet werkelijk tot hem te komen,- zodanig dat het leidt tot een eeuwige, levende relatie met de Vader.

Om deze relatie te verkrijgen moeten we tot Jezus komen in geloof. Geloof vereist ook relatiebouwend ‘werk’ van onze kant. Leren van de Vader vraagt van ons dat we actief worden, dat we gehoorzamen aan wat we horen (Med.#16). In de bovenstaande tekst zien we een groep GalileeĂ«rs die een behoorlijke lichamelijke inspanning levert om Jezus te vinden. Maar als Jezus hun hart aanziet, ziet hij geen gehoorzaam geloof. In plaats daarvan ziet hij drie religieuze visies op God die hen er van weerhouden om in relatie te komen met hem als hun Vader, door geloof in Jezus.

Allereerst zien deze Galileeërs God als een krachtbron,- de bovennatuurlijke voorziener in hun menselijke noden. Zij komen Jezus zoeken, niet vanwege hun geloof in God, maar uit een verlangen om wonderen te zien en hun magen gevuld te krijgen. En na één wonder gezien te hebben, willen ze er meer. Veel religieuze mensen, inclusief veel Christenen, zijn religieuze consumenten. Zij kiezen de sekte of denominatie met de beste potentie voor praktische en wonderbare resultaten. Als hun noden of verlangens niet beantwoord worden door de ene leider, of als ze niet voldoende wonderen zien in een groep, dan veranderen ze gewoon van leider of van groep.

Als mensen tot Jezus komen op zoek naar wonderen dan valt het hen zwaar om te ontdekken dat wat de Vader verlangt een relatie met hem is. Misschien hebben ze nooit een relatie gehad met hun aardse vaders, of ze kenden hem alleen als een afwezige voorziener van hun noden. Wat de reden ook is, ze missen het grootste wonder van alles: een eeuwige relatie met God als hun ‘levende Vader’, door Jezus. Wonderen trekken geen mensen tot Jezus, de Vader wel. En zij die daadwerkelijk tot Jezus komen in geloof zijn er allereerst op gericht om de wedloop goed te volbrengen,- op het tonen van hun geloof in Jezus door te leren van de Vader en door Jezus te gehoorzamen tot op de dag van hun dood. Voor hen is het enige wonder dat er daadwerkelijk toe doet de opstanding op de ‘laatste dag’.

Ten tweede wordt het beeld dat deze GalileeĂ«rs van God hebben beheerst door het verleden. Wat God ‘gaf’ aan hun geestelijke voor‘vaders’ is een beperkende standaard geworden, die hen doet aarzelen om nieuwe dingen die de Vader hen in het heden wil ‘geven’ te ontvangen. Mensen die de God van het Verleden dienen, zijn vaak helemaal niet gericht op God, maar op de historische persoon die God gebruikte om zijn wonderen te verrichten of op de wonderen zelf. Deze GalileeĂ«rs zijn gericht geworden op Mozes als de gever van het manna, en op degenen die dat wonder hadden meegemaakt,- hun voorouders. Wat veel mensen vandaag de dag weerhoudt van een tegenwoordige relatie met de ‘levende Vader’ is hun gerichtheid op de theologie en geestelijke ervaringen van de menselijke ‘vaders’ van hun denominatie of volk. Net als bij deze GalileeĂ«rs kan zelfs hun gebruik van de Schrift een obstakel worden; want zij gebruiken die eerder als een stel regels dan als de zelfopenbaring van een ‘levende Vader’ die verlangt naar een relatie met mensen (Med.#60; Med.#C), en die er naar verlangt nog grotere werken te doen door hen dan hij deed door Jezus zelf (Med.#59). Dat betekent niet dat Gods machtige daden uit het verleden niet meer belangrijk zijn, maar alleen dat een te sterke blik op het verleden onze ontvankelijkheid beperkt voor de nieuwe dingen die de Vader aan het doen is. Het manna in de woestijn heeft de IsraĂ«lieten dan misschien wel geholpen om te overleven, maar het schonk hen geen eeuwig leven. De relatie die de levende Vader ons met zichzelf aanbiedt – door Jezus en door de Geest – is eeuwig. En niemand die in geloof tot Jezus komt hoeft ooit meer bang te zijn om in de steek gelaten of afgewezen te worden door zijn of haar hemelse Vader.

Ten derde geeft de gerichtheid op het verleden deze GalileeĂ«rs ook een beperkte, patriarchale kijk op God,- een stamgerelateerde kijk op hem als de God van ‘onze vaderen’. In reactie daarop benadrukt Jezus dat deze nieuwe relatie met de levende Vader beschikbaar is voor de hele wereld. Want de Vader wil dat alle volken zijn erfgenamen worden (Med.#6, Med.#89). Sterker nog, de Vader wil niet alleen maar met ons omgaan in de context van een etnische groep of denominatie. Mensen met een patriarchaal beeld van God zijn geneigd zich te richten op hun leiders, in het bijzonder de mannelijke, als met name degenen die een relatie tot God hebben, en zodoende bouwen zij vaak geen persoonlijke relatie met hem op. En toch wil de Vader eeuwig leven schenken door zijn Geest aan ‘een ieder’ die leeft in geloof in Jezus; en hij wil ‘ieder’ van hen persoonlijk en intiem als hun Papa onderwijzen,- vrouwen zowel als mannen (Med.#30)!

Komen tot Jezus moet ook geloof inhouden in de Persoon van de levende Vader (Med.#60),- de Ene die zichzelf geopenbaard heeft in de Schriften en in Jezus, en die zichzelf nog steeds openbaart door de Heilige Geest (Med.#57). Is Jezus alleen jouw Verlosser door wat hij in het verleden aan het kruis gedaan heeft? Of is hij jouw voortdurende link naar de ‘levende Vader’ in een huidige relatie met hem, die jou door de Heilige Geest bekrachtigt om je Vaders stem te herkennen en te verstaan? Waarachtig geloof in de Persoon van de ‘Mensenzoon’ houdt ook in dat we ons dagelijks ‘voeden’ met hem als ons ‘levend Brood’, opdat we kunnen groeien in onze levende relatie met onze Papa. Hoe we ons ‘voeden’ met Jezus, en de zaken die dat verhinderen, is het onderwerp van de volgende meditatie.

HET WOORD BIDDEN

Vader, geef mij de Geest van openbaring opdat ik u beter mag kennen, zodat ik u vandaag zal verstaan en zal leren van u als ik tot u kom in Jezus’ naam. (Ef. 1:17, Joh. 6:45)

Vader, samen met mijn Heer Jezus Christus, heeft u mij lief, en mij door uw genade eeuwige bemoediging en goede hoop gegeven. Bemoedig mijn hart vandaag opnieuw en sterk mij in alle werk en woord dat goed is. (2 Tes. 2:16-17)