(30)
De genade van de Vader en de ‘voogden en beheerders’
Sommigen denken dat het probleem in de kerken van Galatië te maken had met etnische identiteit en loyaliteit. Maar het had meer te maken met het uitoefenen en ondervinden van maatschappelijke macht in relaties. Daardoor werd de Vaders genade ondermijnd in het leven van alle gelovigen,- Joden zowel als die uit andere etnische groeperingen. Bepaalde Joodse onderwijzers intimideerden gelovigen uit de etnische minderheidsgroepen om de Joodse gebruiken aan te nemen. Hierdoor kregen deze niet Joodse gelovigen het gevoel dat ze, om volledig geaccepteerd te worden, niet alleen de mannelijke besnijdenis, maar ook veel andere Joodse tradities moesten aannemen. Maar het doel van onze hemelse Vader voor ons is dat wij, vergaderd vanuit alle volken, zullen leven als mede-erfgenamen in Christus. De Heilige Geest is de nieuwe maatschappelijke macht in zijn nieuwe gezinskoninkrijk. Om deze waarheid te onderstrepen, zet Paulus deze nieuwe bekrachtiging en ‘vrijheid’ af tegen de ‘slavernij’ die mensen uit elke etnische groepering ervoeren voor ze tot geloof in Christus kwamen. Terwijl Joden onderworpen waren aan de Wet als ‘opvoeder’ of ‘voogd’, waren mensen uit andere etnische groepen ‘onderworpen’ aan ‘hen’ die zich als ‘goden’ gedroegen. Als we toestaan dat het gezinskoninkrijk van onze Vader opereert volgen de regels en hiërarchie van de menselijke maatschappij dan ‘vallen’ wij ‘uit’ zijn genade. - Johanna Duran-Greve (Duitsland)
Tekst van de meditatie
'Vader' teksten: Galaten 1:3,4; 4:2,6
Schriftgedeelte: Gal. 1:2-8,19-21, 2:15; 3:8,14,18,24-29; 4:1-6,8-11,17; 5:1-6,12-13,18-20,22-23,25-26; 6:1-4, 12,15,18
Introductievideo duur: 01:31
SCHRIFTGEDEELTE
Genade voor jullie en vrede, van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus, ·die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te ontrukken aan de tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader, ·aan wie de glorie toekomt tot in de eeuwen der eeuwen. Amen! ·Ik ben verwonderd dat jullie[i] je zo snel van de Ene die jullie in de genade van Christus geroepen heeft, laten afbrengen naar een andersoortig “evangelie”, ·dat geen evangelie is! Er zijn sommigen die jullie verontrusten en die het Goede Nieuws van de Messias willen verdraaien! ·Zij dwingen jullie om besneden te worden, alleen opdat zij niet vervolgd zullen worden om het kruis van de Messias… ·Zij ijveren voor jullie, maar niet ten goede; nee, zij willen… dat jullie ijveren voor hen... ·Och dat degenen die jullie verontrusten zichzelf maar zouden castreren! ·…Ik ben voor de Wet gestorven…; ·Ik ben met Christus gekruisigd, maar ik leef; echter ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij. En het leven dat ik nu ‘in het vlees’ leef, leef ik in het geloof van de Zoon van God… ·Ik wijs Gods genade niet af… (Galaten 1:2b-7, 6:12, 4:17, 5:12, 2:19-21 PH)
Wij… van nature Joden… ·waren… toen we minderjarigen waren geknecht onder de elementaire machten [Gr. stoicheia] van de wereld. ·Maar toen… de tijd kwam, heeft God zijn Zoon gezonden, …, geboren onder de Wet, ·om de mensen onder de Wet los te kopen, opdat wij de aanstelling als zonen zouden mogen ontvangen. ·… Zolang de erfgenaam een minderjarig kind is… ·staat hij onder voogden en beheerders tot de tevoren-vastgestelde-aanstelling door de vader, hoewel hij heer over alles is. ·De Wet is ons een opvoeder tot Christus geweest…; ·maar nu… staan wij niet langer meer onder een opvoeder. ·Christus heeft ons vrijgekocht… ·opdat de zegen van Abraham tot de volkeren zou komen in Jezus Christus, en wij (allen)… de Geest zouden mogen ontvangen…: ·Het erfgoed… vanuit de belofte… aan Abraham… geschonken. ·De Schrift… heeft... aan Abraham het Goede Nieuws tevoren verkondigd: ‘in jou zullen alle volkeren gezegend worden’. (Gal. 2:15a, 4:3-5,1a,2,1b, 3:24-25, 3:13a,14,18,8 PH)
Omdat jullie zonen zijn, heeft God de Geest van zijn Zoon uitgezonden in ons hart, en die schreeuwt uit: 'Abba!’, ‘Vader!’. ·Daarom ben je… een zoon… ·Echter, toen jullie God niet kenden, hebben jullie goden gediend die het van nature niet zijn. ·Maar nu, nu jullie God hebben leren kennen, of liever nu jullie gekend zijn door God, hoe kunnen jullie nu weer omkeren naar die zwakke en armzalige elementaire machten [Gr. stoicheia] alsof jullie weer van bovenaf geknecht willen worden? ·Bijzondere (Joodse) dagen onderhouden jullie nu, en maanden, tijdsgewrichten en jaargetijden! ·Ik vrees dat mijn zwoegen om jullie wellicht tevergeefs is geweest. ·Houdt dan stand in die vrijheid waarin Christus ons heeft vrijgemaakt en laat jullie niet opnieuw vastzetten onder een juk van dienstbaarheid! ·…Als jullie je laten besnijden zal Christus jullie niets baten! ·…Jullie zijn uit de genade gevallen! ·In de Geest… ·in Christus Jezus is noch ‘besneden’ noch ‘voorhuid’[ii] krachtig, maar geloof door liefde werkende! (Gal. 4:6,8-11; 5:1-2,4b,5-6 PH)
Jullie zijn allen zonen van God door het geloof in Christus Jezus. ·Allen… in Christus gedoopt... ·Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch slaaf noch vrije, noch is er mannelijk en vrouwelijk… ·Want indien jullie van Christus zijn, dan zijn jullie zaad van Abraham en overeenkomstig de belofte erfgenamen. ·…Weest door de liefde elkaar dienstbaar. ·Indien… jullie worden geleid door de Geest, dan zijn jullie niet meer onder de Wet. ·De werken van het vlees zijn:… vijandschappen,… jaloersheden,… tweedrachten, partijschappen,… ·Maar de vrucht van de Geest is liefde,… vrede, geduld,… goedheid,… zachtmoedigheid en zelfbeheersing. ·Als wij leven door de Geest, laten wij ons dan opstellen onder [Gr. stoichomen] de Geest,- onszelf niet verheerlijkend, en elkaar niet uitdagende, of op elkaar afgunstig zijnde. ·Broeders en zusters, indien een man of vrouw betrapt wordt in een misstap dan moeten jullie… zo iemand terechthelpen in een geest van zachtmoedigheid, er op toe ziende dat jullie niet zelf beproefd worden. ·Draagt elkaars lasten… ·Wanneer iemand meent iets te zijn terwijl hij niets is, bedriegt hij zichzelf. ·Laat ieder zijn eigen werk toetsen, dan zal hij voor zichzelf – en niet voor ‘de ander’ – roem hebben. ...·Noch ‘besneden’ noch ‘voorhuid’ is iets vergeleken met een nieuwe schepping. ...·De genade van onze Heer Jezus Christus zij met jullie geest. (Gal. 3:26-29; 5:13,18-20,22-23,25-26; 6:1-4,15,18 PH)
MEDITATIE
In de eerste verzen van zijn brief aan de kerken in Galatië refereert Paulus vier keer aan de Vader die, samen met Jezus, de bron is van zijn missionaire roeping, als: de Ene achter Jezus’ offerdood en opstanding; 'de Ene' die ‘ons geroepen heeft’; de Ene die de bron van genade en vrede in ons leven is; en de Ene aan wie toekomt ‘de glorie tot in de eeuwen der eeuwen’. Vanwaar deze sterke nadruk op God als ‘onze Vader’ aan het begin van deze brief? Omdat hij het is, hun Vader, van wie de Galaten ‘zich laten afbrengen’ door hun gedrag. Omdat zij zijn volwassen zonen en dochters zijn door geloof in Christus, door de doop en door de gave van de Heilige Geest, lopen zij gevaar deze nieuwe familierelatie te verliezen als zij het verkiezen om de genade van hun Vader, ‘af te wijzen’. Dus wat is er aan de hand? Wat is dat vervormde “evangelie”, dat niet langer goed nieuws is, waarnaar zij zich keren?
Net zoals de kerk in Antiochië waren de kerken in Galatië multi-etnisch (Med.#28). En zij hebben een vergelijkbaar probleem. Joodse leermeesters proberen de mannelijke gelovigen van andere etnische groepen te ‘dwingen’ om zich te laten besnijden, om echt heilig te zijn voor God. En als gevolg daarvan krijgen alle niet-Joodse gelovigen het gevoel dat ze, om volledig geaccepteerd te worden door de dominante (Joodse) cultuur, ook de andere Joodse gebruiken moeten omarmen (zoals de Joodse kalender en het volledig naleven van de Joodse Wet).
Veel commentatoren richten zich op deze vervorming van het Evangelie als een voornamelijk theologisch punt: van rechtvaardiging door werken in plaats van uit het geloof, of de Wet versus de genade. Maar Paulus snijdt hier een heel ander probleem aan dat vaak over het hoofd gezien wordt: hoe mensen met maatschappelijke macht (mannen, vrijen, leden van een dominante etnische groepering) geneigd zijn om hiërarchische relaties binnen de kerk te herstellen, nadat het Evangelie daarmee afgerekend heeft. Wanneer zulke macht wordt uitgeoefend in de kerk dan wordt het werk van de Vaders genade in het leven van mannen en vrouwen uit alle etnische en maatschappelijke groeperingen – de Joden incluis – ondermijnd. De beloofde ‘zegen’, eerst ‘gegeven’ aan Abraham als een ‘belofte’, houdt ‘erfgoed’ in voor alle gelovigen,- een ‘aanstelling als zonen’ door de Geest (Med.#4) voor zowel vrouwen als mannen, voor zowel slaven als vrijen, voor zowel niet-Joden als Joden. En zoals Paulus stelt in zijn brief aan de Romeinen: voor zowel ongeschoolde ‘barbaarse’ immigranten als voor geschoolde ‘Grieken’ (Rom. 1:14).
Paulus zet deze nieuwe bekrachtiging en ‘vrijheid’ af tegen de ‘slavernij’ die mensen van elke etnische groep (‘wij’ Joden en ‘jullie’ uit de volken[i]) ervoeren voorafgaand aan het geloof in Christus. Terwijl Joden onderworpen waren aan de Wet als ‘opvoeder’, waren mensen uit andere etnische groepen ‘dienstbaar’ aan ‘goden die het van nature niet zijn’. Paulus gebruikt het Griekse woord stoicheia als verwijzing naar de elementaire richtinggevende macht van maatschappelijke regels en tradities in zowel de Joodse cultuur als in niet-Joodse culturen,- en naar de heersers en machthebbers die deze uitoefenen (Med.#31).[iii]
Om af te rekenen met deze terugkeer van onderscheidende maatschappelijke macht in de Kerk richt Paulus zich niet tot de mensen die het probleem veroorzaken (de Joodse leermeesters). In plaats daarvan spreekt hij alle gelovigen aan als zijn volwassenen ‘broeders en zusters’, en de niet-Joodse in het bijzonder (‘als jullie je laten besnijden…’), dat zij niet moeten capituleren voor de maatschappelijke macht van deze Joodse leermeesters. Als jullie ‘Joodse gebruiken’ en wetten omarmen, zegt hij, dan ‘keren’ jullie je in feite weer ‘om’ naar de ‘zwakke en armzalige’ stoicheia die jullie leven vroeger regeerden. Het koninkrijk van God draait niet om hervorming van gevallen menselijke maatschappijen. Nee, het gaat om een ‘nieuwe schepping’, die mannen en vrouwen, verzameld uit alle volken, ‘beërven’ als ‘mede-erfgenamen’ van de Vader, in Christus en door de Geest (Med.#6). De nieuwe maatschappelijke macht in dit gezinskoninkrijk is de Heilige Geest, die de rijke, uitbundige uitdrukking van de Vaders behagen in ons in Christus is. En we moeten allemaal een keus maken en ons ‘opstellen onder’ [Gr. stoichomen] de Geest, en onze autoriteit uitoefenen als zijn volwassen zonen en dochters om ‘de geesten te beproeven’(1 Joh. 4:1, Med.#55) van een ieder die beweert ‘Bijbelse’ principes te onderwijzen. Zo niet, dan is het gevolg dat we de Vaders geschenk van genade ‘afwijzen’, ons daarvan ‘laten afbrengen’, en daar ‘uit gevallen zijn’.
Een belangrijke test om te zien of we opereren als dit nieuwe gezinskoninkrijk of als een traditionele menselijke maatschappij is onze reactie op medegelovigen die in zonde vallen. Proberen we hen ‘zachtmoedig’ te herstellen aan het gezin, met een houding van geloof en dienende liefde,- ons bewust van onze eigen kwetsbaarheid voor verleiding en zonde? Of leggen we een subtiel verband tussen hun falen en een maatschappelijke of etnische achtergrond die minder ‘Bijbels’ is dan de onze? Verlaten we ons op regels en rituelen om de kerkelijke orde en reinheid te bewaren, of op de Vaders genade en de leiding van de Heilige Geest? Een andere test is deze: hoe worden vrouwen, immigranten en mensen met een donkere huidskleur behandeld in jouw kerk? Worden ze behandeld als gelijkwaardige volwassen broers en zussen die ook de Heilige Geest kunnen horen, of als geestelijk minderwaardig?
HET WOORD BIDDEN
Vader, aan wie alle vaderschap in hemelen en op aarde de naam ontleent, sterk mijn innerlijk met kracht door uw Geest: opdat de Messias in mijn hart mag wonen door het geloof – geloof in het beloofde erfgoed dat ik in de Geest ontvangen heb – opdat ik, geworteld en gegrond in uw liefde, stand kan houden in de vrijheid die ik verworven heb en mij niet opnieuw laat vastzetten onder enig cultureel of maatschappelijk juk van knechtschap. (Ef. 3:14-17; Gal. 3:14,18; 5:1)
VOETNOTEN
[i] Paulus schreef aan een multiculturele gemeente in de Romeinse provincie Galatië en gebruikt vaak het woord ‘wij’ tegenover ‘jullie’. De context laat zien dat hij afwisselend zijn mede-Joden in de gemeente ('wij'), en gelovigen uit andere etnische groepen ('jullie') aanspreekt
[ii] De letterlijke betekenis van akrobustia (Ex. 4:25 LXX), een Grieks woord dat voor zover bekend alleen gebruikt werd door Joodse schrijvers als bijnaam voor niet-Joden. Paulus gebruikt het hier op een kennelijk sarcastische manier, om de Joodse gelovigen te confronteren met hun vasthouden aan dit traditionele etnische label van anderen als inferieur en zijzelf, ‘de besnedenen’, als moreel superieur.
[iii] Lees meer over ‘De Stoicheia’, met betrekking tot hun invloed op het Christelijk getuigenis en de dialoog met mensen uit andere culturen in deze tijd, in mijn artikel: 'De wil van de Vader in een pluralistische samenleving tot uitvoering brengen'.