(28)

Hoe Paulus meerderjarig werd in Christus, door de Geest

In zijn brief aan de Galaten toont Paulus de autoriteit die hij ontvangen had over volkeren in de manier waarop hij zowel de Joodse gelovigen als die van de andere etnische groeperingen in de kerken van GalatiĂ« aanspreekt. Hij deelt ook iets van zijn eigen verhaal met hen om te laten zien hoe hij gegroeid was in zijn autoriteit als volwassen zoon van de Vader. Maar de uitoefening van die nieuwe autoriteit vereiste wel een openbaring over wie hij was in Christus. En daarna was het nodig dat hij zich afzonderde van de invloed van zijn voormalige voogden om te groeien in deze openbaring. En ten slotte werd hij geleid in twee confrontaties waarin hij zijn nieuwe autoriteit als volwassen zoon moest uitoefenen tegenover de voogden van zijn eigen volk. – Mirella Andras (RoemeniĂ«)

SCHRIFTGEDEELTE

Paulus, een apostel,- niet van en niet door een mens, maar door Jezus Christus en Vader God[i]
 ·Er zijn sommigen die jullie verontrusten en die het Goede Nieuws[ii] van de Messias willen verdraaien! ·Maar indien
 een ‘boodschapper uit de hemel’ jullie een ander "evangelie" zou verkondigen dan het goede nieuws dat wij jullie hebben verkondigd, die zij vervloekt! 
 ·Laat ik mij nu iets gelegen liggen aan mensen of aan God? Of zoek ik er naar om mensen te behagen? Indien ik mensen behaagde zou ik Christus’ dienaar niet zijn. ·Want het Evangelie – het goede nieuws dat ik verkondigde, 
 ·heb ik ook niet van een mens ontvangen, of onderwezen gekregen, maar door een openbaring van Jezus Christus. (Galaten 1:1,7-8,10-12 PH)

Jullie hebben wel gehoord van mijn gedrag in het Jodendom, dat ik
 ·door een overvloedig ijveraar te zijn voor de overleveringen van mijn voorvaderen, 
 verder vorderde dan vele leeftijdgenoten met dezelfde geboortestatus. ·Ik vervolgde de kerk van God bovenmate en richtte haar te gronde. ·Toen het echter God behaagde – die mij sinds de moederschoot heeft afgezonderd en door zijn genade heeft geroepen – ·zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik het Goede Nieuws aangaande hem zou verkondigen onder de volkeren, ben ik niet meteen bij stervelingen te rade gegaan. ·En ook niet opgegaan naar Jeruzalem, naar hen die eerder dan ik apostelen werden, maar ik ben weggegaan naar ArabiĂ« en weer teruggekeerd naar Damascus. (Gal. 1:13a,14,13b,15-17 PH)

Drie jaar later ben ik opgegaan naar Jeruzalem
 en ben
 vijftien dagen
 gebleven. ·Vervolgens ben ik, veertien jaar later, weer opgegaan naar Jeruzalem, met Barnabas, en heb ik ook Titus meegenomen. ·Ik trok echter op ten gevolge van een openbaring, en legde hun het evangelie voor dat ik predik onder de volkeren – afzonderlijk nog aan de mannen van aanzien – opdat mijn ‘wedloop’ niet vergeefs zou zijn. · Titus 
werd, hoewel een Griek, niet gedwongen zich te laten besnijden, · vanwege pseudobroeders, die heimelijk langszij gekomen waren om onze vrijheid die wij 
met Christus hebben te bespioneren
 ·Zelfs niet voor een uur zijn wij
 voor hen geweken, opdat de waarheid van het Evangelie blijvend bij jullie zou zijn. ·Maar
 mij hebben de aanzienlijken niets opgelegd; · de genade die mij was gegeven, hebben Jakobus, Kefas en Johannes erkend. (Gal. 1:18; 2:1-6,9 PH)                

Echter toen Kefas naar AntiochiĂ« kwam heb ik hem in het gezicht weerstaan, omdat hij verkeerd bezig was. ·Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus kwamen, at hij altijd samen met de volkeren; maar toen zij kwamen begon hij zich
 af te zonderen, uit ontzag voor die uit ‘de besnijdenis’. ·En de overige JudeeĂ«rs[iii] huichelden met hem mee, zodat ook Barnabas werd meegesleept in hun huichelarij. ·Nee, toen ik inzag dat zij niet recht gingen overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, heb ik voor het aanzien van allen tot Kefas gezegd: ‘Als jij, van oorsprong een Jood, de volken gelijkvormig leeft, en niet de JudeeĂ«rs gelijkvormig leeft, hoe kun je dan de volkeren dwingen als JudeeĂ«rs te leven?’ (Gal. 2:11-14 PH)

MEDITATIE

In deze meditatie zullen we kijken naar de drie manieren waarop de Geest Paulus hielp om te groeien in zijn autoriteit als volwassen zoon van zijn ‘Vader God’, en daarmee een duidelijker beeld krijgen van wie zijn maatschappelijke voogden waren. Door het uitoefenen van zijn autoriteit in relatie tot zijn eigen etnische groepering kreeg hij meer gelegenheid voor het vervullen van zijn roeping om mensen uit andere volkeren tot discipelen te maken (Med.#27).

Ten eerste, Paulus’ verstaan van het Evangelie (het Goede Nieuws) kwam door openbaring, en niet slechts door menselijke onderwijzing, zoals de religieuze opleiding van zijn jeugd. Paulus schrijft hier niet over zijn openbaring op de weg naar Damascus, want hij ontving de Geest pas dagen later (Hand. 9:9,17). Waar hij hier over schrijft zijn de momenten van openbaring door de Geest, waardoor hij groeide in zijn nieuwe volwassen relatie met God als zijn Vader: door ‘zijn Zoon in mij’. En dat was iets heel anders dan de gedreven prestatiegerichtheid die hij zich eigen had gemaakt vanuit de strikte manier waarin hij onderwezen was in de Wet en ‘de overleveringen van de voorvaderen’!

Ten tweede gebruikte de Geest geografische afscheiding om hem te bevrijden van de invloed van zijn Judese voogden. Vanwege zijn eerdere behoefte om hen ‘te behagen’ en aan hen gelegen te liggen, of bij hen ‘te rade te gaan’ en eerst hun toestemming te verkrijgen voor hij ook maar iets ondernam (Hand. 9:1-2), laat de Geest hem na zijn bekering drie jaar in Damascus en ArabiĂ« blijven. Nadat hij hem heeft toegestaan voor slechts ‘vijftien dagen’ terug te keren naar de stad waar hij was opgegroeid (Jeruzalem), leidt de Geest hem naar zijn geboortestad (Tarsus).[iv] Daar in CiliciĂ« en later in SyriĂ« (AntiochiĂ«; Hand. 11:25-26) kreeg Paulus een decennium lang de kans verder te groeien in zijn autoriteit van volwassen zoon, terwijl hij het Evangelie verkondigde en onderwees aan zowel Joden als mensen uit andere volkeren, zoals hij ook in Damascus gedaan had.

Net als Paulus groeide ook ik op in een Godvrezend gezin, met een ijver voor God en een sterke behoefte om zowel mijn ouders als de onderwijzers in de kerk te behagen. Daarom leidde de Geest mij als zeventienjarige tweeduizend mijl van huis naar het Wheaton College. Daar begon ik meer zelfvertrouwen als discipel van Jezus te krijgen. Toen ik twee jaar later terugkeerde om dichter bij huis af te studeren, heette mijn aardse vader mij welkom thuis als ‘volwassen zoon’. Hoewel we onder Ă©Ă©n dak woonden was ik ‘niet langer verplicht om mee te doen aan gezinsactiviteiten en me aan de gezinsregels te houden’. Toch merkte ik dat ik nog steeds over mijn schouders keek voor zijn goedkeuring. Ik hield nog steeds vast aan zijn ideeĂ«n als standaard voor mijzelf en anderen. Daarom gaf de Vader mij ook een extra afscheidingstijd van mijn voormalige voogden (ook voor ongeveer tien jaar): eerst in een nieuwe kerkelijke denominatie, daarna in IndonesiĂ« en uiteindelijk in een nieuwe zendingsgemeenschap (JmeO) in Nederland. Maar ik had nog iets anders nodig. Dus kort nadat ik in Nederland getrouwd was arrangeerde de Geest een confrontatie met een bevoogdende macht in mijn leven.

Dat had de Geest ook bij Paulus gedaan. ‘Veertien jaar’ na zijn bekering leidt de Geest Paulus in twee confrontaties met de voogdijmachten van zijn Jeruzalem-Judese thuiscultuur: ten eerste in Jeruzalem en daarna bij terugkeer in AntiochiĂ«. In Jeruzalem moet hij voet bij stuk houden als zijn jonge Griekse metgezel, Titus, door ‘(Judese) pseudobroeders’ onder druk wordt gezet om zich aan de besnijdenis te onderwerpen. Maar tegelijkertijd toont hij respect en legt hij rekenschap af door zijn interculturele evangelie voor te leggen aan de apostelen Petrus (Kefas) en Johannes, en de kerkoudste Jakobus. Deze ‘steunpilaren’ zijn het uiteindelijk met Paulus eens en Titus wordt geaccepteerd zonder de besnijdenis te hoeven ondergaan. Als volwassen zonen en dochters hebben we misschien geen toestemming nodig van menselijke leiders om te doen wat de Vader ons toont om te doen, maar we moeten nog wel onderling rekenschap afleggen als ‘mede-erfgenamen’ in Christus.

En dat geldt ook voor Petrus, de oudste apostel, in een confrontatie zo’n twee jaar later. Wanneer hij een bezoek brengt aan AntiochiĂ« sluit hij zich meteen aan bij hun praktijk van multi-etnische omgang. Maar als er een aantal vooraanstaande Judese gelovigen arriveert – ‘uit de kring van Jakobus’ – dan past Petrus abrupt zijn gedrag aan om een conflict met de traditionalistische ‘besnijdenis’-groep uit Jeruzalem uit de weg te gaan. De andere leiders in de kerk van AntiochiĂ«, voor wie de kerk in Jeruzalem een soort ‘moederkerk’ was, bezwijken ook onder de druk. Angst is een grote barriĂšre voor het rijpingsproces van volwassen zonen en dochters (Med.#50). Maar ‘huichelarij’ is nog erger. De persoonlijke vrijheid in de Geest van Petrus, Barnabas en de andere JudeeĂ«rs loopt geen gevaar wanneer ze zich af en toe neigen naar de kwetsbare kanten van hun traditionalistische broers en zussen. Maar zij waren zich er niet van bewust hoe hun afstand nemen van gezamenlijk eten met broeders en zusters uit andere etnische groepen dezen zou beĂŻnvloeden. Deze discipelen zouden zich uiteindelijk ‘gedwongen’ gaan voelen er voor te kiezen om ook ‘als JudeeĂ«rs te leven’, teneinde door hun broers en zussen uit de dominante Judese cultuur geaccepteerd te worden. Omdat de Geest Paulus zo lang gescheiden heeft gehouden van zijn Judese thuiscultuur, en uit de kerk daar, is hij in staat om duidelijker te zien wat er gebeurt en wat de negatieve effecten zullen zijn op de groei van de Vaders multi-etnische gezinskoninkrijk.

Voor Paulus heeft deze eerste confrontatie tot gevolg dat hij voor zijn interculturele zendingsreizen om te beginnen naar het westen trekt, eerst samen met Barnabas naar de volken in PamfyliĂ« en Zuid Galatië (Hand. 13-14). En na de tweede confrontatie schrijft hij zijn eerste brief (aan de Galaten),- die een soort ‘Magna Carta’ zal worden voor discipelen uit alle volkeren om standvastig te zijn in hun nieuwe volwassen relatie met de Vader (Med.#30). Op een soortgelijke manier werd ook onze twintig jaar durende bediening onder Moslims voorafgegaan door een belangrijke confrontatie. Terwijl ik aan het bidden was, had ik het gevoel dat mijn hemelse Vader zei dat hij mij de gave van het spreken in tongen wilde geven. Mijn eerste neiging was om te reageren met: ‘Nee dank u, dat heb ik niet nodig’. Maar toen realiseerde ik mij plotseling dat ik daarmee de theologie van de voogden uit mijn jeugd stelde boven de doelstelling van mijn hemelse Vader voor mij. Dus vroeg ik vergeving en ontving zijn geschenk. Daarna begon ik een nieuwe vrijheid te ervaren van de noodzaak voor menselijke goedkeuring.

En jij? Word jij ook, net als Petrus, Barnabas en de anderen, nog steeds gemakkelijk beĂŻnvloed door de bevoogdende macht van je familie, thuiskerk of etnische groepering? Of ben jij net als Paulus volledig meerderjarig geworden in de Geest?

HET WOORD BIDDEN

Vader, u heeft mij geroepen en het heeft u behaagd uw Zoon in mij te openbaren. (Gal. 1:4,16)

Verheerlijk uw Zoon in mij, opdat ik, uw zoon/dochter, u mag verheerlijken. U heeft hem autoriteit gegeven over alle mensen. Sterk mij dan met kracht door uw Geest, opdat Christus daadwerkelijk door het geloof in mijn hart zijn huis zal vinden. (Joh. 17:1-2; Ef. 3:16-17)

Dat ik in mijn reageren geen kind meer zal zijn, maar volwassen zal zijn in mijn denken. Dat ik wel alle dingen zal oordelen, maar zelf door niemand geoordeeld zal worden, en zo stand mag houden in uw wil, gerijpt en ten volle verzekerd. (1 Kor. 14:20; 2:15; Kol. 4:12)

VOETNOTEN

[i] Net zoals in de meeste openingszinnen van de Nieuwtestamentische brieven (die volgen op de evangeliĂ«n en Handelingen), zijn de eerste verwijzingen naar de Vader in deze brief niet aan God als ‘de Vader van onze Heer Jezus Christus’, maar veeleer aan hem als ofwel ‘onze Vader’ of als ‘Vader God’ (zie Med.#9).

[ii] Wanneer Paulus in zijn brieven het Griekse zelfstandig naamwoord of de werkwoordsvormen van euangelion gebruikt in relatie tot ‘het’ (ware) ‘Evangelie’ van Christus, dan geef ik dat weer met een hoofdletter ‘E’ of ik verwijs er naar als zijnde ‘het Goede Nieuws’ (Gal. 1:7,11a; 2:5,14). Ik gebruik ‘het goede nieuws’ of ‘evangelie’ zonder hoofdletters wanneer Paulus refereert aan zijn verkondiging daarvan (Gal. 1:8b,11b,16; 2:2). Wanneer hij spreekt over een verdraaide versie, dan gebruik ik een kleine ‘e’ en voeg aanhalingstekens toe,- “evangelie” (Gal. 1:8a).

[iii] Het Griekse woord, ioudaioi, kan zowel met ‘Joden’ als met ‘JudeeĂ«rs’ vertaald worden. Ik gebruik hier ‘JudeeĂ«rs’ om de gelovigen aan te duiden die vanuit Judea en Jeruzalem naar AntiochiĂ« gekomen waren (Hand. 11:19,22); en ik gebruik in vers 14 twee keer een andere vorm van dit woord om de maatschappelijke macht te onderstrepen die deze centrale regio en stad uitoefenden op de Joodse cultuur en de Joodse religieuze praktijk. Zie ook: Johannes 6:41,52 en 7:1, Med.#62.

[iv] Hoewel hij geboren werd in Tarsus was Paulus waarschijnlijk nog geen drie jaar oud toen zijn ouders hem naar Jeruzalem brachten. Voor meer informatie kunnen leden de diepgaande meditatie bekijken, en de artikelen ‘Saulus van Tarsus: Zijn culturele achtergrond en etnische identiteit’ en ‘Een chronologie van Jezus’ leven en het eerste deel van Paulus’ leven’.Â