Het ontdekken van een cultuur: hoe en waar?

Gailyn Van Rheenen (1984?)

Een zendeling kan te midden van een animistische cultuur leven, zonder te weten dat ze animistisch is. Denkbeelden komen meestal binnen via de zeef van de eigen achtergrond en ervaring. Het gebruik van het raamwerk van de westerse taal en cultuur filtreren inheemse culturele denkbeelden uit.

Bijvoorbeeld, stagiaires die naar Oost-Afrika gaan, verzuchten bijna zonder uitzondering dat “mensen over de hele wereld in principe gelijk zijn”. Aan de oppervlakte zien ze het brede gebruik van westerse kleding en westerse technologie en veronderstellen dat een overeenkomstig uiterlijk, een overeenkomstig innerlijk openbaart. Een zendeling, die voor twee jaar naar Afrika ging, schreef: ‘Mensen zijn mensen, overal ter wereld. Niet alleen zijn mensen in principe gelijk in opmaak, maar ze zijn precies gelijk in hun behoeften. Allen hebben ze het Evangelie nodig, en allen kunnen ze in principe op dezelfde manier benaderd worden.’

Dat was verre van waar. In dit geval sprak de inheemse bevolking met de zendeling op een manier die hij kon begrijpen. Alle communicatie werd in de overdracht verwesterd. De inheemse bevolking identificeerde zich met de zendeling en sprak zijn taal, binnen zijn culturele raamwerk. De zendeling had niet geleerd om zich te identificeren met de inheemse bevolking, door hun taal te leren en te communiceren binnen hun culturele raamwerk. Pas wanneer de nieuwe cross-culturele evangelist zich bewust wordt van de diversiteit van de cultuur en hoe hij die kan leren kennen, kan hij effectief zijn.

Daarom moet de nieuwe zendeling een cultuurstudent worden. Hij moet leren om door de oppervlakkige overeenkomsten heen te kijken om te ontdekken hoe de mensen denken. Alleen met zo’n begrip kan een nieuwe zendeling leren om Gods eeuwige boodschap samenhangend te communiceren.

Hoe kan een cultuur geleerd worden? Hoe kan een nieuwe zendeling nieuwe culturele denkbeelden begrijpen? Voor we deze vragen gaan bekijken, zijn er twee belangrijke overwegingen. Ten eerste, de leerling moet zich realiseren dat een culturele wereldbeschouwing op bepaalde momenten beter zichtbaar is voor buitenstaanders dan op andere momenten. Dit artikel beschrijft die momenten waarop culturele wereldbeschouwingen blootgelegd worden. Op die momenten zijn ze meer uitgesproken dan op andere momenten. Ten tweede, culturen zijn zo natuurlijk voor insiders, dat ze het gevoel hebben dat iedereen de werkelijkheid op hun manier waarneemt. Culturen zijn als de lucht die we ademen,- heel belangrijk, maar we vinden het heel vanzelfsprekend. Culturen zijn als brillen. Je staat er niet bij stil hoe belangrijk ze zijn, totdat je ze mist. Aangezien veel van de cultuur impliciet is voor de inheemse bevolking, moet de zendeling zoeken naar manieren om waarden expliciet te maken, zodat hij ze kan begrijpen.

Culturen kunnen effectief geleerd worden in tijden van crisis, tijdens overgangsriten, door spreekwoorden, door tegenstellingen en door te analyseren hoe woorden en geluiden geordend en geclassificeerd worden.

Het leren van een cultuur in tijden van crisis

Culturele verschillen worden meer in het oog springend wanneer een nieuwe zendeling de inheemse bevolking observeert in tijden van crisis. Deze crises komen vooral tot uiting in geval van ziekte en dood. Iedere gemeenschap ontwikkelt zijn eigen specifieke manier om om te gaan met dit kwaad. In Afrika verandert de manier om ziekte en dood te bevatten snel. In sommige gevallen zijn er verschillende manieren van omgaan met crises binnen Ă©Ă©n cultuur. Onder de Kipsigis in Kenia zijn sommige rituelen duidelijk Christelijk, anderen zijn voornamelijk traditioneel. Deze rituelen worden gebruikt door mensen die naast elkaar leven.

Vanouds geloven de Kipsigis dat de geesten van de stervenden uiteindelijk weer tot leven geroepen zullen worden in de lichamen van een andere generatie. Dat is niet duidelijk zichtbaar, totdat een nieuwe zendeling ziet en hoort wat er gedaan en gezegd wordt bij een traditionele begrafenisceremonie.

Bijvoorbeeld, de oudste zoon van een gezin staat aan het graf van zijn vader. Hij gooit een handvol wild gras in het graf als een afscheidszegen en neemt afscheid van zijn vader met de volgende woorden: “Ga veilig, we zullen je spoedig roepen om tot ons terug te keren”. Deze expliciete uitspraak van een wereldbeschouwing van cirkelgang wordt zelden gehoord, behalve op tijden van dood en geboorte.

Bij een Christelijke begrafenis wordt aan hoop een nieuwe betekenis gegeven. Hoop is niet langer gericht op het gereïncarneerde leven in fysieke lichamen op aarde, maar in een nieuw leven in geestelijke lichamen bij God (1 Kor. 15:35-50). Een Christelijke evangelist staat aan het graf van een gelovige en spreekt: “Onze hoop is voorbij deze wereld. De geest van de mens is van God. Laat deze tot Hem terugkeren. Laat ons lezen wat God zegt over leven en dood in Prediker 12:17”. Culturele gezichtspunten omtrent leven en dood zijn het duidelijkst te ontdekken bij het kijken naar wat er gebeurt rondom de dood.

Cultuur kan ook doorgrond worden door geduldig te werken met hen die ziek zijn Veel Afrikanen, zowel Christenen als niet-Christenen, denken dat langdurige ziekte veroorzaakt wordt door zonde. Het is zelfs zo dat toen ik in 1969 ziek lag met hepatitis Christenen baden dat God me mijn zonden zou vergeven, opdat ik zou genezen. Ik antwoordde dat ik me van geen zonde bewust was. Het was eerder satan die me verzocht, zoals hij, in het Oude Testament, Job verzocht had. Ik had gebeden nodig om satan te overwinnen.

Traditionalisten onder de Kipsigis willen de vrede bewaren met hun voorouders. Ze gaan naar een waarzegger om uit te vinden welk probleem de oorzaak is van de ziekte. Een waarzegger probeert de oorzaak van de ziekte op te sporen. Hij kan naar de voorouders luisteren door directe boodschappen via visioenen of door het analyseren van de ingewanden van een offerdier, of door het lot te werpen. Dan vertelt hij het gezin van de zieke welke voorouder of geest de ziekte veroorzaakt, waarom de voorouder boos is en wat de levenden moeten doen om de dode tevreden te stemmen.

Hoewel de Christen-Afrikaan bevat dat de macht van God, door Jezus Christus, groter is dan de macht van de doden, blijft hij toch geloven dat de doden macht hebben over het leven. Christenen in Afrika maken geen onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke gezondheid. Zij bidden gewoonlijk voor vergeving, opdat lichamelijke klachten genezen zullen worden, een les waaraan ze een Bijbelse grond geven (Jac. 5:15-16; Joh. 5:1-14, vooral vers 14).

Afrikanen zijn uiterst praktisch. Als Westerse medicijnen en gebed niet helpen, komen zwakke Christenen in verleiding om traditionele verzoeningsrituelen te proberen om hun ziekte te genezen. In zo’n nieuwe gekerstende gemeenschap geloven nieuwe Christenen in de kracht van God, maar voelen ze ook de trekkracht van de traditionele overtuigingen.

Het denkbeeld dat Christenen en niet-Christenen hebben over zulke significante problemen als ziekte en dood, vertelt de nieuwe cross-culturele zendeling veel over zijn geadopteerde volk.

Het leren van een cultuur door overgangsrituelen

Alle gemeenschappen hebben overgangsrituelen van de ene status in het leven naar de andere. HuwelijksceremoniĂ«n zijn bijna universele rituelen van de overgang van het ongehuwde naar het gehuwde leven. Dopen is een ritueel van overgang naar het Lichaam van de Heer. Veel derdewereldgemeenschappen hebben rituelen voor de overgang van kind-zijn naar volwassen-zijn. Sommigen hebben rituelen voor het overgaan van de strijders-klasse naar een oudsten-klasse, of van de ene oudsten-klasse naar een andere. Gewoonlijk zijn deze overgangsrituelen tijden van culturele ‘indoctrinatie’, waarbij culturele waarden en wereldbeschouwing duidelijk zichtbaar worden.

Voor Amerikaans-Indiaanse stammen, zoals de Corn, Comanches en Shoshoni, werd een jonge man volwassen, wanneer hij een speciaal visioen had ontvangen. Als een jongen ongeveer 14 jaar oud was, ondernam hij een reis naar een bepaald gebied om zijn visioen te ontvangen (Lowie 1924:3-32). Hij at, dronk en sliep niet, totdat het visioen ontvangen was. “Ik had een visioen! Ik ben een man!” waren de eerste woorden van Sakajawea’s zoon toen hij zijn ouders ontmoette, nadat hij teruggekeerd was van zijn reis (Waldo 1978:1085). Men zou deze stammen niet kunnen begrijpen, zonder de rol van visioenen als een volwassenwordingsceremonie te begrijpen.

Onder de Kipsigis in Kenia is besnijdenis het overgangsritueel bij het volwassen worden. Gedurende deze, een maand lang durende rituelen, in December, worden Kipsigis jongeren besneden en onderwezen in de betekenis van het Kipsigis zijn. Vanaf die tijd wordt van hen verwacht dat ze zich als volwassenen gedragen. In een korte tijd ondergaan Kipsigis jongeren een identiteitsverandering, die Amerikaanse jongeren met heel veel moeite, in een langere tijd, nogal onzeker volbrengen. Deze rituelen zijn uiterst waardevol voor sociale en culturele identiteit.

Christenen kunnen echter niet meedoen aan de traditionele rituelen en toch Christenen blijven. Seksuele promiscuïteit wordt verwacht. Hoe je iemand die je te na komt moet vervloeken, wordt onderwezen. Besnijdenis is het moment waarop jongeren ‘geïndoctrineerd’ worden in de traditionele, animistische manier van leven. Als een buitenstaander zou kunnen bestuderen wat er onderwezen wordt aan traditionele ‘besnijdenis-catechisanten’, zou hij heel duidelijk veel van de traditionele Kipsigis cultuur boven zien komen.

Sterke plaatselijke kerken onder de Kipsigis hebben levensvatbare Christelijke alternatieven gecreëerd voor de traditionele rituelen. Christelijke zegeningen worden gebruikt. De heiligheid van een christelijke volwassene wordt beschreven. Het functioneren van een Christen-Kipsigis wordt uitvoerig onderwezen. Daar waar plaatselijke kerken niet op een creatieve manier culturele substituten ontworpen hebben, is de terugval tot de heidense praktijken heel hoog. Daar waar de kerk sterk is, wordt het Christelijke ritueel geaccepteerd door het dorp en verdwijnt de traditionele gang van zaken.

Een nieuwe zendeling kan de Kipsigis niet begrijpen zonder de cultuurveranderingen te zien, zoals uitgewerkt in zowel de traditionele als de Christelijke besnijdenisrituelen.

Het leren van een cultuur door spreekwoorden

Verbale culturen, voorkomend in derdewereldgemeenschappen, zijn georiënteerd op spreekwoorden. Sommige van deze spreekwoorden zijn raadsels die de bedoeling verhullen voor buitenstaanders, maar die levendig tonen aan insiders. Andere spreekwoorden zijn eenvoudigweg beknopte, openlijke beschrijvingen van culturele gezichtspunten. Het leren van zulke spreekwoorden is een effectief stuk gereedschap in cultuur leren. Maar een nieuwe zendeling moet de taal vloeiend leren spreken om zulke beknopte uitspraken van culturele realiteit te bevatten, want anders ontglippen ze hem als gewoonweg onsamenhangende zinnen.

De Kipsigis zeggen: ‘Manamegel oikyuk ak cheguk’, letterlijk vertaald: ‘Mijn vooroudergeesten zijn niet aan die van jou verbonden’. Degene die dat zegt, bedoelt: mijn vooroudergeesten kunnen jou geen kwaad doen en jouw vooroudergeesten kunnen mij geen kwaad doen. Iedere persoon staat onder de controle van zijn eigen vooroudergeesten. Deze uitspraak wordt gedaan als iemand gedwongen wordt om de vooroudergeesten van iemand anders te vrezen. Dit spreekwoord is een beknopte uiting van een duidelijke culturele zienswijze.

Een ander Kipsigis spreekwoord luidt: ‘Mautien moset katwalet’, wat betekent: ‘Een baviaan vergeet niet hoe hij moet springen’. Dit gezegde wordt gebruikt door hen die vasthouden aan de traditionele religie, om uit te leggen dat een Kipsigis niet kan vergeten die dingen te doen, die natuurlijk zijn voor Kipsigis, dat wil zeggen traditionele rituelen uit te voeren. Christelijke leiders gebruiken dit gezegde om uit te leggen dat Christenen niet kunnen vergeten om die dingen te doen, die natuurlijk zijn voor Christenen.

Aangezien veel van zo’n cultuur verbaal is, moet een nieuwe cross-culturele werker de verbale vormen van zijn geadopteerde volk leren. Hij leert veel over de nieuwe cultuur, door de spreekwoorden van zijn cultuur te doorgronden.

Het leren van een cultuur door tegenstellingen

Wanneer nieuwe zendelingen talen en culturen beginnen te leren, dan horen en zien ze dingen die niet passen in hun beeld van de werkelijkheid. Als er sprake is van zulke verwarring, dan moet de nieuwe zendeling vragen stellen en antwoord proberen te krijgen op een cultureel aanvaardbare manier.

Hij zou een pas verworven vriend, onder vier ogen, kunnen vragen: ‘Wanneer we in Amerika twee mannen zien die elkaars hand vasthouden, dan betekent dat dat ze homoseksueel zijn. Is dat ook zo hier in Afrika?’ Een Oost-Afrikaan zou lachend antwoorden, ‘Nee, hier betekent het gewoon vriendschap met iemand die ons na aan het hart ligt.’ Zulk wederkerig handelen opent veel deuren van begrip. Wanneer een zendeling uitlegt wat een culturele handeling voor hem betekent, zal de inboorling wederkerig reageren met uit te leggen wat het voor hem betekent.

Toen ik pas de Kipsigis taal leerde, hoorde ik hoe een oude vrouw een jongen begroette en hem “grootvader” noemde. Ik vroeg de Christen met wie ik evangeliseerde: ‘Hoorde ik dat goed, noemde die oude vrouw die jongen “grootvader”?’ ‘Ja’, antwoordde hij, ‘maar ze begrijpt het gewoon niet’. Nu was ik perplex, niet alleen door de begroeting van de oude vrouw, maar ook door de reactie van de Christen. De volgende dag was ik op bezoek bij een Christen, die wilde dat ik de gebruiken van de Kipsigis grondig zou kennen. Ik vertelde hem over de begroeting van de oude vrouw en de reactie van de Christen. Hij lachte en zei: ‘Laat me je vertellen over de Kipsigis Kuneret rite.’

Dit ritueel vindt plaats onmiddellijk na de geboorte van een kind, om vast te stellen welke vooroudergeest het nieuwe kind belichaamt. Een oude vrouw zal vragen: ‘Ben je Arap Tonui’? De vrouwen die bijeen zijn voor dit ritueel zullen een poosje wachten of het kind niest, wat een bevestiging inhoudt. Als het kind niet niest, wordt een andere naam genoemd, net zolang tot het kind reageert door te niezen. Later las ik over dit ritueel in Orchardsons etnografie van de Kipsigis. Hij schrijft dat


de overtuiging dat het kind werkelijk de geest van de Kuneret heeft en in feite dezelfde persoon is, zo sterk is, dat zijn of haar moeder, wanneer ze troetelnaampjes gebruikt, het kind jarenlang zal aanspreken met de naam van de Kuneret. (Orchardson 1961:45)

Ik leerde dat de oude vrouw de jongen “grootvader” noemde, omdat ze het gevoel had dat de geest van haar grootvader in het lichaam van het jonge kind was komen wonen. De Christen aan wie ik de vraag stelde, was beschaamd dat ik de groet van de oude vrouw gehoord had en kon alleen maar antwoorden dat ze een verkeerd beeld van de werkelijkheid had.

Wanneer er onverwachte dingen gebeuren, die nieuwe zendelingen niet begrijpen, dan moeten ze antwoorden zoeken op een cultureel aanvaardbare manier, bijvoorbeeld door een wederzijds gesprek over hoe ieder de gebeurtenis beschouwde.

Het leren van een cultuur door de ordening en classificatie van woorden en geluiden

Alle volken ordenen en classificeren woorden en denkbeelden in categorieën. Maar de categorieën die westerlingen gebruiken, verschillen nogal van de categorieën van niet-westerlingen.

Kleuren bijvoorbeeld worden gedefinieerd binnen cultureel vastgestelde categorieën. Amerikanen zien zes kleuren in de regenboog: rood, oranje, geel, groen, violet en blauw. Andere culturen zien er acht, anderen vier en weer anderen drie. Kipsigis classificeren blauw en zwart samen en vinden de lucht tue, het woord dat ik aanvankelijk vertaalde met zwart. Tue, echter, heeft een breder kleurenscala dan gewoon zwart. Elke cultuur maakt categorieën waarbinnen de realiteit wordt geclassificeerd.

Een goede oefening voor een nieuwe zendeling is om te vragen hoe zijn gast-cultuur de dierengeluiden weergeeft. Hij zal zowel overeenkomsten als verschillen ontdekken met de manier waarop hij, voor dezelfde dieren, binnen zijn cultuur die geluiden weergeeft. Volgens de Kipsigis kraait een haan ‘ku-ka-ru-ku’, maar Amerikanen horen ‘cock-a-doodle-doo’. Zelfs dierengeluiden worden zo geordend dat de cultuur ze kan weergeven.

Een nieuwe, creatieve zendeling kan een methode ontwikkelen om de mentale categorieën van zijn gast-cultuur te leren kennen. Hij kan een aantal zelfstandig naamwoorden opschrijven en de mensen vragen de woorden te groeperen. Bijvoorbeeld, hoe zouden Amerikanen de volgende woorden ordenen: God, steen, virus, man, struiken, vis hert, konijn, vrouw, demonen, engelen, koe, leeuw, walvis, gras, bacteriën, zand en bomen.

Een gemiddelde Amerikaan zou waarschijnlijk (1) God, engelen en demonen in Ă©Ă©n categorie onderbrengen als ‘bovennatuurlijke wezens’, (2) man en vrouw samen als ‘menselijke wezens’, (3) koe, hert, leeuw en konijn samen als ‘dieren’, (4) vis en walvis samen als ‘waterdieren’, (5) struiken, gras en bomen samen als ‘planten’, (6) stenen en zand samen als ‘dode dingen’ en (7) virus en bacteriĂ«n samen als ‘ziekmakende organismen’ (Hiebert 1985: 148). Deze categorieĂ«n komen voort uit een westers onderscheid van het bovennatuurlijke tegenover het natuurlijke, het menselijk leven tegenover het dierlijk leven, van levende dingen tegenover dode dingen, van planten tegenover dieren. Het kennen van deze categorieĂ«n bestempelt het westerse denken.

Deelnemers vanuit een Oost-Afrikaanse jager-verzamelaars gemeenschap zouden dezelfde dingen heel anders ordenen. EĂ©n zo’n deelnemer deed het zo: (1) God, engelen, demonen, virus en bacteriĂ«n samen als ‘dingen die kunnen doden’, (2) man, leeuw en walvis samen als ‘dingen die hun omgeving regeren’, (3) vrouw en koe samen als ‘dingen die geregeerd worden en uitwisselbaar zijn als bruidsschat’, (4) stenen, struiken, vis, bomen, gras, konijn, hert en zand samen als ‘dingen in de leefomgeving die voor het grijpen liggen’.

Conclusie

Elk van de methoden voor cultuurstudie beschreven in dit artikel is identificeerbaar. De nieuwe zendeling leert de cultuur wanneer hij actief begint te evangeliseren, omgaand met mensen in hun eigen omgeving en in hun taal. Een zendeling kan een cultuur niet leren vanuit een boekje of door de mensen te ontmoeten in een westers instituut.

Toen ik voor het eerst op het zendingsveld arriveerde, had ik geen idee hoe ik de cultuur op een georganiseerde manier kon leren. Ik worstelde jaren en pikte stukje bij beetje culturele gezichtspunten op. Nieuwe zendelingen die methoden gebruikt hebben die overeenkomen met die in dit artikel, hebben de cultuur veel sneller doorgrond en prediken het Woord daardoor veel effectiever.

Verwijzingen

Hiebert, Paul, Anthropological Insights for Missionaries, Grand Rapids (USA), Baker, 1985.

Lowie, Robert A., Primitive Religion. New York (USA), Liveright, 1924.

Orchardson, Ian Q., The Kipsigis. Nairobi (Kenya), East African Literature Bureau., 1961.

Waldo, Anna Lee, Sacajawea. New York (USA), Avon, 1978.