(83)

Onze vrees om te getuigen onder ogen zien… met de Vader

Jezus vertelt zijn discipelen dat zij een ‘grote oogst’ moeten verwachten van mensen die zowel hen als hun boodschap zullen ontvangen, wanneer zij getuigenis geven omtrent het Goede Nieuws aangaande Jezus en het koninkrijk van onze Vader. Maar hij maakt het ook heel duidelijk dat er anderen zouden zijn die hen, en hun boodschap, af zouden wijzen, met name mensen met maatschappelijke macht: zoals politieke autoriteiten, religieuze en maatschappelijke leiders, en misschien zelfs hun eigen ouders. Dus zegt Jezus dat ze niet naïef moeten zijn waar het mensen betreft, maar ook niet bevreesd; want zijn discipelen zullen niet alleen zijn wanneer zij het Goede Nieuws verkondigen en demonstreren. Door de Geest zullen zowel hij als de Vader bij hen zijn om hen perspectief te geven in duistere tijden, en om hen te helpen weten wat ze wel en wat ze niet moeten zeggen. Toch missen veel Christenen een paar belangrijke dingen die Jezus zegt over onze Vader in het door Matteüs opgetekende ‘getuigenishandboek’. Dus in plaats van gerustgesteld te zijn door Jezus’ woorden, zijn zij bang voor de Vader, vanwege de manier waarop Satan Jezus’ woorden verdraait, over het gevaar van het ontkennen van hem tegenover mensen, en over bevreesd zijn voor ‘de ene’ die in staat is ons lichaam en onze ziel te verderven in het hellevuur. - JKM

SCHRIFTGEDEELTE

Bij het zien van de scharen is hij met mededogen bewogen over hen, omdat zij afgemat en aan zichzelf overgelaten zijn, als schapen zonder herder. ·Dan zegt Jezus tot zijn discipelen: ‘De oogst is daadwerkelijk groot maar de arbeiders weinig…’ ·En zijn twaalf discipelen tot zich roepend geeft hij hun gezag over onreine geesten, om die uit te werpen en elke ziekte en… kwaal te genezen... ·Hij zegt:… ·‘Gaat heen en verkondigt dat het koninkrijk der hemelen nabij is. Geneest de zieken, wekt de doden op, reinigt de melaatsen, werpt demonen uit… ·Welke stad of welk dorp jullie ook binnenkomen, vraagt naar een betrouwbare persoon daar in en blijft daar totdat jullie vertrekken. En als jullie het huishouden binnenkomen, begroet het; en als het huishouden betrouwbaar is, laat jullie vrede daar over komen. Als het niet betrouwbaar is, laat jullie vrede tot jullie terugkeren… ·Ik zend jullie uit als schapen te midden van wolven; leert dus om wijs te zijn als slangen maar argeloos als duiven… ·Wie jullie verwelkomt, verwelkomt mij, en wie mij verwelkomt, verwelkomt de Ene die mij gezonden heeft. ·…Wie een rechtvaardige verwelkomt om zijn naam "rechtvaardige", zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. ·Wie een van deze kleinen een beker koel water te drinken geeft enkel om zijn naam "discipel",… hij zal zijn loon zeker niet verliezen.’ (Matteüs 9:36-37; 10:1,5,7-8,11-13,16,40-42 GH[i])

‘Weest op je hoede voor mensen! Want ze zullen jullie overleveren aan religieuze gerechtshoven en in synagogen zullen ze jullie geselen. ·Jullie zullen voor gouverneurs en koningen geleid worden… om getuigenis af te leggen aan hen en aan volkeren. ·Maar… weest niet bezorgd over wat jullie moeten zeggen of hoe jullie moeten spreken. Wat jullie spreken moeten, zal jullie in dat uur gegeven worden. ·Want niet jullie zelf zijn het die spreken, maar de Geest van jullie Vader zal in jullie spreken. ·Een broer zal een broer overleveren ter dood, en een vader zijn kind. Zelfs zonen en dochters zullen opstaan tegen hun ouders en hen laten doden… ·Een discipel staat niet boven de meester, noch een dienaar boven zijn heer. ·Het is voldoende voor de discipel dat hij wordt als zijn meester, en de dienaar als zijn heer. Als ze de heer van het huis al “Beëlzebul” noemen, hoeveel te meer bijnamen dan voor zijn huisgenoten!’ (Matt. 10:17-21,24-25 GH)

‘Vreest hen niet! Er is niets verhuld dat niet onthuld zal worden, of verborgen dat niet bekend zal worden. ·Wat ik jullie zeg in het duister, spreekt dat in het daglicht! Wat jullie gehoord hebben in een fluistering, verkondigt dat op de daken! ·Vreest niet voor hen die het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden. Vreest eerder hem die bij machte is om én ziel én lichaam te verderven in hellevuur! ·Worden niet twee mussen verkocht voor een stuiver? Toch valt niet een van hen ter aarde zonder jullie Vader. ·En van jullie zijn zelfs alle hoofdharen geteld. ·Jullie zijn meer waard dan vele, vele mussen, vreest dus niet! ·Wie voor mensen belijdt dat hij één is met mij, van hem zal ik voor mijn Vader in de hemel belijden dat ik één ben met hem. ·Maar wie mij verloochent voor mensen, die zal ik verloochenen voor mijn Vader in de hemel… ·Wie zijn kruis niet opneemt en mij navolgt, is mij niet waardig…’ (Matt. 10:26-33,38 GH)

MEDITATIE

In het verslag van Matteüs over de instructies aangaande getuigen die Jezus geeft aan de twaalf discipelen vinden we niet alleen zijn eerste instructies aan hen (zoals in Luc. 9:1-5), maar ook perspectieven en waarschuwingen die hij hen op een later tijdstip gegeven lijkt te hebben (Luc. 12:1-12; 21:12-19). Op het eerste gezicht lijkt Matteüs’ ‘getuigenishandboek’ vol tegenstellingen te zitten. Hoewel hij hen autoriteit geeft om krachtige wonderen te doen, zegt Jezus ook dat zijn discipelen kwetsbaar zullen zijn voor machtige mensen,- ‘als schapen te midden van wolven’. Hij noemt hen ‘kleinen’, maar geeft hen ook verantwoordelijkheid en autoriteit en verwacht van hen dat ze wijs zullen zijn. Hij zegt hen te vertrouwen en niet bezorgd te zijn, maar ook te vrezen en ‘op hun hoede te zijn’. En Jezus verwacht van hen dat ze zo vol vrede zullen zijn dat degenen die hen ontvangen hun vrede zullen ervaren, en dat ze vol vrede zullen blijven, zelfs wanneer ze afgewezen worden!

Nu is het zo dat Matteüs na Jezus’ opstanding, en na het ontvangen van de Heilige Geest, twee dingen te weten gekomen is die hij eerst niet wist. Ten eerste: Jezus zou met hem zijn in ieder moment van getuigen (Med.#87), en zijn Vader zou dat ook zijn (Med.#51). Zelfs wanneer we in een duistere plaats zijn, zal Jezus in ons oor de ‘daglicht’ waarheden fluisteren die we moeten horen; en wanneer we aangeklaagd worden door politieke autoriteiten, of door religieuze en maatschappelijke leiders, dan zal onze Vader ‘in’ of door ons spreken door de Geest. En al zouden deze machtige mensen proberen onze eigen ouders tegen ons op te zetten, dan hebben we nog steeds een Vader die ons nooit in de steek laat en die onze gebeden beantwoordt (Med.#57). Hij zal ons kracht geven om iedere beproeving te doorstaan (Med.#39). Of misschien stuurt hij zelfs wel engelen om ons te verlossen (Med.#40). En Jezus – die de aanwezigheid van de Vader te midden van zijn menselijke beproevingen kende (Med.#41) – begrijpt onze situatie en geeft ons zijn vrede wanneer hij tot ons spreekt door de Geest (Med.#51 en Med.#57).

Ten tweede, deze vrede – die we kunnen overdragen op anderen – komt vanuit weten wie we zijn als volwassen zonen en dochters in het gezinskoninkrijk van onze Vader (Med.#17). Als we onszelf zien als kleine kinderen, dan zullen we problemen hebben met angst en met gevoelens van ouderverlating in tijden van beproeving, en ons afvragen: Waarom beschermde mijn Vader mij niet? Als getuigen met Jezus hebben ook wij volwassen autoriteit en verantwoordelijk gekregen door de Geest om dezelfde werken te doen die Jezus deed (Med.#51). Dus als wij het goede nieuws verkondigen van het gezinskoninkrijk van onze Vader, dan zijn wij ook geroepen om het voor te leven: door te wandelen en te werken met onze Vader zoals Jezus dat deed, en door het ‘mededogen’ van zowel Jezus als de Vader te betonen aan anderen. En wanneer we afgewezen, zwartgemaakt, mishandeld of op het punt staan gedood te worden, dan zijn we nog steeds vervuld met vrede omdat we weten dat wij als volwassen ‘mede-erfgenamen’ met Jezus geroepen zijn om zijn kwetsbaarheid te delen,- als junior partners in zijn lijden (Med.#5).

Ons vertrouwen om zonder vrees dit werk voort te zetten komt voort uit het weten dat onze Vader ons waardeert en ons heel intiem kent. Hij kent niet alleen iedere haar op ons hoofd, maar hij beloont de mensen die ons ontvangen en ons vriendelijk behandelen,- alsof zij het voor Jezus zelf deden. En Jezus zal ons eren als zijn broers (en zussen) voor de troon van onze Vader,- zoals hij deed toen hij opstond om Stefanus te eren toen die getuigenis aflegde voor het Sanhedrin (Hand. 6:15; 7:56). Satan echter wil bepaalde woorden in deze passage misbruiken om ons bevreesd te maken voor God. In de trant van: “Als je niet getuigt van Jezus, of als je hem ‘verloochent’ voor mensen, dan heb je God te vrezen,- als ‘de Ene die zowel de ziel als het lichaam kan verderven in de hel’ (Matt. 10:28 NIV).” Maar deze interpretatie is in tegenspraak met Jezus’ belangrijkste punt: dat zijn discipelen niet bevreesd hoeven te zijn voor God! Wanneer Jezus zegt dat wij ‘hem moeten vrezen die in staat is… te verderven in hellevuur’, dan bedoelt hij dat als een tegenovergestelde van het volle vertrouwen dat we kunnen hebben in onze Vader,- die onze haren telt en voor wie we meer waard zijn dan de kleinste vogeltjes. Dus wie is het dan wel die we moeten vrezen? Aan de ene kant is het de duivel, aangezien hij degene is die ‘de machthebber van de dood’ is (Heb. 2:14-15, Med.#7), en degene die ons zoekt te ‘verslinden’ (1 Pet. 5:8). Hij is degene die ons mee wil nemen naar de hel,- de plaats die God voor hem bereid heeft, niet voor mensen (Matt. 25:41, Med.#89)!

Aan de andere kant moet ik bevreesd zijn voor mijzelf,- dat ik in zelfmedelijden over al mijn ontmoedigingen, falen en zonden, koppig weiger om terug te keren naar mijn Vader en hersteld te worden. Uiteindelijk kan niemand anders mij roven uit de hand van mijn Vader (Med.#65). Verwierp Jezus Petrus onmiddellijk nadat hij hem drie keer verloochend had? Nee! In plaats daarvan zocht hij hem drie keer op: met rechtstreeks oogcontact, met een persoonlijke ontmoeting na zijn opstanding, en ten slotte door hem gelegenheid te geven om publiekelijk opnieuw zijn liefde voor Jezus te bevestigen. En onze Vader is net zo als Jezus (Med.#10). Hij zal ons zoeken als we afdwalen omdat hij niet wil dat iemand van ons verloren gaat (Med.#19, 2 Pet. 3:9). Pas wanneer wij voortdurend deze gestage ‘regen’ van zijn Geest weerstaan – wanneer wij ‘doornen en distels’ voortbrengen in ons leven – dan lopen wij ‘gevaar’ om verloochend te worden en er aan over gelaten te worden om het vurige lot van de duivel te delen (Med.#16, Heb. 6:4-8).

De vrede die mijn hart vervult als ik getuig van Jezus komt niet voort uit een belofte van ongelimiteerde bescherming en succes, maar van de zekerheid van een onverwoestbare eeuwige relatie met mijn hemelse Vader. Door mij – in Christus – te betrekken als zijn partner in het verkondigen en voorleven van zijn gezinskoninkrijk, laat mijn Vader zijn vertrouwen zien in mij als zijn volwassen zoon, zijn volwassen dochter. Ben jij vervuld met vrede in het getuigen van Jezus? Vertrouw jij je Vader? Heb jij het ten volle begrepen,- het goede nieuws van het gezinskoninkrijk dat Jezus kwam brengen?

HET WOORD BIDDEN

Vader, dank u wel dat u mij gekwalificeerd heeft om te delen in het erfgoed van de heiligen in het licht; ik dank u voor alles wat ik kan doen in woord en daad in Jezus’ naam. (Kol. 1:12; 3:17)

Dank u, Vader, dat u mij waardeert en dat u belooft door mij te spreken door uw Geest. Hoewel ik misschien moeiten heb in deze wereld, heb ik ook vrede, omdat ik weet dat u met mij bent. (Matt. 10:20, 29-31; Joh. 16:32-33)

Papa, als mede-erfgenaam met Christus reken ik het als voorrecht om te delen in zijn lijden. Ik zal niet bevreesd zijn omdat ik weet dat niemand mij kan roven uit uw hand. (Rom. 8:15-16; Fil. 1:29; Matt. 10:31; Joh. 10:30)

VOETNOOT

[i] De eerste paragraaf van het Schriftgedeelte is ontleend aan J.K. Mellis, The Good News of the Messiah by the Four Witnesses. Gedeelten uit de tweede paragraaf zijn hier ook aan ontleend, evenals het grootste deel van de derde paragraaf. Waar in deze gedeelten van mijn harmonie van de evangeliën parallelle teksten uit Marcus of Lucas voorkomen (aangezien ik overwegend hun chronologie volg), heb ik hier mijn eigen vertaling gemaakt van de andere verzen van Matteüs 10,- te weten vers 17b-20, 26b en 32a.