(12)

Een nieuwe en volwassen benadering van gerechtigheid

Als Jezus zegt: “wees genadig zoals jullie hemelse Vader genadig is” dan zien veel Christenen niet dat de Vader met ons om wil gaan op een persoonlijk verwantschapsniveau. Sommigen richten zich op Gods geboden zodat ze een zwart-wit standaard hebben waaraan ze hun eigen gerechtigheid kunnen afmeten. Maar zulke mensen, zegt Jezus, zullen het koninkrijk der hemelen nooit binnengaan. Anderen zijn blij om af te kunnen van alle geboden en verboden van de Wet. Maar, zegt hij, dezen zullen klein geacht worden in het koninkrijk der hemelen. Veeleer dan het voorhouden van een nieuwe en onmogelijke standaard van gerechtigheid, houdt Jezus ons een nieuwe relatie met God als onze Vader voor. Als volwassen zonen en dochters in Jezus zijn we geroepen om zijn karakter na te volgen. Dit weekend zag ik een vader wandelen met zijn zoon. Zij droegen dezelfde kleren en hadden dezelfde manier van lopen. Zo wil onze Vader dat ook wij met hem wandelen, zoals Jezus deed,- ‘bekleed’ met ‘rechtvaardige daden’ die zijn karakter weerspiegelen. – Mirela Andras (RoemeniĂ«)

SCHRIFTGEDEELTE

MATTEÜS (5:17-22a GH)

‘Meent niet dat ik ben gekomen om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om af te schaffen maar om te vervullen. ·Want
 totdat ooit de hemel en de aarde verdwijnen, zal er niet Ă©Ă©n lettertje of Ă©Ă©n haaltje uit de Wet verdwijnen, totdat alles zal zijn vervuld. ·Wie dus Ă©Ă©n van deze kleinste geboden ontbindt en zo de mensen onderricht, zal de kleinste worden genoemd in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze zal doen en onderrichten, die zal groot worden genoemd in het koninkrijk der hemelen.’

‘Tenzij jullie relationele rechtvaardigheid [Gr. dikaiosunee][i] die van de Schriftgeleerden en FarizeeĂ«rs ver te boven gaat, zullen jullie echt niet binnenkomen in het koninkrijk der hemelen. ·Jullie hebben gehoord dat is gesproken
: “U zult niet moorden” en ook: “Wie moordt zal onderhevig zijn aan het oordeel”. ·Maar ik zeg jullie dat ieder die uit boosheid handelt tegen zijn broeder onderhevig zal zijn aan het oordeel.’

(5:27-28 GH)

‘Jullie hebben gehoord dat is gesproken: “U zult geen overspel plegen”. ·Maar ik zeg jullie dat ieder die een vrouw bekijkt en haar begeert al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart.’

(5:43-45 GH)

‘Jullie hebben gehoord dat is gesproken: “Liefhebben zult u uw naaste” en “Afwijzen zult u uw vijand”. ·Maar ik zeg jullie: Hebt jullie vijanden lief en bidt voor wie jullie vervolgen. ·Zo zullen jullie zonen [Gr. huioi] worden van jullie Vader in de hemelen. Want zijn zon gaat op over bozen en goeden, en het regent op rechtvaardigen en onrechtvaardigen.’

LUCAS (6:35c-36 GH)

‘Dan zal jullie loon groot zijn en zullen jullie wezen: zonen [Gr. huioi] van de Allerhoogste, want hij is genadig jegens de ondankbaren en de bozen. ·Weest daarom barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is.’

MATTEÜS (5:46-48 GH)

‘Want als jullie liefhebben wie jullie liefhebben, welk loon krijgen jullie dan? Doen zelfs ook de tollenaren niet hetzelfde? ·En als jullie alleen jullie broers en zussen hartelijk groeten en bezoeken, doen jullie dan iets uitzonderlijks? Doen ook zij die gelijkvormig aan de volken zijn geworden [Gr. ethnikoi] niet hetzelfde? ·Weest daarom dus volwassen zoals jullie hemelse Vader volwassen is.’

MEDITATIE

Het beloofde koninkrijk dat wij door Christus binnengaan moet een koninkrijk zijn dat gemodelleerd is naar het rechtvaardige karakter van onze Vader (Med.#15). Als dochters en ‘zonen van het koninkrijk’ (Med.#17) worden wij verondersteld om met hem in ‘relationele rechtvaardigheid’ te regeren, met onze Vader en met elkaar; en daarvoor hebben we een nieuwe en ‘volwassen’ benadering van gerechtigheid nodig. In de bovenstaande tekst suggereert Jezus dat er ook twee onvolwassen manieren zijn om een rechte relatie met God te benaderen in antwoord op het Goede Nieuws.

De FarizeeĂ«rs en Schriftgeleerden hadden 248 geboden gevonden in de Bijbel en 365 verboden in de Geschriften en zij hadden die ‘versterkt met 1.521 verbeteringen’.[ii] Veel kerkmensen benaderen gerechtigheid ook als een systeem van rituelen, disciplines en regels waarin zij onderricht worden door hun leiders. In hun pogen God te behagen of te voorkomen dat zij hem mishagen, raken zulke mensen meestal eenzijdig gericht op zonde,- op zondevermijding, zondebeheersing, of op z’n minst het bepalen van wat wel of niet zondig is. Maar deze benadering verhindert echter een rechte relatie met God omdat het ons gericht houdt op onszelf en ons eigen gedrag; en dat meestal in vergelijking met anderen!

Deze benadering leidt ons er ook toe om vooral te kijken naar de voor de hand liggende zonden die we NIET doen,- zoals moorden of overspel plegen. Maar dan negeren we de onzichtbare zondige stappen die we misschien in ons hart zetten ‘richting’ het zichtbaar begaan van deze zonden,- zoals boze woorden en begerige gedachten. En net zoals de FarizeeĂ«rs en de Schriftgeleerden blijven we dan steeds meer regeltjes toevoegen om te kwalificeren wat zondig is, en gebruiken die om de schijn van gerechtigheid op te houden. Ik ben dan misschien wel van haar gescheiden, maar ik heb het tenminste wel op een wettige manier gedaan. Ik ben dan misschien wel niet zo liefdevol geweest, maar zij is een ‘kwalijk persoon’ en niet echt mijn ‘naaste’. Het houden van een systeem van ‘zondebeheersing’ leidt gewoonlijk alleen maar tot zelfrechtvaardiging en religieuze trots.

Maar het kan ook leiden tot een zich voortdurend onwaardig voelen. Mensen die moe worden van het proberen ‘de schijn op te houden’ nemen vaak genoegen met een ‘tweederangs’ positie in de kerk. Of zij verlaten de kerk, moe van het zich moeten onderwerpen aan het religieuze geweld van leiders die hen beladen met schaamte, of die proberen hen zodanig angst aan te jagen dat ze niet meer durven zondigen. Anderen concluderen dat Gods standaard gewoonweg te hoog is voor gewone mensen en dat alleen Jezus daaraan kan voldoen. En zij vertrekken naar kerken waar de Bergrede niet meer is dan een indrukwekkende staat van morele principes die de geboden in de Wet hebben vervangen.

Jezus’ boodschap aan al deze mensen is dit: ‘met een zondegerichte benadering van gerechtigheid zul je het koninkrijk nooit binnengaan’. Waarom?,- omdat je nog steeds denkt als een minderjarig kind. Het Evangelie gaat niet alleen over vergeving van zonden, maar ook over meerderjarig worden in Christus,- als volwassen zonen en dochters van de Vader (Med.#4 en Med.#8).

OkĂ©. Maar als het dan gaat over volwassen worden, laten we dan de Wet gewoon afschaffen. In Christus zijn we eindelijk vrij! Ho, stop even, zegt Jezus, niet zo snel. Ja. Maar als je gericht raakt op jouw vrijheid en anderen onderwijst om de geboden die je niet aanstaan buiten beschouwing te laten, dan handel je als een onvolwassen tiener. Maar binnen het koninkrijk zal je het dan niet ver schoppen. Volwassen meerderjarigen echter onderkennen dat hun eigen hart het probleem is, en niet de Wet! Wat zowel de ‘systeem-mensen’ als de ‘weg-met-de-regels-mensen’ vergeten, is dat zelfs in het Oude Testament Gods geboden geworteld zijn in de gesteldheid van het hart. Het enige probleem met de Wet is dat zij op zich ‘zwak’ is, zelfs hoewel zij ‘goed’ is. (Rom. 8:3; 7:12-23).

Jezus echter presenteert een derde manier om gerechtigheid na te streven,- een nieuwe ‘volwassen’ manier van wandelen in een rechte relatie [Gr. dikaiosunee][i] met de Vader, waarin we blijven groeien tot volledige ‘volwassenheid’. Proberen de Wet te houden maakt niemand ‘volwassen’ [Gr. e-teleiosen] (Heb. 7:19). Maar als we ons richten op het kennen van de Vader door Jezus, dan kunnen we zijn volwassen ‘zonen’ ‘worden’,- gesterkt door de Geest om ‘volwassen’ te zijn zoals hij ‘volwassen’ is. En als we ons er op gaan richten om op onze Pa te gaan lijken, dan houden we op om te letten op hoeveel beter wij zijn in zondebeheersing dan onze ‘zondige naasten’,- zoals belastingheffende collaborateurs met de vijand, of de Hellenen ‘die gelijkvormig aan de volken zijn geworden’ [Gr. ethnikoi], die in het religieuze systeem van Jezus' dagen niet langer gezien werden als ‘broeder en zuster’ Joden.

Als we ons tot Jezus richten en de Geest ontvangen, dan is er vreugde in de hemel en worden we ‘meerderjarig’ in een nieuwe relatie met God als onze Papa (Med.#4, Med.#20). En zijn woorden tot ons laten zien dat hij blij met ons is: “Jij bent mijn zoon, (mijn dochter), in jou heb ik behagen” (Med.#26; Med.#32). Als we eindelijk die waarheid gaan bevatten, dan stoppen we met ons er zorgen over te maken of we hem misschien mishagen, en beginnen we na te denken over hoe we hem kunnen behagen, en hoe we in de kracht van zijn Heilige Geest meer volwassen kunnen worden zoals hij is.

Zijn Geest zal je ook helpen om in alles het karakter van onze Vader te zien. In de manier waarop elke morgen de zon opkomt, en in de manier waarop de regen de aarde blijft voeden, zul je zijn barmhartigheid zien ten opzichte van zowel slechte als goede mensen. En je zult zijn karakter zien in Jezus,- in de manier waarop hij zijn vijanden vergeeft, en bidt voor zijn beulen. Je zult ook zien hoe snel hij is om je te vergeven als je een leefstijl naleeft van het direct belijden van je eigen tekortkomingen. Als ‘volwassenen’ [Gr. teleioi] – volwassen zonen en dochters – in Christus erkennen ook wij dat wij nog niet ‘volledig volwassen’ [Gr. te-teleiomai] zijn (Med.#56). Maar ons vertrouwen in de liefde van onze Vader motiveert ons om de hulp te zoeken van de Heilige Geest om elk obstakel uit de weg te ruimen dat ons verhindert om ‘volwassen’ te worden zoals onze Pa. Want wij weten dat door te wandelen zoals Jezus wandelde ook wij ‘veranderd zullen worden naar zijn gelijkenis met steeds toenemende heerlijkheid’ (Med.#32). Dat is de ‘volwassen’ benadering van de relationele rechtvaardigheid die Jezus onderwees.

HET WOORD BIDDEN

 Vader in de hemel, moge uw naam geheiligd worden in mijn leven, dat ik volwassen mag worden zoals u volwassen bent,- als ik met u wandel in dit leven, zoals ook Jezus dat deed.  (Matt. 6:9; 5:48; 1 Joh. 2:6)

VOETNOTEN

[i] Zie voetnoot, Med.#11.

[ii] Philip Yancey, Jezus zoals ik hem niet kende, Jongbloed, 1997, Hoofdstuk 7.